Archivaris en openbaar heid: een gewetenskwestie Geheim Gevraagd naar de rol die de archivaris speelt als het gaat om openbaarheid, realiseer ik mij dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens voor mij leidend is. Ik doel dan op artikel 19. Daarin staat: "Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen, inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven." Dit betekent dat ik iemand die zich om informatie bij mij meldt, in principe die informatie zal bieden. Onredelijke beperkingen tegengaan Natuurlijk kent elk recht zijn beperkingen. Voor het recht op informatie wordt dat in de Universele Verklaring aangegeven in artikel 29. Ook onze ethische code gaat daar op in en stelt: "De archivaris dient zowel de openbaarheid als de privacy te respecteren en te handelen binnen de grenzen van de relevante wetgeving" (artikel 7). Die wetgeving is in ons land, voor mijn handelen als archivaris, primair de Archiefwet. Ik doel dan op de bekende trits in artikel 15, die de openbaarheid beperkt omwille van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; het belang van de Staat of zijn bondgenoten en het anderszins voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden. Die gronden klinken heel plausibel, maar ik vind dat een archivaris, met de genoemde ethische code in de hand, daar kritisch naar moet kijken. De toelichting op artikel 6 van de code meldt niet voor niets dat de archivaris onredelijke beperkingen van de openbaarheid moet ontmoedigen. Fungeren als geweten Een archivaris zal als het om archieven uit het recente verleden gaat, altijd laveren tussen volledige openbaarheid en de beperkingen daarop, vooral in de sfeer van de privacy. Codes en verklaringen formuleren heel mooi hoe te handelen, maar de praktijk kan weerbarstig zijn. Archivarissen zijn geen instituten, maar mensen die in dienst zijn van een werkgever, die zelf partij kan zijn bij het al dan niet honoreren van het recht op informatie. Maar het is ook lastig om je te weer te stellen tegen zorgdragers die bij de overbrenging van archieven de openbaarheid fors willen inperken. Of die met twee maten willen meten en raadpleging door bepaalde groepen van personen willen uitsluiten. Elders in dit Archievenblad poneert Mariko Peters de stelling dat archivarissen het openbaarheidsgeweten van de overheid moeten zijn. Ik zie daarbij een rol weggelegd voor de KVAN. Een archivaris die zijn nek uitsteekt en als openbaarheidsgeweten optreedt, moet een beroep op ons kunnen doen. Die collega verdient alle steun. In mijn werk als archivaris weet ik mij naast de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens gesteund door de ethische code van de International Council on Archives (ICA), die in 1997 door de KVAN is aangenomen. Artikel 6 is dan vooral relevant. Daarin lezen we: "De archivaris dient het gebruik van archieven zo breed mogelijk te bevor deren en onpartijdig aan alle gebruikers diensten te verlenen." Ten slotte is er sinds september van dit jaar de Universal Declaration on Archives van de ICA. In die verklaring zijn, als het om openbaarheid gaat, enkele relevante passages te vinden: "Open access to archives enriches our knowledge of human society, promotes democracy, protects citizens' rights and enhances the quality of life"; archieven zijn van vitaal belang voor "supporting accountability and transparency, for protecting citizens rights, for establishing individual and collective memory."; "archives are made accessible to everyone, while respecting the pertinent laws and the rights of individuals, creators, owners and users; archives are used to contribute to the promotion of responsible citizenship." Fred van Kan voorzitter KVAN en directeur Gelders Archief. nummer 10 2010 15

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 15