Hoe ben je eigenlijk in de digitale
archiefhoek terecht gekomen?
"Na de Archiefschool ben ik op de
secretarie in Leiderdorp gaan werken.
Daar heb ik veel van de praktische kant
van dynamisch archiveren geleerd.
Zaken zoals de Basis Archief Code en
de selectie- en waarderingprocessen.
Een jaar lang heb ik daar als adviseur
gezeten. Daarna heb ik een jaar via de
Stichting Archiefverzorging (SAV)
gewerkt. Dat was een soort archivarissen
uitzendbureau. Via de SAV kwam ik
terecht bij het Engelse automatiserings
bedrijf ICL, dat was de Engelse IBM. ICL
is later opgeslokt door Fujitsu. Bij ICL heb
ik meegewerkt aan een kwaliteitssysteem
waarbij documentbeheer van groot
belang was. Ook daar heb ik weer veel
geleerd. Met name de relaties die er
bestaan tussen werkprocessen en
documenten. Die relaties waren vaak
zeer expliciet aanwezig terwijl de
mensen in de organisatie dat soms niet
zagen. Daarnaast kwam naar voren
dat documenteren belangrijk was en
tegelijkertijd, doordat dingen explicieter
werden, voor sommigen gevaarlijk.
Bij ICL ben ik bekend geraakt met de
functionele analyse. Met deze kennis
en ervaring op zak heb ik gesolliciteerd
bij PIVOT, dat indertijd opgezet werd bij
het Algemeen Rijksarchief (ARA). Ik was
daar een van de eerste onderzoekers."
En hoe beviel het daar?
"Ik werd al heel snel samen met
Lodewijk Hovy ingezet bij Verkeer en
Waterstaat. Dat was een prachtige tijd.
We hadden daar weinig aan de wetgeving
en moesten in de organisatie gaan
kijken wat zich daar precies afspeelde.
Het was een functionele analyse op
basis van concrete bronnen uit de
organisatie: we namen interviews af
en lazen de beleidsstukken. Anders dan
gebruikelijk gingen we dus niet alleen
uit van de formele taken, zoals vastgelegd
in de wet- en regelgeving, maar keken
we naar de functies en processen
binnen de organisatie.
Digitale duurzaamheid kwam pas in
beeld tijdens mijn werk bij Verkeer en
Waterstaat. Ik had toen het ARA verlaten.
Bij VenW had je onder andere te maken
met digitaal materiaal dat eigenlijk in
een records management systeem
moest worden geplaatst. Ik was nauw
De periode bij PIVOT: aan tafel in gezelschap van onder anderen Nico van Egmond (r.) en Erik van der Doe
betrokken bij de inrichting van dat systeem.
Het was 1997 en een van de dingen die
we gedaan hebben was het vertalen van
DoD1 standaarden naar het Nederlands.
Dat is toen nog opgenomen in Archief
beheer in de praktijk.2 We hadden het
idee dat de concepten uit deze standaard
geïntroduceerd moesten worden in het
Nederlandse archiefwezen. Bij VenW
heb ik een goed beeld gekregen van
records management. Naast de DoD
standaarden werkten we ook met
normen uit Australië. Die zijn voor een
deel de basis geweest voor de latere
NEN 2082. Dat was de start van het
denken in digitale contexten. In 2001
ben ik weer terug gegaan naar het ARA,
vrij snel daarna werd dat het Nationaal
Archief. Toen ik daar aankwam lag er
al een functioneel ontwerp voor een
e-Depot en aanvankelijk was dit een
van de twee projecten waar ik aan
werkte. Daarnaast werkte ik aan het
digitaliseren van het toegangenapparaat.
Omdat uit een haalbaarheidsonderzoek
was gebleken dat er geen direct zicht
was op digitaal archief dat vanuit de
departementen naar ons toe zou moeten
komen, kreeg het toegangenapparaat
aanvankelijk de meeste aandacht.
In die tijd bleek er toch aanbod te zijn in
de vorm van het archief van de Arbeids
voorziening. Dat archief was een eye
opener voor het Nationaal Archief.
Records management moest vanaf het
moment van creatie! Zonder dit besef
zou de toekomst er somber uitzien:
context, documenten en archief zouden
verdwijnen. Records management
moest zich over de gehele keten gaan
uitspreiden: van vormer tot beheerder."
Zijn je hobby's ook doordrenkt met
structuur?
"In zekere zin wel. Een hobby is plant
kunde, botanie. Het geheel aan planten
dat je aantreft is een gevolg van het
evolutieproces. Het is een organisch
gegroeid geheel, eigenlijk net een
archief. De structuren die je overal
aantreft zijn vaak variaties op een
beperkte verzameling aan thema's.
Ik vind het leuk om die patronen te
herkennen. Bijvoorbeeld bij grassen:
alles lijkt hetzelfde, maar er zit enorm
veel variatie in en op het oog
onwaarschijnlijke relaties. Hetzelfde
geldt voor de muziek: de muziek die wij
horen is het resultaat van eeuwenlange
tradities, westerse maar vooral ook
Afrikaans en Zuid-Amerikaans. Als ik
naar muziek luister dan hoor ik patronen.
Vaak maak ik daar schema's van. Ik heb
een tijd in een coverband gespeeld en
dat is dan vaak wat je doet: je zoekt de
muziek uit en schrijft het schema op.
Zodra ik zoiets af had, luisterde ik nooit
meer naar het nummer zelf. Bij jazz is
dat iets anders: de schema's zijn vaak
erg complex en je moet veel tijd steken
in de analyse en het vinden van geschikte
improvisatiepatronen. Het wordt dan
allemaal erg cerebraal en het gevaar
ontstaat dat je de muziek zelf niet meer
hoort, het mooie gaat er soms af."
52 2010 nummer 10