Uitgelezen het hem aan capabele kanunniken ontbrak. Aan de bepaling dat tenminste zes kanunniken over een universitaire graad in Romeins of canoniek recht of in de theologie moesten beschikken, werd in de praktijk dan ook niet voldaan. Het lot van dit kapittel werd bezegeld met de komst van de Fransen. In 1798 werd een wet van kracht waarbij alle kapittels werden afgeschaft. Waar een aantal kanunniken aanvankelijk nog hoop koesterde op herstel van de oude orde, bleek de opheffing van het kapittel onomkeerbaar. Na meer dan tien eeuwen kwam er definitief een einde aan de stichting van Wiro en de zijnen. Nalatenschap Daarbij heeft hij er bewust voor gekozen om de stukken van het kapittel uit de periode vóór 1569 in één verband te brengen met die uit de periode daarna. Anders dan in navolging van J. Habets, de eerste rijksarchivaris in Limburg, lange tijd is gesteld, was er volgens Venner bij de inrichting van het kathedraal kapittel geen sprake van een breuk in de ontwikkeling van het kapittel maar van een transformatie. Bij de verheffing tot kathedraal kapittel bleven alle oude kanunniken immers gewoon in functie en het hele vermogen bleef intact; wel kregen de kanunniken er een aantal taken bij en werden de inkomsten van de proosdij toegewezen aan de bisschop. Diefstal Wie de inventaris doorneemt, ziet in de administratieve organisatie van het kapittel inderdaad geen breuk in 1569. Wel valt op dat van de belangrijkste series, zoals de resolutieboeken en de registers over de goederenadministratie, geen delen bewaard zijn uit de periode voor 1569. Afgezien van een cartularium uit de vijftiende eeuw resteren uit die periode überhaupt geen andere stukken dan losse charters. Dat de charters uit de periode voor de verhuizing naar Roermond op twee handen te tellen zijn - de oudste dateert uit 1297 - wekt geen verbazing in het licht van de klachten over de herhaalde diefstallen. Al in 1241 zouden rovers een groot deel van de kerkschat hebben meegenomen, waaronder alle privileges en bezegelde akten. De inventaris beschrijft ook de bij het kapittelarchief gedeponeerde archivalia van het Sint Hieronymusklooster in Roermond en het klooster van het Heilig Graf te Odiliënberg die tegelijk met de goederen van deze instellingen in respectievelijk 1582 en 1639 door het kapittel werden verworven. Een gemis is dat, waar zoveel woorden aan de geschiedenis van het kapittel worden gewijd, de ontstaansgeschiedenis van deze beide instellingen nauwelijks aandacht krijgt. Wel heeft Venner veel werk gemaakt van de regesten op alle in het archief berustende akten uit de periode voor 1500, zowel de originele charters als die welke in afschrift zijn overgeleverd, meer dan 300 nummers in totaal. Wie hiervan kennis wil nemen of gebruik wil maken van de naamindex op de inventarisbeschrijvingen, zal de gedrukte uitgave van de inventaris moeten aanschaffen, aangezien op de website van het RHCL alleen van de inventaris en de inleiding een digitaal doorzoekbare versie is te vinden. Waar zoveel energie is gestoken in de reconstructie van het kapittelarchief, bevreemdt het dat een concordans ontbreekt - voor wie de oudere literatuur over het kapittel raadpleegt zeker een handicap. Ook is het jammer dat in de gedrukte uitgave de lijsten van proosten, dekens, scholasters, cantores en rentmeesters in de voetnoten terecht zijn gekomen (noot 51, 63, 68, 72, 80); deze waren meer tot hun recht gekomen in een aparte bijlage. Dat neemt niet weg dat het RHCL met de publicatie van deze inventaris een belangrijke bijdrage levert aan de ontsluiting van het Limburgse verleden. Ook voor de studie van het kapittelwezen en het bisdom Roermond is de inventaris van grote waarde. Inventarissen verschijnen tegenwoordig nog maar zelden in druk maar gelet op de bijzondere betekenis van dit archief is die inspanning in dit geval zeker gerechtvaardigd. De archivalische nalatenschap van dit kapittel, die tegenwoordig berust bij het Regionaal Historisch Centrum Limburg, is recentelijk opnieuw geïnventariseerd door G.H.A. Venner. Ofschoon het archief verre van volledig is overgeleverd - de huidige omvang bedraagt 1,7 meter en 393 charters - heeft deze her inventarisatie toch uitgemond in een 318 bladzijden tellende inventaris. Veel ruimte wordt besteed aan het beschrijven van de historische ontwikkeling van het kapittel, waarbij vooral de periode vanaf 1361 uitvoerig aan bod komt. Als zodanig vormt deze inleiding een belangrijke aanvulling op eerdere studies naar het verleden van dit kapittel. Ook de lotgevallen van het archief na de opheffing van het kapittel krijgen royaal de aandacht. Nadat het archief in de negentiende eeuw op bedenkelijke wijze in handen was gekomen van een particuliere verzamelaar, werd het in 1874 geveild. Door het ontbreken van een gecoördineerde aanpak van overheidswege raakte het archief bij deze veiling verdeeld over een groot aantal eigenaren. Het grootste gedeelte ervan werd aangekocht door de stad Roermond en het seminarie aldaar, maar ook andere gemeenteen en diverse historisch geïnteresseerde particulieren wisten stukken uit het archief te verwerven. In de loop van de twintigste eeuw heeft het Rijksarchief Limburg de belangrijkste delen in beheer gekregen. Maar nog heel recent doken enkele charters uit het kapittelarchief op in een familiearchief dat in 2006 bij het RHCL, als opvolger van dat rijksarchief, in bewaring werd gegeven. Het is de verdienste van Venner dat nu alle bij het RHCL berustende onderdelen weer in één archief zijn herenigd. Kaj van Vliet rijks- en gemeente archivaris, Het Utrechts Archief (benoemd tot gemeentearchivaris per 1 april 2012). nummer 4 2012 33

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2012 | | pagina 33