Bij de overheid neemt de geheimhouding toe en vermindert de openbaarheid. Koudwatervrees wet bestuursrecht, dat van toepassing is op een specifieke maar grote groep: namelijk degenen die betrokken zijn bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan, alsmede instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen. Ook hier geldt de verplichting tot geheimhouding, overigens alleen voor gegevens waarvan de betrokkene "het vertrouwelijke karakter kent of redelijker wijs moet vermoeden". De ambtenaren onder hen zijn trouwens op grond van de Ambtenarenwet al verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in verband met hun functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt. Gezien het voorgaande is het dus eigenlijk overbodig dat de Beroepscode voor archivarissen verbiedt om informatie die de archivaris heeft verkregen door de omgang met niet-openbare archief bestanden bekend te maken of te gebruiken. Over de morele dilemma's die dit kan scheppen, gaat Theo Thomassens 'Archivists between Knowledge and Power' (S@P jaarboek 2009: Lezen Teksten over het archief). De omgang met niet-openbare archiefbestanden confronteert de archi varis met geheimen. Slechts zelden zal een archief(stuk) ook voor de archivaris een geheim zijn (het verzegelde dossier over de Greet Hofmans-affaire was zo'n uitzondering). Maar vaak wil de archiefvormer bepaalde informatie voor derden geheim houden, of althans niet volkomen openbaar maken. Bij die beslissing speelt de beheerder van de archiefbewaarplaats een rol (Archief wet 1995, artikel 15). Daarbij (en ook als het gaat om particuliere archieven) moet de archivaris (aldus de Beroepscode) onredelijke beperkingen van de open baarheid en het gebruik van archief ontmoedigen. Steun vindt de archivaris in wat de regering opmerkte toen in 1991 de gronden voor openbaarheidsbeperking in de Archiefwet werden opgenomen: "Slechts bij uiterste noodzaak zal aan het bijzondere belang dat tot geheimhouding strekt de doorslag kunnen worden gegeven. Voor de volledigheid zij op gemerkt dat een te stellen beperking het resultaat dient te zijn van een toetsing van het te beschermen belang aan het publieke belang van de openbaarheid van de archiefbescheiden."1 Dat was in 1991. Veel vaker dan toen komt de archivaris met geheimhouding in aanraking. De verkorting van de overbrengingstermijn van 50 naar 20 jaar zorgt ervoor dat tamelijk recente archieven waarin geheimen voorkomen, voor overbrenging in aanmerking komen. Een werkelijke afweging waarvan in 1991 sprake was, blijft vaak achterwege: koudwatervrees doet archiefvormers en archiefbeheerders kiezen voor geheim houding in plaats van openbaarheid. En als men dan besluit tot een beperking van de openbaarheid worden alle gronden van artikel 15, eerste lid, aangevoerd (en in de door de onderzoeker te onder tekenen verklaring opgenomen), in plaats van een zorgvuldige toetsing (per inventarisnummer!) van "het te bescher men belang aan het publieke belang van de openbaarheid van de archief bescheiden". Daarenboven neemt bij de overheid de geheimhouding toe en vermindert de openbaarheid. Alasdair Roberts wijst in zijn boek Blacked Out: Government Secrecy in the Information Age (2006) vier oorzaken aan. Oorzaak 1: de security enclave is uit gebreid, vooral na 9/11, onder andere omdat veel meer informatie als gevoelig en geheim wordt aangemerkt. Maar ook hier heerst vaak koudwatervrees. Mijn Amerikaanse collega Timothy Ericson schreef: "Our growing and ever-changing system of secrecy is simply overused and it is wasteful of time and resources. Ultimately, it is also insecure because people do not take it seriously."2 De commissie-Davids vroeg zich af wat de redelijke zin kan zijn van de geheim houding van sommige staatsgeheime documenten. Er ontbreekt, volgens Davids in zijn Ketelaar-lezing, "ambtelijke durf" voor opheffing en bloc van de geheim houding van "bijvoorbeeld een samen hangend segment van een archief dat op een bepaald onderwerp of op een bepaalde periode betrekking heeft". 18 2010 nummer 10

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 18