boekblok zo groot is dat het binnenste
onscherp wordt. Immers, als een stuk
handmatig goed leesbaar is maar digitaal
niet, en de conditie van het stuk is goed,
waarom zou je dan het stuk uit elkaar
halen om het te kunnen digitaliseren?
Dan moet de wens om de informatie
digitaal toegankelijk te maken wel heel
groot zijn...
Om die reden wordt na de beslissingen op
praktisch gebied (raadpleegbaar ja/nee;
manier van digitaliseren aan te passen ja/
nee; verlies van informatie op digitale
kopie acceptabel ja/nee) de lastige vraag
gesteld of de vorm van het stuk waarde
toevoegt of misschien zelfs wel zelf
standige waarde heeft. Een erg lastige
vraag omdat hier veelal weinig onderzoek
naar gedaan is. De belangen van de
betrokken partijen lopen bovendien vaak
nogal uiteen. Voor
de archivist is over het algemeen de
geschreven, getekende of gedrukte
informatie op de stukken het belangrijkste.
Hij zal noteren hoe de stukken geordend
zijn, gedriegd, gebonden, losbladig, lias,
enzovoorts. Maar met die notitie vindt hij
vaak dat hij al genoeg weet. Degene die
digitale content wil hebben, zal ook
sneller de vorm van het origineel
opofferen voor het digitale beeld. Een
restaurator moet belang hechten aan
de oorspronkelijke vorm en context en zal
er moeite mee hebben een goed
functionerende en stabiele constructie los
te halen, alleen maar omdat er dan
gemakkelijker een digitale kopie van kan
worden gemaakt. En dat bovendien in de
wetenschap dat er hoogstwaarschijnlijk
geen tijd of geld is om de oorspronkelijke
staat weer te herstellen. Zorgvuldig
documenteren is zijn enige soelaas in zo'n
geval. Toch zou het best kunnen dat de
manier van binden van archieven veel kan
vertellen over de ontstaansgeschiedenis
van dat archief, over het gebruiksdoel,
over tradities binnen archiefbinderijen,
materiaalgebruik, technieken, enzovoorts
- maar dat is secundaire informatie die
pas bewezen belangrijk zou kunnen zijn
als er onderzoek naar gedaan wordt. Punt
is dat alles wat we nu weghalen of uit
elkaar halen, dergelijk onderzoek in de
weg staat. Een zorgvuldige beslissing of
de vorm wel of niet aangetast mag
worden, is daarom van wezenlijk belang.
Natuurlijk zijn er gevallen genoeg waarbij
er geen of minder bezwaar is om de vorm
van een archiefstuk aan te tasten ten
behoeve van digitalisering. Dat kan het
Per geval afwegen
Alle voorgaande beslissingen leiden
hiertoe: het object is analoog
raadpleegbaar maar de vorm van het
object is niet geschikt om op de meest
eenvoudige manier te digitaliseren;
de manier van digitaliseren kan niet
aangepast worden; er wordt geen verlies
van informatie op de digitale kopie
geaccepteerd; de vorm heeft waarde en
mag niet aangetast worden - dus kan er
niet gedigitaliseerd worden. Moet het stuk
toch absoluut gedigitaliseerd worden, dan
zal op enig moment een andere beslissing
genomen moeten worden.
Herstellen?
Met dank aan de collega's van het
Nationaal Archief en de Koninklijke
Bibliotheek die meegewerkt en -gedacht
hebben om tot dit beslissingsmodel te
komen.
Noot
geval zijn als het archief herbonden is,
waarbij de nieuwe bindwijze uitgevoerd
is op een min of meer standaardmanier
en met niet-specifieke materialen. Of,
zoals al eerder gezegd, als de vorm ook
de raadpleging in de weg staat of als
de vorm zorgt voor informatieverlies of
beschadiging van het origineel. Het kan
ook zijn dat de vorm op zich wel bijzonder
is, maar dat er binnen het betreffende
archief nog heel veel meer stukken zijn
met die vorm. Misschien is het mogelijk
een representatieve hoeveelheid in
originele staat te laten en de rest van
het archief wel aan te passen aan de
digitalisering. Er zou zelfs binnen de hele
collectie vergeleken kunnen worden, of
landelijk, om te zien of de vorm van die
stukken nu echt bijzonder is of dat het
er toch één van velen is. Al is het ook
verdedigbaar om te zeggen dat de enig
aanwezige spitselband binnen een
archiefdienst behandeld wordt als een
uniek exemplaar, terwijl bekend is dat
in een andere archiefinstelling nog
honderden spitselbanden van hetzelfde
soort aanwezig zijn. Omdat die ene
spitselband, binnen de context van dat
archief, binnen die dienst, nu eenmaal wel
uniek is. Met andere woorden, de waarde
stelling van de vorm van een object is iets
dat vanuit verschillende gezichtspunten
bekeken moet worden, vanuit ver
schillende disciplines en binnen een door
alle betrokken partijen gedefinieerde
context.
Als bevestigd is dat de vorm van een
object samenhang en waarde heeft, is
de volgende vraag natuurlijk: accepteer
je waardeverlies bij dat object? Ook een
moeilijke vraag, omdat de waarden van
een object verschuiven in tijd, door
behandeling en digitalisering. De
informatiewaarde neemt bijvoorbeeld
sterk toe als het stuk gedigitaliseerd is.
Het is immers voor een breder publiek
toegankelijk. Vervolgens zal het stuk
minder vaak de kast uit komen en dus zal
het minder raadpleegschade oplopen,
waarmee de levensduur van het object
verlengd is. Daarentegen verliest het
authenticiteitswaarde als de oorspron
kelijke vorm aangetast wordt. En daarmee
misschien historische, documentaire,
emotionele, of esthetische waarde. Het is
dus zaak per geval af te wegen welke
waardes men het zwaarst vindt wegen en
of die door de aantasting van de vorm
positief of negatief beïnvloed worden. Als
de uitkomst is dat een verlies van waarde
niet geaccepteerd wordt, is de conclusie
dat er niet gedigitaliseerd kan worden.
Het laatste punt is de vraag of je na het
digitaliseren de vorm van het stuk weer
kunt en wilt herstellen en of daar geld
voor is. En dan blijkt: geen geld om
de vorm van het object te herstellen
betekent niet digitaliseren. Een
verregaande conclusie die dwingt om na
te gaan welke beslissing hier nou eigenlijk
toe leidt. Want als je wilt digitaliseren en
je vindt de vorm belangrijk, en je zou deze
willen herstellen maar je hebt (er) geen
geld (voor over) om dat te doen, dan vind
je herstel van de waardevolle vorm
kennelijk toch niet zo belangrijk als je hem
wél aantast om te kunnen digitaliseren.
En dat is een beslissing waar hopelijk niet
alleen een restaurator heel veel moeite
mee zal hebben.
1 De methode van driegen wordt
gebruikt om losse bladen of pakketten
samen te voegen. Het naaisel bevindt zich
dan niet in de vouw van het katern, maar
dwars op het papier.
Gabriëlle Beentjes senior adviseur
conservering Nationaal Archief en redacteur
van het Archievenblad.
Meer weten:
gabrielle.beentjes@nationaalarchief.nl
18 2011 nummer 4