li
w
it
r
Jacques Bogaarts tijdens zijn Heilige Communie,
staand voor de boekenkast van zijn ouders.
studeren. Dat was van 1970 tot 1976.
Ik heb niet mijn doctoraal gedaan, maar
heb een MO-akte gehaald. Daarna heb
ik les gegeven. Ik vond mezelf een slechte
docent. Behalve wiskunde heb ik ook nog
een periode gitaarles gegeven en een
paar koortjes gedirigeerd. Dat verdiende
steeds minder en halverwege de jaren
tachtig heb ik toen besloten om vastigheid
te zoeken. Gezien mijn achtergrond zou
de automatisering voor de hand liggen,
maar dat heb ik toen echter niet gedaan.
Via de relatie die ik toen had kwam ik
in de Randstad terecht. Zij werkte in het
laboratorium van de PTT als foneticus.
Ik had zelf ook het gevoel dat ik die
richting op moest verhuizen. In die tijd
kwam ik iemand tegen die de Archief-
school had gedaan. In eerste instantie
werkte de opmerkingen dat het hier om
een betaalde opleiding (stage) met een
gegarandeerde baan ging, zeer inspirerend.
Mijn archiefloopbaan is dus niet
begonnen met een roeping. Eenmaal
begonnen had ik al wel snel het gevoel
te pakken. Mijn eerste gesprek was met
Theo Thomassen. Hij polste mijn kennis
en was niet erg onder de indruk van
mijn wiskundige achtergrond. Dat ik de
Franse taal redelijk meester was sprak
hem meer aan: op het gemeentearchief
in Heerlen hadden ze nog een pluk
ongeïnventariseerd Franstalig archief.
Daar kwam ik terecht. Onbetaald. Dat
waren verschrikkelijke reistijden:
Leidenschendam-Heerlen en dat een
jaar lang. Toen ben ik maar weer tijdelijk
bij mijn moeder in Venlo gaan wonen.
Ik was 36!
Op de Archiefschool kreeg ik de smaak
goed te pakken. Het is een goed vak
voor mij: structuur is belangrijker dan
de inhoud. De structuren ontdek je pas
na goed onderzoek. Je moet daar flink
de diepte voor in op basis van de concrete
stukken. Pas dan kun je abstracties maken.
Dat trekt mij ook in de wiskunde:
abstractie van het concrete. Inspirerend
vond ik Henny van Schie en zijn lessen
over de negentiende-eeuwse
registratuur. Daar vond je dit denken
vooral: structuur in de praktijk en op
basis daarvan abstraheren. Ontzettend
plezierige tijd. In Heerlen zag ik dit
overigens niet terug. Het archief lag
behoorlijk door elkaar en was waarschijnlijk
ook nog onvolledig; oude wanorde laat
ik maar zeggen."
Wiskunde en structuren: is het wanorde
dat je stoort?
"Wanorde als gevolg van wanbeheer
vind ik vervelend, in archieven maar ook
in mijn werk en in het dagelijks leven.
Organisch gegroeide wanorde niet, daar
is namelijk altijd regelmatigheid in
te ontdekken. Als ik regelmatigheden
en structuur ontdek in een schijnbare
ongeordendheid: dat is altijd een goed
gevoel."
Tot voor kort werkte je bij Nationaal
Archief en nu ben je naar Almelo
vertrokken om bij de Justitiële
Informatiedienst te gaan werken.
Vertel.
"Na mijn twintigste ben ik uit Venlo
weggegaan. Ik was ook blij dat ik weg
kon. Ik had daar te weinig mogelijkheden.
Ik heb nog wel binding met Limburg
door mijn familie, maar als je uit Venlo
weggaat kom je daar niet snel meer
terug. Wat ik wel altijd heb gemist is
de natuur. Om die reden had ik ook al
een paar jaar het idee om naar het
oosten te verhuizen. Ik wil mijn
pensioen in ieder geval niet in de
Randstad genieten. Toen de mogelijkheid
om naar de Justitiële Informatiedienst
over te stappen zich aandeed, paste dat
natuurlijk heel goed in mijn plannen.
De overstap naar Almelo was in dat
opzicht dus logisch. Het enige dat
me tegen zou kunnen houden is de
aanwezigheid van goede boekwinkels,
maar door het internet ben je niet meer
afhankelijk van de plaatselijke boeken
winkel voor literatuur en wetenschap.
Je bent tegenwoordig veel minder
afhankelijk van de fysieke wereld voor
het vergaren van informatie. Daarnaast
schenken ze nu overal je favoriete bier."
Is de Justitiële Informatiedienst een
geheime club?
"Zo zou ik het niet willen noemen. Wij
zijn onderdeel van Justitie en beheren
wel gevoelige informatie, gegevens over
justitiabelen. We stellen ons dus redelijk
low profile op. Maar zeker niet geheim.
Wel betrouwbaar en vertrouwelijk."
Ben je nu een archiefvormer geworden?
"Vanuit de hoek van een archief
instelling gezien misschien wel, maar
voor mijn gevoel zijn we een archiefdienst.
We staan behoorlijk ver van het proces
en we beheren informatie die niet van
onszelf is. Het toegankelijkheidsaspect
is wel anders: publiekstoegankelijkheid
bestaat niet. Het gaat om toegankelijkheid
ten behoeve van ketenpartners. Ook is
de context beperkt en voorspelbaar.
Wij sluiten vaak aan op een specifiek
werkproces: een bepaalde serie. We
moeten het materiaal zo beheren dat
vernietiging en overbrenging mogelijk
is. Een andere focus. Het meeste werk
zit in de inrichting van de aansluiting.
Ook zitten wij niet in de inhoud. Je ziet
geen documenten meer. Je bekijkt het
archief geheel vanuit de structuur.
De inhoud komt alleen op een abstract
niveau in beeld. Je hebt te maken met
gestructureerde processen. Dat is heel
anders bij beleidsstukken, waar de
context wisselend is per document."
Als student wiskunde met bierpul in de hand.
nummer 10 2010
51