Noord-Hollands Archief: bestuur, directie en toezicht De verschillende rollen van archivarissen Dualisme Met ingang van 8 maart 2006 was niet langer de gemeenteraad bevoegd om de archivaris te benoemen en de archiefbewaarplaats aan te wijzen. Deze bevoegdheden berusten sindsdien bij het college van burgemeester en wethouders. De gemeentearchivaris rapporteert aan het college en niet aan de raad. In het kader van het dualisme hoort B&W de rapportages aan de raad voor te leggen. Dit is ook voorgeschreven in de gemeentelijke archiefverordening van Haarlem, artikel 9: het college overlegt bij het jaarlijks verslag aan de raad de verslagen die door de archivaris aan haar zijn uitgebracht in verband met het beheer en het toezicht. Wat kan een archivaris doen? Het bestuur van het Noord-Hollands Archief bestaat uit burgemeester mr. B.B. Schneiders en cultuurwethouder dhr. P. Heiliegers namens de gemeente Haarlem, cultuurwethouder dr. W.J. Westerman namens de gemeente Velsen, en mw. drs. B.J. Glashouwer, mw. drs. M.L. Pop- Jansen en mw. dr. B.M.A. de Vries namens het Rijk. De heer Schneiders is voorzitter van het bestuur. De directeur van het Noord-Hollands Archief, drs. L. Zoodsma, is uit hoofde van zijn functie tevens secretaris van het bestuur. In het jaarverslag NHA 2008 staat het volgende: "De directeur van het Noord-Hollands Archief is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de organisaties die hem als archivaris hebben benoemd. De gemeentelijke archiefinspecteur oefent namens de directeur [is tevens gemeentearchivaris, red.] dit toezicht uit." woording aan de samenleving in gevaar gebracht. Het zou een motie van wantrouwen waard geweest kunnen zijn." Archiefinspecteurs lijken gevoelig voor het bedrijfseconomisch motief. Loef: "Het concept van elk rapport wordt voorbesproken met de gemeente secretaris of een andere hoge ambtenaar. Daarna gaat de eindversie naar het college. We verwachten antwoord van B&W, maar dat duurt altijd even. Vooral als er veel moet gebeuren; dan moet er bijvoorbeeld eerst een bedrag op de komende begroting worden geclaimd naar aanleiding van een plan van aanpak. We geven dus eerst even de tijd." Met 'we' bedoelt Loef niet alleen de provinciale, maar ook de gemeentelijke archiefinspectie. Beide trekken in Noord-Holland van begin tot eind samen op. Ook volgens het NHA is het aan het college het rapport wel of niet te openbaren. Overigens "zou het effect van een protest tegen die beperking op de openbaarheid juist negatief uit kunnen pakken waardoor de rapportage niet het gewenste effect zou hebben". Loef wijst in dit geval op de Wob, die een uitzondering maakt op het recht op informatie met betrekking tot inspectie, controle en toezicht door overheidsorganen (Wob 10.2d), maar geeft tegelijkertijd aan: "De eindversies van onze uitgegane rapporten zijn passief openbaar, dus opvraagbaar voor elke burger." Bij het Noord-Hollands Archief zijn de rol én persoon van de directeur van de archiefdienst (manager) en die van de gemeentearchivaris (toezichthouder) gecombineerd (zie kader). Het is Zoodsma (directeur en eindverantwoordelijk voor de archiefinspectie) die reageert voor het NHA: "De gemeentearchivaris heeft een korte lijn naar het bestuur en het management van de gemeente. Er vindt overleg plaats over bestuurlijke zaken die de archiefdienst betreffen. De gemeentelijke archiefinspecteur kan druk op de gemeentearchivaris uitoefenen om onderwerpen voortvloeiend uit de toezichtstaak op de agenda te zetten tijdens het overleg met het bestuur of ambtenaren van de gemeente. De bespreking van dergelijke onderwerpen wordt dan gevoerd vanuit het toezicht houdersperspectief." Van Zetten ziet die laatste rol nauwelijks in de praktijk: "Een archiefdienst heet tegenwoordig erfgoedcentrum gericht op cultureel historisch onderzoek. In een mooi gebouw, een gemeenschappelijke regeling, op afstand van gemeentehuis en ambtelijke organisatie. Prima, maar als volks vertegenwoordiger probeer ik de belangen van de inwoners van de stad te dienen. Hoe moet dat als dossiers onvindbaar zijn, brieven en andere zaken soms niet geregistreerd? Onze controlerende taak komt zo in het geding." De gemeentearchivaris kan de rol van inspecteur en controleur wel nemen, maar in de praktijk gebeurt het weinig. Indien een gemeente stukken zonder gegronde reden niet openbaar verklaart, is er wat uit te leggen, vindt ook Zoodsma. Wellicht kan de ethische code de archivaris steunen, hoewel het onduidelijk is of het bereik van die code verder reikt dan stukken die onder het beheer van de archivaris vallen. Maar Zoodsma vindt het geen taak van de archiefinspectie om het inspectierapport openbaar te maken. Hij kijkt in dit geval als eerste naar het college en vervolgens naar burgers en dan met name de raadsleden. Volgens Zoodsma is het aan B&W om het inspectierapport openbaar te maken en om hiervoor het juiste moment te kiezen. Verder hebben de raadsleden een controlerende rol. Daarmee gaat Zoodsma trouwens niet in op het gegeven dat de raad juist niet wist dat het rapport geheim verklaard was en dus niet kon weten dat er een rapport was. Volgens Loef is de rol van de inspecteur op het gebied van de openbaarheid van informatie het handhaven van de wet. Voor archivarissen is dat de archiefwet. Loef: "Archivarissen gaan momenteel niet over de handhaving van de Wob (en die wordt in Nederland hoogst terughoudend uitgevoerd, dus een handhavingsinstantie zou zeker geen overbodige luxe zijn)." Van Zetten gaat het verst - wat niet vreemd is in dit geval: "Als u mij vraagt wat de rol van de archiefinspectie had moeten zijn: wat mij betreft actiever, met meer oog voor overheids documenten als wezenlijk onderdeel van onze democratie." Loef vult dit aan: "Mijn ervaring is dat de geheimhouding van veel stukken door overheden na een Wob-aanvraag geen stand zou houden. Probleem is dat de burger momenteel niet weet of en wat er geheim wordt gehouden. Een register van openbare en geheime stukken zou dus een goed idee zijn." Hans Berende hoofdredacteur Archievenblad. 34 2010 nummer 10

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 34