voor de alfagroep met van toen af aan een vaste keuze voor een studie geschiedenis, waarin mijn vader ook geïnteresseerd was. De mij veelvuldig gestelde vraag of ik verwant was aan de internationaal beroemde Belgische historicus Henri Pirenne (1862-1935), heeft mij mede in die richting gestuwd. Mijn vader was na zijn naturalisatie tot Nederlander op 28 mei 1928 de eerste en enige Pirenne in ons land. Zijn tot dan toe geboren kinderen, onder wie ik, volgden hem." "Dat ligt iets ingewikkelder. In 1948 werd ik als student door professor Goossens naar het stadsarchief van 's-Hertogenbosch gestuurd. Daar kon de stadsarchivaris wel hulp (en een mogelijk opvolger) gebruiken. Toen ik bij Ebeling kwam, klopte ik aan, hoorde "binnen" maar zag niemand: Ebeling zat verborgen achter stapels boeken. Faust in zijn alchemistenrol. Er waren ook spinnenwebben en er lag nog puin van een inslag van de oorlog. Het leek gewoon op een uitdragerswinkel! Na Ebeling had ik een gesprek met het voltallige college van Burgemeester (Loeff) en Wethouders; ik was 24 jaar. Toen ik in 1948 reeds als student een functie kreeg aan het Stadsarchief van 's-Hertogenbosch, ontstond er een probleem: een stage bij de zittende stadsarchivaris, benoemd in 1910 en niet academisch geschoold, was onmogelijk. Er werd een ingewikkelde constructie gemaakt waarbij mejuffrouw E.H. Korvezee, in 1949 benoemd tot rijksarchivaris in Noord-Brabant, die taak op zich nam in een tijdschema van halve dagen gedurende twee jaren (1951 1953)." "Een archiefschool bestond niet meer c.q. nog niet. Het was allemaal zelfstudie op basis van het vakkenpakket voor het examen hoger archief ambtenaar. Ik moest boeken lezen: Nolet-Boeren voor kerkgeschiedenis, Fockema Andraea voor recht en Capelli voor Latijnse paleografie. Ik moest zelf de discipline opbrengen om te gaan lezen. 's Morgens ging ik dan eerst als stagiair naar het rijksarchief, 's middags (na het overlijden van Ebeling op 27 januari 1953) als eenling naar het gemeentearchief. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat mejuffrouw Korvezee het haar leerling niet te moeilijk maakte met de opdracht tot inventarisatie van de archieven van drie kantongerechten." "Mede door het overlijden van Ebeling was het voor mij wel een zware tijd. Je was baas, leerling en bediende tegelijk, maar tegelijkertijd was ik binnens kamers ook vrij man. Het gevoel van je eigen weg te kunnen gaan, heeft mij later niet verlaten en naast spanning beslist ook voordeel gebracht." "Zoals ik net schetste, kon ik in grote autonomie daar mijn werk doen. In de gemeentelijke administratie werd het archief tot dan toe beschouwd als het privédomein van de archivaris. Het archief was gepersonifieerd, een situatie die zich toen bij vele gemeenten heeft voorgedaan, met name buiten de Randstad. Het archief was Pirenne en daarvoor Ebeling. Het was geen dienst maar een persoon. Dat gaf wel iets gemoedelijks en vertrouwelijks. De archivaris was een soort factotum in de stad. Meestal een keurige heer. Ik was dan een kleine heer, maar toch... Als Ebeling (vóór 1948) ziek was, was het archief gesloten. Dat begin van mijn werk verbaast me zelf soms ook: het gemoedelijke, vertrouwelijke, maar ook het eenvoudige. Het archief van Den Bosch was een beetje achterop geraakt. Ebeling had Louis op de terugweg van zijn eerste werkdag te 's-Hertogenbosch, 1 juli 1948 (foto onbekend/part. coll.). Hoe bent u van historicus archivaris geworden? "In 1943 waren de universiteiten gesloten en het duurde tot juni 1945, dat ik naar het zwaar getroffen Nijmegen kon reizen voor een studie geschiedenis aan de katholieke universiteit (thans Radboud) aldaar. (In mijn autobiografie De archivaris vertelt. Tilburgse en Bossche herinneringen heb ik aan mijn studietijd in Nijmegen en Fribourg een uitvoerig hoofdstuk gewijd.) Als enige van de studenten geschiedenis koos ik voor het archiefwezen. Ik had er in Tilburg kennis mee gemaakt doordat drs. Harry Schurink, gemeentearchivaris aldaar en mijn overbuur in de Tilburgse Tuinstraat, mij al eens een blik in de keuken had gegund. Klein van gestalte had zich bovendien bij mij de gedachte vastgezet, dat het houden van orde in een klas van opstandige pubers voor mij bij voorbaat moeilijk zo niet onmogelijk zou zijn. In latere jaren bemerkte ik dat er nogal wat historici, neerlandici en classici na een periode in het onderwijs om diezelfde reden een overstap hadden gemaakt naar het archiefwezen." Heeft u toen de archiefopleiding gevolgd? Hoe was het werken in het Bossche Stadsarchief in die naoorlogse jaren? Pirenne als stadsarchivaris van 's-Hertogenbosch in de door hem 'deftig' ingerichte archivariskamer, 17 maart 1956 (foto 'Het Zuiden', 's-Hertogenbosch/coll. Stadsarchief 's-Hertogenbosch). 38 2012 nummer 4

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 38