Stempelen maar!
Het verzamelen zat er al vroeg in. Nog
geen acht jaar oud of ik had al een
eigen bibliotheekje. Met rubberen
lettertjes en een stempeldoos kregen
alle boeken de naam van de eigenaar
en het adres waar het boek thuishoorde.
Op de rug voorzag ik alle exemplaren
van een nummer dat correspondeerde
met de nummering
in een schoolschriftje, waar je de
auteur en titel vond. Het was meer een
vorm van archiveren dan dat er echt
uitgeleend werd. De meeste boeken
kreeg ik cadeau, op verjaardagen en
van mijn opa die hoofd van een lagere
school was. Alle presentie-exemplaren
kwamen mijn kant op.
Hieraan moest ik denken toen onlangs
het bericht naar buiten kwam dat een
archiefambtenaar de verleiding niet
had kunnen weerstaan af en toe iets
van zijn eigen broodwinning te
verkopen. Niet meteen dikke folianten,
maar onopvallende pamfletjes. Die
natuurlijk op den duur groter werden
naarmate het vertrouwen bleef en de
pakkans miniem bleek.
Meestal gaat het hierbij niet om de
eigen verzameling te spekken, maar
om financieel wat meer armslag te
hebben. In zo'n geval kun je als
instelling beter een diefstal van buiten
hebben, dan een collega die er met de
boel vandoor gaat. Maar dat gestolen
goed toch nog heel lang zijn weg vindt
naar de handel, is minstens even erg.
Het is natuurlijk buiten verhouding dat
mijn ouders gebeld werden om mijn
Ik was misschien twaalf toen ik
ontdekte dat er boekhandels waren en
wat later de winkels die gebruikte
boeken verkochten. Die winkels
hadden een magische
aantrekkingskracht op mij. Voor heel
weinig geld hadden ze de mooiste titels.
Maar dan moest je wel geld hebben,
hoe weinig het ook was. Mijn zakgeld
was net genoeg voor snoepgoed, dus
zocht ik naar andere manieren om mijn
bibliotheek uit te kunnen breiden. Op
de padvinderij at ik wel eens een rups
op voor een dubbeltje of ik hield
zendingsgeld achter van de
zondagschool, maar dat zette nooit
zoden aan de dijk. In het antiquariaat
kochten ze ook boeken in, had ik
Bert Sliggers Column
gezien. Op een woensdagmiddag
verkocht ik daar een stapeltje
ongeregeld. Ik kreeg er volgens mij
een gulden voor, tegenwoordig iets in
de orde van tien euro. Deze transactie
was thuis niet aan de ontbijttafel
besproken, dus was er 's avonds heel
wat commotie toen bleek dat ik zonder
overleg spullen had verkocht. Ze hadden
in de winkel mijn gestempelde naam
en adres in de boeken genoteerd,
waardoor ik traceerbaar was en
controleerbaar of ik niet de boeken
van mijn ouders had verpatst.
verkochte boekjes over botanie en het
houden van bijen, terwijl anderen de
meest bijzondere parafernalia ter
verkoop kunnen aanbieden en het ook
verkopen. Dat doe je natuurlijk niet als
de stukken goed gestempeld zijn. Dat
geldt niet alleen voor boeken en
prenten, maar voor alle geregistreerde
voorwerpen in bibliotheken, musea en
archieven.
Soms kan het ook te ver gaan, zoals de
tekeningen uit de collectie Bodel
Nijenhuis van het Rijksprentenkabinet
te Leiden. Daar heeft een conservator
ooit eens postkantoortje zitten spelen
door overal de naam van het instituut
pontificaal op de voorkant van de
tekening te stempelen. Zo groot dat bij
publicatie de bronvermelding geheel
overbodig is! Ook in boeken kan een
bibliothecaris wel eens wat minder
groot de naam van zijn broodheer
stempelen. Maar zo blijft de boel wel
beter bij elkaar. Hoe geraffineerd de
technieken tegenwoordig ook mogen
zijn om papieren voorwerpen van
diefstal te vrijwaren, een gestempeld
object is echt niet populair, laat staan
gewild. Laat op die manier alstublieft
de detectiepoortjes aan de studiezalen
voorbijgaan!
Tekening: Peter Vlot.
nummer 4 2011 31