Uitgelezen
Ann Laura Stoler (1949) is hoogleraar in
antropologie en geschiedenis aan de
New School for Social Research in New
York. Deze in 1919 gestichte universiteit
heeft de reputatie vooruitstrevend en
liberal te zijn. Stoler publiceerde sinds
1974 een groot aantal boeken en
artikelen. De meeste ervan gaan over de
geschiedenis van Indonesië in de
koloniale periode. Zij doet al 25 jaar
onderzoek in Nederlandse koloniale
archieven. Niet alleen in dat van het
ministerie van Koloniën op het Nationaal
Archief in Den Haag, maar ook in het
ANRI (Arsip Nasional Republiek
Indonesia), het Koninklijk Instituut voor
Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden
en het archief van de Raad voor de
Zending dat wordt beheerd door Het
Utrechts Archief. We hebben hier dus te
maken met een zéér ervaren
archiefonderzoeker die van de
Indonesische koloniale samenleving niet
alleen de hoed en de rand, maar ook de
binnenkant van de hoed kent.
'kleurlingen' of 'Indische kinderen'
noemde. Deze groep had Europese en
Indonesische voorouders. De meeste van
hen leefden in grote armoede. Hun
positie was hachelijk, want zoals
gouverneur-generaal Rochussen in 1848
schreef: zij werden veracht door de
inlanders en geminacht door de
Europeaan. Hoofdstuk vijf gaat over
ambtelijke onderzoeken en daaruit
resulterende rapporten over dezelfde
groep. Men maakte zich zorgen over de
verarming ervan en wilde weten hoe
groot zij was. Hoofdstuk zes gaat over
Frans Carl Valck, assistent-resident van
Sumatra's Oostkust, die in problemen
raakte omdat hij planters in dit gebied
ervan had beschuldigd dat zij hun
arbeiders, veelal Chinese koelies,
mishandelden en zelfs doodden. Dat
was waar maar het mocht niet
opgeschreven worden. Valck werd
weggewerkt en sleet de rest van zijn
leven als een diep gefrustreerd man in
Den Haag. Hoofdstuk zeven is een
Ann Laura Stoler, Along the Archival
Grain. Epistemic Anxieties and
Colonial Common Sense
Princeton University Press (Princeton and
Oxford 2009) 314 pp.
Along the Archival Grain heeft in kringen
van archivarissen die zich bezighouden
met archivistisch wetenschappelijk
onderzoek de naam gekregen een eye
opener te zijn. Het zou een nieuwe kijk
geven op archieven. In Stolers ogen en
die van wetenschappers zoals Erik
Ketelaar, is een archief niet alleen een
bron voor de geschiedschrijving maar
ook een actor (onder andere heel
duidelijk verwoord op p. 44). Genoeg
reden om dit boek in een blad dat door
veel archivarissen gelezen wordt, te
bespreken.
Frans Carl Valck, assistant-resident in Sumatra's Oostkust, beschuldigde de tabaksplanters in zijn
ambtsgebied ervan hun Chinese koelies uit te buiten, te mishandelen en zelfs te doden. Hij werd
overgeplaatst en later weggewerkt (foto K. Feilberg, 1870-1880; coll. KITLV, Leiden).
Het werk bestaat uit twee delen: het
eerste is theoretisch van aard, het
tweede meer omvangrijke bestaat uit
vijf studies - de hoofdstukken drie tot en
met zes - over onderwerpen die een
zekere verwantschap met elkaar
hebben. Hoofdstuk drie handelt over de
onlusten in Batavia in mei 1848, nadat
men daar had vernomen dat in veel
Europese landen revoluties waren
uitgebroken en de aan een hartkwaal
lijdende Nederlandse koning Willem II
bereid leek de grondwet in liberale zin
te wijzigen. Een honderdtal Europeanen
diende een rekest in bij de koning,
waarin verzocht werd om afschaffing of
verzachting van enige voor met name in
Indië geboren zoons van ambtenaren
nadelige bepalingen. Er werd ook
geroepen om vrijheid van drukpers, iets
wat in Indië niet bestond. Hoofdstuk vier
gaat over de bij herhaling mislukte
pogingen om ambachtsscholen op te
richten voor de groep die men in de
ambtelijke stukken afwisselend
nummer 8 2011 41