SPREKEN IS GOUD Ilitnele7en Oraties en colleges van hoogleraren... U11UCICLCI1 en de archivistiek Jaarboek 2008 van de Stichting Archiefpublicaties (Den Haag 2009) ISBN/EAN: 978-90-71251-28-3, 392 pp., 45,00. Sinds de archiefwetenschap ook de maatschappelijke context van archieven heeft gekoloniseerd zijn bijna alle geesteswetenschappen en sociale wetenschappen voor het vakgebied relevant geworden. De archiefwetenschap is multidisciplinair geworden, terwijl beoefenaren van verwante wetenschappen het archief als object hebben ontdekt. Dat is ook aan de oraties van hoogleraren te zien. Om er een representatieve selectie uit te kunnen maken hebben Hans Waalwijk en Jorien Weterings honderden teksten door hun handen laten gaan. vaderlands recht en zijn geschiedenis), Meilink (als hoogleraar in de Geschiedenis van de West-Europese expansie overzee) en Sigmond (als hoogleraar Nederlandse cultuurgeschiedenis in het bijzonder de studie der voorwerpen). De overige oraties zijn afkomstig van hoogleraren in geschiedenis, taal- en letterkunde, informatierecht, informatiewetenschap, informatiekunde en informatica. Blijkens het Ten Geleide is het de bedoeling geweest om met de gebundelde oraties zicht te geven "op het denken over het archiefvak in de loop van de gouden eeuw van de Nederlandse archivistiek". Die doelstelling is te hoog gegrepen. De selectie omspant wel een volle eeuw, maar dat komt doordat de oratie van Fruin uit 1910 is opgenomen. De overige oraties dateren uit de jaren zeventig (2), de jaren tachtig (4), de jaren negentig (5) en het eerste decennium van de 21e eeuw (9). In de oratie van Fruin is van het denken over het archiefvak niet veel te merken. Fruin behandelt een zuiver rechtshistorisch onderwerp. De eerste oratie die over de archiefwetenschap gaat is die van Van der Gouw uit 1973, de één na oudste oratie in de bundel. Van der Gouw bakent daarin als eerste in Nederland de grenzen af van de archiefwetenschap, tussen de geschiedwetenschap en de rechtswetenschap. Hij hekelt het gebrek aan wetenschappelijke oriëntatie van de Nederlandse archivaris, die hij toeschrijft aan de normatieve benadering van Muller en Fruin, die de ontwikkeling van de archiefwetenschap in de weg heeft gestaan tot de archivaris het terrein van de lopende archieven bij de administratie betrad. "Als we archivarissen horen praten over wetenschappelijk werk", zei Van der Gouw, "bedoelen ze haast altijd werk met behulp van archieven, zelden studie aan archieven, archieven Breuk Omdat ook Meilink-Roelofsz en Sigmond niet over archivistische onderwerpen hebben georeerd en ook niet of nauwelijks naar archivistische literatuur verwijzen, moet de ontwikkeling in het denken over het archiefvak vanaf 1973 worden gezocht in de zeven oraties die de hoogleraren in de archiefwetenschap in die periode van bijna veertig jaar hebben uitgesproken. En dan zien we wat ons al eerder was opgevallen: een breuk in het begin van de jaren negentig, toen in de beoefening van de archiefwetenschap een op Nederland gerichte historische oriëntatie plaats maakte voor een internationale, multidisciplinaire oriëntatie. Van der Gouw sloeg de brug naar de moderne administratie, maar de Jaaifcftckiooï Hans Waalwijk en Jorien Weterings (red.), Spreken is goud. Oraties en colleges van hooglerarenen de archivistiek In hun bundel Spreken is goud gaan achter een enigszins gewrongen thematische indeling oraties schuil in drie wetenschapsgebieden: de archiefwetenschap, de geschiedenis (rechtsgeschiedenis, geschiedenis van de Europese expansie, cultuurgeschiedenis, geschiedenis van taal- en letterkunde) en de bestuurs- en informatieweten schappen, inclusief het informatierecht. Elk van deze vakgebieden is met zeven oraties vertegenwoordigd. De zeven oraties op het gebied van de archief wetenschap zijn uitgesproken door Ketelaar (die met drie oraties is vertegenwoordigd), Van der Gouw (van wie twee oraties zijn opgenomen1), Dekker en Jeurgens. Van de zeven oraties met een historische invalshoek zijn er nog eens drie door archivarissen uitgesproken: Fruin (als hoogleraar Encyclopaedie van het recht en het oud- als bron voor historisch onderzoek." Wie de twintigste eeuw als een gouden eeuw van de Nederlandse archivistiek wil zien, kan de oratie van Van der Gouw dus maar beter ongelezen laten. Ook is moeilijk vol te houden dat de gebundelde oraties zicht geven op het denken over het archiefvak vanaf 1973. Meer dan de helft van die oraties zijn uitgesproken door hoogleraren in andere vakgebieden. Zij zijn blijkens hun oraties geïnteresseerd in archieven en in informatiemanagement, maar van archiefwetenschap hebben zij geen kaas gegeten. De bronnen waarnaar ze verwijzen laten een brede internationale oriëntatie zien, maar archiefweten- schappelijke literatuur speelt daarin geen rol. Alleen Veenhof verwijst voor de omschrijving van het begrip archief een keer naar Posner en twee keer naar Van der Gouw. Van de recente archival turn in de sociale en geestesweten schappen is in deze oraties al helemaal niets te bespeuren. 38 2011 nummer 4

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 38