Het systeem van Von Erath Afdeling 171 in de database weliswaar voor de Nassause geschiedenis van belang, maar leggen ze nauwelijks getuigenis af over de Nederlandse historie. De zojuist genoemde afdelingen daarentegen, documenteren ook uitgebreid de Nederlandse geschiedenis. En wel in die mate dat zonder dit veel omvattende bronnenmateriaal de Oranjegeschiedenis en die van Nederland niet volmaakt is. De afdelingen zijn ontstaan door het bijeenbrengen van de archiefbescheiden van de genoemde Nassause linies. In de vroege achttiende eeuw waren de huizen Nassau-Hadamar en Nassau- Dillenburg, evenals de beide takken van het huis Nassau-Siegen, uitgestorven. De enige overblijvende linie - Nassau- Diez - die in 1703 het huis Oranje- Nassau erfde, besloot daarop om alle archief-documenten van de bestaande deelarchieven te verenigen op de plaats waar het archief van alle deellinies zich al sinds 1607 bevond. En zo dwarrelden meer dan 7.000 oorkonden en ongeveer 30.000 banden in het rustige residentie stadje Dillenburg neer. Ze stelden de speciaal benoemde archivaris Anton Ulrich von Erath (1709-1773) voor de enorme taak orde te scheppen en het terugvinden van stukken mogelijk te maken. Daarvoor werd tussen 1764 en 1766 een eigen archiefgebouw opgericht: de oudste vorm van archief- utiliteitsbouw in Duitsland. Met moeite scheidde Von Erath als eerste de oorkonden van de akten en liet hij ook afschriften van oorkonden opstellen. Maar met name de omvang van het overgeleverde materiaal speelde hem parten. En niet alleen hem; nog tot zeer recent moesten gebruikers in het Hessische Hoofdstaatsarchief zich behelpen met het verdienstelijke, maar in de gegeven omstandigheden ontoereikend gebleven ontsluitingswerk van Von Erath. De brand in het slot te Dillenburg tijdens de Zevenjarige Oorlog, en de overdracht van archiefbescheiden aan het Pruisische archief te Münster en Koninklijk Huisarchief te Den Haag in 1816, hadden slechts een geringe decimering van het enorme archief tot gevolg. Ook de vernietiging van stukken en overbrenging naar andere bestanden had weinig invloed op de omvang. Uiteindelijk bevond zich daardoor te Dillenburg, later Idstein (Taunus) en sinds de late negentiende eeuw te Wiesbaden, het meer dan indrukwekkende aantal van 467 strekkende meter aan archief stukken. En dat is exclusief de hiertoe behorende, maar door Von Erath afgezonderde 42 meter correspondentie en 336 meter rekeningen. Wie ooit als onderzoeker met dit grote archief in aanraking is geweest zal een klaagzang hebben aangeheven, want een gericht onderzoek was onmogelijk. Een kwart eeuw lang (1747-1773) werkte Von Erath aan de ordening en beschrijving van het enorme conglomeraat aan schriftelijke overlevering dat zich uitstrekte van de 16e eeuw tot in zijn tijd, de vroege jaren 1740. De archivalia vanaf ongeveer 1743 werden tot het bestand 'Landsregering te Dillenburg' (afdeling 172) omgevormd, zodat het oude Dillenburgse archief - met uitzondering van de leenakten - een afgesloten geheel vormde. Een aan zienlijk aantal oorkonden en afschriften gaat verder terug in de tijd en vormt daardoor, naast het bestand van oorkonden, een belangrijke bron voor de late middeleeuwen. Het oude archief-overzicht van het Hoofdstaats archief noemt als beginjaartal 849, wat op een later afschrift betrekking heeft. Omdat de omvang van het archief dit nauwelijks mogelijk maakte, bracht Von Erath geen voorordening aan. Hij beschreef elke bundel in de volgorde zoals hij deze in handen kreeg. Hij bedacht een titel en uit een woord van deze titel nam hij een beginletter. Deze letter liet hij voorafgaan aan de numerieke signatuur, waarop hij de bundel blindelings in de groep van deze letter in de archiefkast plaatste. Omdat dit echter willekeurig gebeurde, konden een aantal banden van een thematische zaak zich onder verschillende letters bevinden. Dit bemoeilijkte niet alleen het zoeken, maar leidde er ook toe dat uniforme reeksen of anders thematisch samenhangende stukken over verschillende letters werden verdeeld. Ook al omdat Von Erath na enige jaren niet altijd overzag wat hij wanneer waar al in gesorteerd had. Daarbij komt dat de archivaris binnen de letters geen schifting aanbracht. Inhoudelijk samenhangende stukken konden dus ook binnen een lettergroep op verschillende plaatsen worden gevonden. Omdat de later opgestelde index te grofmazig is, restte voor een nauwgezet zoeken alleen maar het controleren van de bedoelde lettergroep van nummer één tot het einde. Elk van deze groepen bevat in het algemeen tussen duizend en tweeduizend opgetekende eenheden, sommige ook meer. Vanwege de werkbelasting was het voor de archivarissen van de achttiende eeuw niet mogelijk om een zeer nauwkeurig beschrijving te maken. Van de andere kant kan men van huidige, aan internet-zoeksystemen gewende gebruikers, eigenlijk niet meer vragen om zich van deze verouderde zoek- middelen te bedienen. Daarin ontbreken immers "bevat"-aantekeningen van elke soort, en daarbij: wat is er te verwachten van "Nederlandse zaken", "criminele zaken", "privéaangelegen- heden" of "militaire zaken"? En dan bovendien nog in tien banden zonder opgave van het jaar. Hoe bewonderens waardig de prestatie van Von Erath ook was, ze voldeed niet voor serieus historisch onderzoek. Zeker niet sinds, zoals al vermeld, afzonderlijke onder delen uit het archief werden gelicht of juist werden toegevoegd. Eeuwenlang leek afdeling 171 daarom op een grof geordende, maar feitelijk ondoordringbare jungle. Om een einde Anton Ulrich von Erath. nummer 9 2011 11

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 11