Er is nog veel onderzoek
nodig.
Doel is niet kennis
vermeerderen, maar
advertenties verkopen.
Advertenties verkopen
Private ondernemingen als Google
dicteren ook de manier waarop in
informatie op het internet kan worden
gezocht.2 Mensen die informatie zoeken
zijn eraan gewend geraakt in een
zoekschermpje trefwoorden in te vullen,
en dat willen ze dus ook als ze online in
archieven zoeken. Archivarissen die
informatie aanbieden zijn eraan gewend
geraakt een zoekschermpje mee te
leveren waar trefwoorden kunnen
worden ingevuld. De wetenschap dat
deze manier van zoeken niet bij uitstek
geschikt is voor het onderzoek in
archieven, die immers bestaan uit
informatie die hiërarchisch
gestructureerd is, heeft deze
ontwikkeling niet kunnen stuiten.
De noodzaak tot onderzoek
Archivarissen hebben zich verplicht om
archieven in hun context voor onderzoek
beschikbaar te stellen, om bij hun
informatiebemiddeling iedereen
gelijkelijk te behandelen en dus om de
voorwaarden voor een zo groot
mogelijke diversiteit bij de interpretatie
van archieven te handhaven. Maar het is
niet gemakkelijk om het ontsluitings-
geweld van de commerciële
informatiebemiddelaars het hoofd te
bieden. Dat is een kwestie van geld,
maar ook een kwestie van kennis. "De
bibliothecaris en archivaris zullen heel
goed thuis moeten zijn in hoe ze hun
doelgroepen de benodigde informatie
kunnen laten vinden", zegt Ewoud
Sanders. "Bibliothecarissen en
archivarissen moeten digitale
specialisten worden. Specialisten in het
digitaal zoeken op hun eigen gebied."3
Er is nog veel onderzoek nodig om vast
te kunnen stellen met welke strategieën
en methoden de toegankelijkheid van
archieven op het internet kan worden
bevorderd. Naar het zoekgedrag van de
online archiefgebruikers is al heel wat
onderzoek gedaan4, maar we weten van
hen toch nog lang niet genoeg. Wie zijn
het, wat willen ze en hoe gedragen ze
zich? Hoe stellen ze vast welke
archiefinstellingen en collecties van
primaire bronnen voor hen van belang
zijn en hoe zoeken ze in die collecties?
Waardoor en door wie worden hun
vragen en hun zoekgedrag gestuurd en
wat betekent dat voor de validiteit en
de betrouwbaarheid van hun
zoekresultaten? Hoe kunnen ze door
archiefinstellingen worden geholpen om
archiefstukken in hun context te traceren
en te interpreteren en hoe kunnen
archiefinstellingen hun zoekgedrag in de
gewenste richting beïnvloeden? Hier
moeten we veel meer over te weten
komen.
Onderzoek op het gebied van digitale
toegankelijkheid zal zich onder meer op
de inrichting en het gebruik van
zoekmachines moeten richten. De
standaardzoekmachines houden
onvoldoende rekening met de
betekenisvolle structuur die door
archiefvormers in hun archieven is
aangebracht en door archivarissen in
hun toegangen worden
gerepresenteerd. De manier waarop ze
zoekresultaten presenteren is niet
toegespitst op de complexe structuur
van archiefmateriaal en staat haaks op
archivistische ordeningsprincipes.
Onderzoek kan leiden tot verbetering
allemaal, zoals Ewout Sanders in het
februarinummer van het Archievenblad
tot zijn ongenoegen constateerde. "Als
je rechtsreeks op websites naar dingen
zoekt, dan vind je ze vaak niet", stelde
hij vast. "Als je die website vervolgens
benadert met Google, dan vind je het
wel. Ze zouden eigenlijk op deze
sites moeten zetten: 'Wij kunnen heel
goed collectie-onderdelen digitaliseren,
maar we hebben geen geld en
mankracht om ervoor te zorgen dat u
hier echt goed kunt zoeken. Als u bij ons
wilt zoeken dan kunt u dat via Google
doen op de volgende manier.'"1
De archiefwereld op het internet is
minder non-custodiaal dan ze voorgeeft
te zijn. De commerciële informatie
bemiddelaars zijn de nieuwe,
onzichtbare poortwachters. Ook bij
archieven bepalen ze waar mensen in
kunnen zoeken, hoe ze kunnen zoeken
en wat ze kunnen vinden.
Toegankelijkheid is daarbij een middel.
Doel is niet kennis vermeerderen, maar
advertenties verkopen. Ze zijn er niet op
ingericht om informatie op basis van
inhoud en kwaliteit te waarderen en in
een bredere context te plaatsen, maar
om elke gebruiker te laten vinden wat
hij zoekt en om elke adverteerder in
contact te brengen met de gebruiker die
belangstelling heeft voor zijn product.
Net als professionele informatie
bemiddelaars brengen ze een rangorde
aan in de gegevens die het gevolg zijn
van een zoekactie. Alleen is die
rangorde niet gebaseerd op dezelfde
professionele criteria, maar op de
populariteit van webpagina's in relatie
tot de persoonlijke interesses en
voorkeuren van degenen die de
zoekmachine gebruikt en de groepen
waar hij deel van uitmaakt. Die
interesses en voorkeuren zijn afgeleid
uit zijn eerdere zoekgedrag en de
geweldige hoeveelheid sporen die hij
verder nog op het internet heeft
achtergelaten. Ook andere webbedrijven
personaliseren en customiseren de
informatie die vrienden en andere
klanten over zichzelf verstrekken. "Als u
hierin geïnteresseerd bent, dan heeft u
waarschijnlijk ook belangstelling voor
dat", "als u dit leuk vindt dan kunnen
we u ook een plezier doen met dit". Ook
wanneer het om kennisproductie gaat,
bepalen je vrienden je voorkeuren en
feitelijk ook voor een belangrijk deel je
keuzemogelijkheden.
Het internet heeft niet zozeer de
ontsluiting van archieven
gedemocratiseerd, als wel de
toegankelijkheid van archieven
gecommercialiseerd. Deze
commercialisering biedt meer voordelen
voor kopers en verkopers, dan voor
onderzoekers: gevestigde kennis,
oordelen en vooroordelen worden
bevestigd en de interpretatievrijheid
wordt al gauw beperkt. Bovendien
hebben bedrijven als Google niet de
plicht zich publiekelijk te verantwoorden
voor de kwaliteit van de informatie en
de informatiebemiddeling. Hun
methoden zijn hun bedrijfskapitaal en
dus geheim. Niets wijst erop dat er met
hun bedrijfsfilosofie iets mis is, maar
een gevoel van ethiek en publieke
verantwoordelijkheid, die in de
informatieprofessies en in het
archiefbestel zijn ingebakken, mogen
we bij hen niet verwachten.
20 2012 nummer 4