r
Uit de etalage
In een bestuurlijk klimaat
waarin cultuur slachtoffer
dreigt te worden van
populistische rancune, moet
aan bestuurders duidelijk
worden gemaakt dat ze
archieven niet alleen moeten
identificeren met oud papier
voor historici, een identificatie
die archivarissen voordien
nog hartelijk bevorderden.
Geen onderbuikgevoelens
Openbaarheid kreeg in ander verband
ook veel aandacht in de colleges.
WikiLeaks was een onvermijdelijk
onderwerp van discussie. Het eerste
onderbuikgevoel was natuurlijk dat
we als archivarissen allemaal aan
de kant van Julian Assange moesten
gaan staan. Was Assange niet ook een
voorvechter van de openbaarheid?
En moest niet elke archiefprofessional
de rol van klokkenluider ambiëren?
De kritische behandeling van Jimerson
in eerdere colleges hielp ons snel over
deze onderbuikgevoelens heen.
WikiLeaks verantwoordt niet waarom
het welke overheidsdocumenten
wanneer publiceert en waarom. Het zet
die documenten buiten hun context
on line. Het bevordert en exploiteert het
wantrouwen van de burger tegenover
de overheid. Misschien dwingt het
overheden tot meer openheid, maar
misschien ook wordt de hereniging van
beide Korea's door de publicatie van
ambtsberichten wel jaren uitgesteld.
Maar het belangrijkste punt van kritiek
was dat het geen afweging maakt
tussen het belang van openbaarheid,
het belang van geheimhouding en het
belang van bescherming van
te verbeteren tot een veiliger
en rechtvaardiger omgeving? En wie
bepaalt dan wat goed en rechtvaardig
is? De archivaris zelf als professional,
betoogt Jimerson. Dat maakt het
nastreven van zowel politieke als
professionele doelstellingen onderdeel
van de uitoefening van je beroep.
De vraag is of de auteur dit van alle
mensen die zich archivaris noemen mag
verwachten. Niet alle archivarissen zijn
progressief links. Jimersons betoog is
gevangen in een paradox tussen
publieke moraal en de professionaliteit
van de archivaris. Komt de morele
afweging voor het streven naar 'social
justice' uit de professionaliteit van
de archivaris, zoals Jimerson beweert,
of vormt dit morele oordeel juist een
professioneel uitgangspunt?"
Dat archivarissen met hun beroeps
activiteiten de sociale rechtvaardigheid
kunnen bevorderen, werd overigens
door niemand bestreden. Wie zich geen
collectieve historische identiteit wil laten
opdringen, maar zich in de geschiedenis
met zelfgekozen groepen wil identificeren
en zo zijn eigen plaats in de maatschappij
wil bepalen, kan niet zonder represen
tatieve en toegankelijke archieven;
zonder een goede informatievoorziening
is er geen transparante overheid
en geen rechtsstaat. Als archivarissen
hun maatschappelijke onmisbaarheid
willen demonstreren, profileren ze zich
dan ook als hoeders van het cultureel
erfgoed en als steunpilaren van
de rechtsstaat?
We discussieerden ook over de aan
gekondigde bezuinigingen en over
de taken die beslist moesten worden
ontzien. Van onze maatschappelijke
onmisbaarheid lijkt de regering minder
overtuigd dan wijzelf. In het regeer
akkoord heeft ze een korting van 25%
aangekondigd op de bijdrage van het
Rijk aan de Regionaal Historische Centra.
Tien jaar geleden moesten archieven
in de etalage; nu lijkt de regering
ze er weer uit te halen. De korting zal
- in strijd met wat elders in het regeer
akkoord is vastgelegd - ernstige schade
kunnen toebrengen aan het cultureel
erfgoed. De sector heeft hierop veront
waardigd gereageerd. BRAIN en KVAN
benadrukken in hun reacties niet het
belang van de historische archieven voor
identiteitsvorming, sociale verscheiden-
fofo Maurice Lipsch.
heid en emancipatie van minderheden,
maar het belang van toegankelijkheid
en publieksbereik voor de democratie.
"Collecties van gemeente-, waterschaps-
en rijksarchieven staat", zo schrijft
BRAIN in zijn brief van 28 oktober 2010
aan de staatssecretaris, "mede ten
dienste van de transparantie en de
controleerbaarheid van de over
heid en is daarom kosteloos. De laag
drempelige toegankelijkheid van
overheidsinformatie is een basale
randvoorwaarde voor een vitale
democratie. De publiekstaken van
openbare archiefbewaarplaatsen zijn
dan ook niet kostendekkend te maken."3
De KVAN stuurde de fracties in
de Tweede Kamer het december
nummer toe van het Archievenblad, dat
in het teken staat van overheids
informatie en het belang benadrukt van
archieven in het proces van demo
cratische controle. "Zonder goede
archieven", schreef het bestuur in
de begeleidende brief, "is er sprake van
gebrekkige transparantie en ontstaat
schade aan de democratie. Drastisch
snijden heeft direct effect op
de openbaarheid voor de burger."4
In een bestuurlijk klimaat waarin cultuur
slachtoffer dreigt te worden van popu
listische rancune, moet aan bestuurders
duidelijk worden gemaakt dat ze
archieven niet alleen moeten identifi
ceren met oud papier voor historici, een
identificatie die archivarissen voordien
nog hartelijk bevorderden.
nummer 1 2011 29