Integriteit Onderzoek Intrinsieke waarde Conclusie evidence" (Bearman 1997, 84). Deze ethiek werd door latere archivarissen verder ontwikkeld: in de jaren 50 van de vorige eeuw stelden zij dat alle fysieke kenmerken, tot naaigaten aan toe, bewijslast hebben en om die reden nooit vernietigd of door reparaties verdoezeld mogen worden. In de loop van de 20e eeuw ontwikkelden restauratoren een ethische code, onder andere gebaseerd op het principe van minimal intervention. Restauratoren worden geacht de esthetische, historische en spirituele betekenis en de fysieke integriteit te respecteren van de objecten die aan hun zorg worden toevertrouwd. Hierbij moeten ze wel het gevraagde of gewenste gebruik van de objecten in acht nemen, wat bij archiefstukken geïnterpreteerd kan worden als zorgen dat ze in zodanige staat gebracht of gehouden worden dat ze geraadpleegd kunnen worden. Hiertoe moet minimaal ingegrepen worden en zoveel mogelijk origineel materiaal behouden blijven. Voor een moderne restaurator is een 'authentiek' document het document zoals het voor haar of hem op tafel komt, omdat elke andere staat waarin het verkeerde alleen in de verbeelding of herinnering van de beschouwer bestaat (Munoz Vinas 2005). Dat betekent een spraakverwarring als restauratoren en archivarissen het met elkaar over authenticiteit hebben. De restaurator verwijst naar de huidige staat van het document; de archivaris naar de tekstuele inhoud en betekenis van het document, die moeten overeenkomen met de fysieke eigen schappen die het meekreeg bij het opstellen ervan. Toch betekent ingrijpen in de vorm van een object voor beiden dat in de authenticiteit ervan ingegrepen wordt, acceptabel als het om het hogere doel van raadpleegbaarheid gaat. Restauratoren leggen de grens echter bij fysieke raadpleegbaarheid van het origineel, waar archivarissen tegenwoordig neigen naar raadpleeg baarheid in digitale vorm - wat kan leiden tot verdergaand ingrijpen in de originele vorm terwijl dat niet bijdraagt aan het behoud ervan en tegen de ethische code van restauratoren in gaat; The Conservator-Restorere shall recommend proper reproduction procedures in order not to damage the original" (ECCO 2003). Den Teuling definieert integriteit als: "Eigenschap van een archiefstuk of archiefbestanddeel dat zijn vorm, inhoud en structuur bij raadpleging gelijk zijn aan de vorm, inhoud en structuur op het tijdstip dat het werd ontvangen of opgemaakt" (Den Teuling 2007, 18). Dat betekent dat een gedigitaliseerd document integriteit verloren heeft: het is geen fysiek maar een virtueel document, en daarmee dus een heel ander object. Uit interviews met onderzoekers blijkt dat het doel van het onderzoek bepaalt of de fysieke vorm van belang is of niet. Wordt het document gebruikt als primaire bron, om bijvoorbeeld beslissings processen te reconstrueren, dan is het belangrijk dat alle karakteristieken van het object bestudeerd kunnen worden, zowel tekstueel als fysiek. Het is ook belangrijk om zeker te weten dat alle beschikbare documenten gedigitaliseerd en vindbaar zijn. Gaat het om een secundaire bron, die informatie geeft over iets anders dan het archief zelf, dan kan het genoeg zijn om alleen de tekst te hebben, aannemende dat die tekst betrouwbaar is en het oorspronkelijke document authentiek. Originelen zullen voor onderzoekers dus belangrijk blijven als verificatie van digitaal gevonden informatie en 'onderzoeksbehoeften' worden gediend door altijd toegang te geven tot die originelen - ook al is er een digitale kopie beschikbaar. Het is lastig om te bepalen welke elementen of karakteristieken van documenten intrinsieke waarde hebben en daarom bewaard moeten blijven, omdat het belang dat eraan gehecht wordt kan veranderen in de loop van de tijd. Pearce-Moses beschrijft intrinsieke waarde als: "The usefulness or significance of an item derived from its physical or associational qualities, inherent in its original form and generally independent of its content, that are integral to its material nature and would be lost in reproduction" (Pearce-Moses 2005). Met deze definitie is het nog lastig intrinsieke waarde te definiëren, omdat dit vaak subjectief en afhankelijk van de context is. Duidelijk is wel dat deze waarde digitaal niet of nauwelijks weer te geven is en dat restauratie van het origineel terug houdend moet zijn. De ethische codes van archivarissen en restauratoren gaan uit van het behoud van fysieke vorm omwille van het belang van authenticiteit en integriteit van het origineel. Soms moet die fysieke vorm echter wel aangetast worden, als het erom gaat de raadpleegbaarheid van het origineel te garanderen. Als een archiefstuk gedigitaliseerd wordt, wordt de inhoud ervan breed toegankelijk en zal het origineel minder geraadpleegd hoeven worden. Hierdoor wordt dat origineel behoed voor al teveel fysieke raadpleging met alle (risico's van) mechanische schade van dien. Tegelijkertijd betekent digitale raad pleging dat bepaalde aspecten van het origineel minder zichtbaar zijn, omdat de focus bij digitalisering ligt op leesbaarheid van de tekst en niet op die van de fysieke vorm. Vouwen in een brief, zegels, constructie van gebonden delen, formaat: het zijn allemaal kenmerken die veelal grotendeels verdwijnen bij een digitale weergave. Een digitale reproductie zal daarom nooit een origineel kunnen vervangen. Het aanpassen van originelen om ze te kunnen digitaliseren, druist in tegen de ethische codes van archivarissen en restauratoren. Vaak wordt gezegd dat digitale beschikbaarheid de toegankelijkheid van archieven vergroot en dat dat reden genoeg is om de originelen zo aan te passen dat ze gedigitaliseerd kunnen worden. Die beschikbaarheid geldt echter alleen voor de tekstuele inhoud. Voorkomen moet worden dat na digitalisering een archief overblijft dat een aantal fysieke kenmerken en daarmee mogelijke bronnen van informatie is kwijtgeraakt. Digitalisering is een waardevolle manier om de wereld te tonen welke schatten in de archieven bewaard worden. Digitale reproducties moeten echter gezien worden als afgeleiden van originelen en niet als vervanging ervan. De digitale kopie geeft veel informatie maar nooit zoveel als het origineel zelf, dat historische, emotionele en sociale karakteristieken en waarden omvat. Dit betekent dat de originele archiefstukken in een zo originele en betrouwbare staat als mogelijk gehouden moeten worden, nummer 9 2012 15

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 15