'Ik hoop iedere dag
dat ik iets voor een
ander kan betekenen'
In gesprek met Maria Louwerse-
Zimmerman
zé 31
Ze werd geboren in Jakarta, groeide op in de provincie Groningen en
ontdekte de liefde bij de Koninklijke Marine. Niet alleen persoonlijk
maar ook professioneel, want bij de marine zette ze haar eerste
archiefstappen. Nu werkt Maria Louwerse-Zimmerman als bevlogen
archiefinspecteur bij Erfgoed Leiden en Omstreken. Een portret.
I i
Fransien Smeets Burgerlijke Stand
Maria Louwerse-Zimmerman (foto's part. coll.).
Je bent afkomstig uit Indonesië maar
opgegroeid in de provincie Groningen.
Hoe ben je daar beland?
'Ik ben in 1956 in een ziekenhuis in
Jakarta geboren. Mijn ouders komen uit
het voormalig Nederlands-Indië. Door
het huwelijk met mijn vader kreeg mijn
moeder de Nederlandse nationaliteit.
Mijn vader heeft na de Tweede Wereld
oorlog lang gehoopt in zijn geboorteland
te kunnen blijven wonen. Mijn groot
vader was al naar Nederland vertrokken
en had zich met zijn gezin in Delft
gevestigd. De levensomstandigheden
werden dusdanig dat mijn ouders zich
met hun vier kinderen gedwongen
zagen Indonesië te verlaten. We vertrokken
op 8 april 1957 met het passagiersschip
MS Johan van Oldenbarneveldt via Kaap
de Goede Hoop en Las Palmas naar
IJmuiden, waar we op 11 mei 1957 aan
kwamen.
Mijn vader moest bij aankomst in
Nederland om gezondheidsredenen
rechtstreeks naar een sanatorium in het
Maria, 9 maanden oud.
hoge noorden. Ons gezin woonde eerst in
een pension in Roden, later in Appelscha.
Die omgeving beviel zo goed dat mijn
ouders besloten, tot teleurstelling van
grootvader Zimmerman, in het noorden
te blijven. Toen iedereen gezond was
verhuisden we naar een woning in
Musselkanaal. Begin jaren zestig van de
vorige eeuw woonden er weinig
allochtone gezinnen, maar de mensen
waren oprecht vriendelijk en hielpen ons
waar ze konden zonder daarover veel
ophef te maken. In Musselkanaal ging ik
naar de kleuterschool en voelde me er
als een vis in het water. In de tweede
klas van de lagere school werd mijn
vredige leventje wreed verstoord omdat
we naar een grotere woning in het
naburige Stadskanaal moesten
verhuizen. Mijn ouders hadden het
evenals veel andere gezinnen in de
omgeving niet breed. We waren dan ook
blij met grote werkgever Philips, die
indirect zorgde voor andere werkgele
genheid. We woonden precies tegenover
de Philips-fabrieken waar eerst telefoon
centrales werden geproduceerd, daarna
halfgeleiders en beeldbuizen. Dagelijks
zag ik zo'n dertig bussen met Philips-
personeel arriveren en vertrekken. In
1970 werkten er meer dan drieduizend
mensen die van heinde en verre
kwamen. Toen in de jaren zeventig de
menskracht werd vervangen door
machines en onderdelen van de fabriek
32 2014 nummer 2