r r Sinds de introductie van de functionele theorie en de daarop gebaseerde methode van macroselectie zijn het niet langer de documenten maar de handelingen die het object van waardering zijn. De theorie is even eenvoudig als logisch: de handelingen van de overheid worden in kaart gebracht en gewaardeerd. De administratieve neerslag die uit de handelingen voortvloeit, volgt dezelfde waardering. Een kind kan de was doen. De werkelijkheid is echter vaak anders. Nog afgezien van het feit dat het lang niet gemakkelijk is om doeltreffende omschrijvingen van handelingen te maken, blijkt het ook helemaal niet zo eenvoudig om de administratieve neerslag en een handeling met elkaar te verbinden. De archiveringsstructuur is lang niet altijd gebaseerd op de handelingenstructuur. Het waarderen gaat dan misschien wel een stuk eenvoudiger en vooral sneller in vergelijking met vroeger, toen documenten het object van waardering waren, maar het grote knelpunt zit in de uitvoering ofwel de toepassing van de selectie lijsten die op deze wijze tot stand zijn gebracht. Selectie is vooral een identificatieprobleem geworden. Routekaart voor selectie nieuwsgierigheid ook de drijfveer voor dit onderzoek. Nieuwsgierigheid, maar ook verbazing. Verbazing omdat de professionele belangstelling van archivarissen vooral uit lijkt te gaan naar het proces van waardering van archieven en veel minder naar het materiaal dat uiteindelijk wordt geselecteerd. De Nederlandse overheid stopt veel geld en energie in het sturingsproces voor selectie van archieven, namelijk via het opstellen en vaststellen van selectielijsten en de op basis hiervan bewerken van archieven. Maar de overheid lijkt betrekkelijk weinig aandacht te hebben voor de doelmatigheid van dit hele proces. De selectielijsten zijn het resultaat van een zorgvuldig, gedetailleerd en vaak langdurig onderzoeks- en onderhandelingstraject waarbij zorgdrager, bewerkingsorganisatie en Nationaal Archief betrokken zijn. De Raad voor Cultuur beoordeelt de concept-selectielijsten en deze worden, alvorens vaststelling, ter inzage gelegd. Als ze eenmaal zijn goedgekeurd is het verder aan de bewerkingsorganisatie om de routekaart voor de selectie toe te passen. Daar gebeurt het echte werk. Iedere dag moeten er lastige afwegingen worden gemaakt. Dan blijkt in hoeverre de structuur van de selectielijsten ook echt past op de archieven die bewerkt moeten worden. Iedere dag moeten er lastige afwegingen worden gemaakt. Dan blijkt in hoeverre de structuur van de selectielijsten ook echt past op de archieven die bewerkt moeten worden. De Erfgoedinspectie rapporteert meestal in tamelijk algemene termen over de kwaliteit van de selectie3 en het Nationaal Archief beoordeelt met name de kwaliteit van de geproduceerde archiefbeschrijvingen. Er is nooit op systematische wijze onderzocht hoe de uitkomst van de selectie zich verhoudt tot het sturingsinstrument, de selectie lijst. Met andere woorden: biedt de routekaart voor de selectie wat hij belooft? Of, om met Ian Wilson te spreken: "But am I getting my records?" Het onderzoekscollege had niet de Onderzoeksopzet In dit onderzoekscollege is ervoor gekozen om de toepassing van selectie lijsten door de projectorganisatie 'wegwerken archiefachterstanden' als uitgangspunt te nemen. Het project wegwerken archiefachterstanden (PWAA) was een initiatief van de departementen om de archieven van voor 1976 te bewerken. In totaal heeft deze projectorganisatie in ruim drie jaar tijd circa 75 kilometer archieven van de Rijksoverheid bewerkt. 12 kilometer archiefmateriaal, ofwel 16% van het totaal, werd geselecteerd voor overbrenging naar het Nationaal Archief of naar een RHC.4 Het onderzoek in dit college was erop gericht om te zien in hoeverre het resultaat van de selectie ook daadwerkelijk overeenkwam met de selectiegrondslagen uit de relevante basis selectiedocumenten (BSD's). Methodisch zaten er wel de nodige haken en ogen aan dit onderzoek. Hoe kan immers het resultaat van de selectie (zowel het te bewaren als het te vernietigen materiaal) nog gerelateerd worden aan de selectiegrondslag? De sleutel hiervoor lag bij de wijze van bewerking. PWAA-selecteurs hebben bij ieder beschreven bestanddeel in de archiefinventaris de selectiegrondslag opgenomen door het nummer van het BSD en de gebruikte handeling te vermelden. Op die manier konden de archiefbestanddelen, de bewaard gebleven documenten die we in de omslagen aantreffen, op eenvoudige wijze gekoppeld worden aan de gebruikte selectiegrondslag uit het BSD. Op basis daarvan hebben de studenten samenhangende analyses kunnen maken tussen de handelingen, de archief beschrijvingen en het feitelijk aangetroffen materiaal in de omslagen. In de eerste plaats is gekeken naar de adequaatheid van de archiefbeschrijving in de inventaris ten opzichte van de stukken die in de omslagen werden aangetroffen. Daarnaast is onderzocht hoe de archiefbeschrijvingen van de inventaris en de handeling waarop de selectie was gebaseerd zich tot elkaar verhielden. Tot slot is ook naar theorie en de daarop gebaseerde methode van macroselectie zijn het niet langer de documenten maar de handelingen die het object van waardering zijn. In 2005 publiceerde Brian Beaven - sinds 1989 werkzaam bij het 'Government Records Appraisal and Disposition Program' van de Library and Archives Canada - in Archival Science een artikel met de veelzeggende titel 'But am I getting my records'.2 Hij besteedt hierin aandacht aan het vraagstuk van macroappraisal: hoe kunnen theorie en methode worden omgezet in een effectieve selectie van documenten? Diens artikel vormde de aanleiding en inspiratie voor een onderzoekscollege naar de wijze waarop selectielijsten in Nederland worden toegepast. Net zoals het meeste onderzoek geboren wordt uit nieuwsgierigheid hoe dingen in elkaar steken, was pretentie om daar een sluitend antwoord op te formuleren, maar wel om de onderzoekbaarheid van die vraag te toetsen en een eerste aanzet voor het daadwerkelijke onderzoek te geven. nummer 10 2010 43

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 43