Nieuwe denkkaders Toenemende afstand Historici en archivarissen 2 N.C.F. van Sas heeft de totstandkoming van deze erfgoedinstellingen uitgebreid beschreven in: De Metamorfoze van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900 (Amsterdam 2005). 3 Pierre Nora, 'Between memory and history: les lieux de mémoire' in: Representations 26 (1989) 7-24. 21 informatiewereld nog plaats voor die exclusiviteit? De boeken van De Groot en van Blouin en Rosenberg tonen op overtuigende wijze aan dat er, om in de terminologie van Nora te blijven, nieuwe grensstenen worden opgericht die op een heel andere wijze dan we gewend waren het heden van het verleden afbakenen. De Groot laat in Consuming history zien dat de vernieuwing in de geschiedbeoefening eigenlijk vooral van de zijde van de niet-professionele historici komt. Die geschiedbeoefening drijft verder weg van de tekst en er komt virtuele, materiële en levende geschiedenis voor in de plaats. De virtuele revolutie zal volgens hem uiteindelijk leiden tot vernietiging van de eurocentrische dominantie van erfgoedinstellingen als musea en archieven. En wat in zijn optiek nog belangrijker is: de academische geschiedbeoefening zal niet langer het monopolie hebben op het valideren van historische kennis. Dit verlies aan gezag van de bestaande instituties leidt, zo voorspelt hij, onherroepelijk tot nieuwe denkkaders en nieuwe benaderingen voor geschiedbeoefening. Voor professionele historici zit de vernieuwing waarschijnlijk niet zozeer in de vorm van het eindproduct (het schrijven van boeken), maar wel in de methoden van geschiedkundig onderzoek. De 'cultuur van de overvloed' zal de historici hiertoe dwingen. Processing the Past van Blouin en Rosenberg is wat traditioneler van opzet en voorzichtiger van toon dan het boek van De Groot. De auteurs van beide boeken zijn het echter volledig eens over de enorme implicaties die digitalisering heeft voor het historisch bedrijf. Waar ze het ook over eens zijn, is de enorme voorsprong die archivarissen hebben op professionele historici in het anticiperen op die nieuwe (informatie)werkelijkheid. Processing the past kan het best gekarakteriseerd worden als een gesprek tussen de archivaris (Blouin) en de historicus (Rosenberg). Vanuit de gemeenschappelijk basis waaruit de geschiedwetenschap en de archivistiek lange tijd broederlijk optrokken, schetsen de auteurs de ontwikkelingen die geleid hebben tot wat ze de archival divide noemen: de steeds toenemende afstand Foto: Jeroen Trispel. tussen en verschil in het werk, opleiding en referentiekader van archivarissen en historici. Blouin en Rosenberg betonen zich in hun boek tamelijk somber over de invloed die historici nog zullen hebben op de keuze van de informatie die in een cyber omgeving beschikbaar zal zijn. Werden historici in een papieren omgeving nog betrokken bij de vraag welke archieven bewaard dienden te blijven, in een digitale omgeving komen ze buitenspel te staan. Terwijl de grensstenen van Nora nog een scheidslijn markeerden tussen de eigen tijd en de kunstmatige herinneringen die in de vorm van artefacten uit het verleden in de daarvoor opgerichte instellingen werden bewaard, de nieuwe grensstenen hebben eerder de vorm van toegangspoorten. Ze markeren niet zozeer de grens met een wereld die niet meer bestaat, maar bieden toegang tot de virtuele wereld waar heden en verleden veel minder van elkaar gescheiden zijn. Het beheer van de traditionele historische archieven was gebaseerd op een retrospectief perspectief: enige tijd na vorming van de archieven werd van buitenaf en vanuit verschillende belangen naar de archieven gekeken (administratief, juridisch, cultureel, historisch) om zo waarde toe te kennen. In de digitale content management systemen is het perspectief volgens de auteurs echter van binnen naar buiten gericht. De digitale agenda voor archivarissen is, zo schrijven ze, het professionele discours gaan beheersen en bepaalt de identiteit van de professionele archivaris van vandaag. Hoe die identiteit er dan uitziet, wordt echter niet erg duidelijk. Ondanks de archival divide vinden Rosenberg en Blouin het van wezenlijk belang dat archivarissen en historici met elkaar in gesprek blijven. Historici, maar ook andere wetenschappers, kunnen belangrijke hulp bieden in het oplossen van een kritisch probleem voor de beheerders van digitale archieven: hoe hun archieven op een betekenisvolle manier voor gebruikers beschikbaar te stellen? Want, zo concluderen Blouin en Rosenberg, ondanks alle grote veranderingen in de archiefprocessen en technologieën, blijft de kernactiviteit van de archiefinstellingen toch om te onderzoeken, te begrijpen en te documenteren wat er gebeurd is. De auteurs vermoeden dat veel archivarissen die opgeleid zijn vanuit een informatiewetenschappelijk perspectief het idee verwerpen, maar de inherente historiciteit van archieven betekent in hun ogen dat het soort vragen dat wetenschappers willen stellen aan documenten, een even belangrijke factor blijft als het vaststellen van de institutionele en bewijswaarde ervan. Archivarissen zullen hun rol van adviseur en beheerder slechts kunnen behouden als ze begrip en kennis hebben van de historische lading die (impliciet) in het materiaal verweven zit. Kortom: archivarissen en historici hebben elkaar nog steeds nodig. Noten 1 NRC-Next, 16 september 2011. Charles Jeurgens hoogleraar Archivistiek aan de Universiteit van Leiden en werkzaam bij het Nationaal Archief. nummer 9 2011

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 21