Uitgelezen archiefwetenschap heeft bij hem nog sterk het karakter van een hulp wetenschap van de geschiedenis. Daarover kon hij in 1973 en 1980 oreren op basis van Nederlandse bronnen, zonder naar buitenlandse archivistische literatuur te verwijzen. Dekker is de archivaris-mediëvist, die vooral naar bronuitgaven van Latijnse kerkelijke teksten maar niet naar de archivistische literatuur verwijst. De oraties van Ketelaar en Jeurgens echter staan in een nieuwe traditie. Ketelaar verschuift in 1993, bij de aanvaarding van zijn aan de geschiedenis verbonden leerstoel in Leiden, de aandacht van het object naar informatie over het object; hij spreekt over het virtuele document, de symbolische functie van archief en de functionele archiefwetenschap, waarbij hij zich ook op buitenlandse literatuur baseert. In 1998, als de leerstoel Archiefwetenschap aan de UvA van geschiedenis naar informatiewetenschap verhuist, vraagt hij aandacht voor de archival turn in andere disciplines en slaat hij een brug naar de buitenlandse postmoderne literatuur. Hij problematiseert de neutraliteit van archieven, introduceert in het kader van archivistische machtsuitoefening het begrip archivalisering en verklaart zich voorstander van een sociale en culturele archiefwetenschap, die moet bloeien in een multi- en interdisciplinair klimaat. Jeurgens verklaart in zijn oratie van 2005, als opvolger van Ketelaar, op de Leidse, met geschiedenis verbonden leerstoel een brug te willen slaan tussen archiefwetenschap en historische wetenschap. Hij zet kritische kanttekeningen bij de postmoderne stroming in de archiefwetenschap, die hij daarbij tot kritische theorie reduceert. Maar ook hij plaatst zich in de jonge postcustodiale traditie, beklemtoont het belang van waardering van archieven vanuit hun maatschappelijke context en pleit voor een historische archivistiek waarmee historische classificaties kunnen worden doorgrond en de conceptuele kaders van ordenings schema's zichtbaar gemaakt. In 2009 ten slotte behandelt Ketelaar de psychologie van betekenisconstructie in archiefschepping, archiefverwerking en archiefgebruik, mede op basis van boeken en artikelen van voornamelijk buitenlandse auteurs op het gebied van de archiefwetenschap, maar ook en vooral van een breed scala van andere geestes- en sociale wetenschappen. Niet representatief Noot nummer 4 2011 39 SPREKEN IS GOUD Spreken is goud geeft niet een representatief beeld van het denken over het archiefvak "in de loop van de gouden eeuw van de Nederlandse archivistiek" en ook niet over de afgelopen veertig jaar. Het is wel een bundel teksten die voor archivarissen interessant zijn, omdat ze betrekking hebben op de archiefwetenschap; op typen archieven; op archieven als historische bron (spijkerschriftarchieven, kerkarchieven, bronnen van het oud-vaderlands recht, koloniale archieven, objecten als archief); en op onderwerpen op het gebied van geschiedenis, recht en informatie wetenschap die met archieven in verband kunnen worden gebracht. Hoewel alle zeven oraties die na 2002 zijn verschenen ook online raadpleeg baar zijn, is het een goed initiatief geweest om deze teksten te bundelen en zo beter beschikbaar te maken. Het eerste exemplaar van Spreken is goud werd aangeboden aan Eric Ketelaar bij zijn afscheid als hoogleraar Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam in 2009. Ook als afscheidsboek is deze bundel geslaagd. Niet alleen omdat Ketelaar met drie oraties de grootste bijdrage aan de bundel heeft geleverd, maar ook omdat hij de archiefwetenschap in Nederland op academisch niveau heeft vernieuwd, opnieuw op de kaart gezet en een internationale en interdisciplinaire dimensie heeft gegeven. Daarvan is Spreken is goud een sprekende getuigenis. 1 Helaas heet hij in de inhoudsopgave J.P. in plaats van J.L. van der Gouw. Theo Thomassen hoogleraar Archiefwetenschap aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 39