4467266E 1 60929 0A60B99 cm 2 O "7 2 Schoonheidsfoutje Problemen met duurzaamheid Oplossingsrichtingen -I I-* "I-- pj wijze in te vullen. De contextinformatie uit het DMS/RMA zal meer, beter herkenbare en gedetailleerdere informatie bevatten dan de onder tekening zelf. Dit kan zelfs op een hoger niveau dan de conventionele hand tekening zou kunnen doen: een DMS/ RMA biedt uitgebreide mogelijkheden voor autorisaties, documenthistorie, integriteitbewaking en onweer legbaarheid (door middel van audit trails). De noodzaak voor een kostbare scanhandeling kan dus ter discussie komen te staan. Uiteraard zijn uitzonderingen mogelijk. Het document als bewijs dient ook om aan te tonen dat het proces op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Als het proces een ondertekening vereist, op juridische gronden of als vereiste van een derde partij, zal het archief dus moeten uitwijzen dat ondertekening heeft plaatsgevonden. Zo geformuleerd zouden we echter komen tot de hoofd regel dat een ondertekend archief exemplaar niet nodig is, tenzij (als uitzondering) een ondertekening aantoonbaar is voorgeschreven. De nieuwe Archiefregeling lijkt ook getekende archiefexemplaren als uitzondering te zien. De Regeling voorziet in een nieuwe bepaling, waarin voor digitaal ondertekende archiefbescheiden specifieke regels gelden.4 Nadrukkelijk wordt gesteld dat de digitale handtekening zelf niet bewaard hoeft te worden: "De digitale handtekening zélf hoeft ingevolge de Archiefwet 1995 niet te worden bewaard. Na controle en validatie van de handtekening verliest deze zijn rol en hoeft ten behoeve van archivering niet te worden bewaard."5 Deze bepaling is atypisch voor het archiefrecht, waarin conventionele en digitale archiefbescheiden gelijkelijk worden behandeld;6 de expliciete bepaling voor digitale handtekeningen zou als schoonheidsfoutje in die systematiek kunnen worden gezien. Uit de systematiek van het archiefrecht zou logischerwijs volgen dat bewaring van de ondertekening van conventionele stukken ook niet noodzakelijk is, zolang maar wordt vastgelegd wie de onder tekenaar was en wanneer dit door wie is gecontroleerd.7 Digitale handtekening. Ook de Archiefregeling houdt een slag om de arm: "Er kunnen echter andere redenen zijn, bijvoorbeeld juridische, om toch de digitale handtekening te bewaren."8 Bewaring van de ondertekening is echter duidelijk de uitzondering, niet de regel. Uiteraard alleen onder de conditie dat de contextuele informatie wel is geborgd. Aan de elektronische handtekening kleven echter duurzaamheidsproblemen. Bij het gebruik van een digitale hand tekening9 met een onafhankelijke derde als certificaatdienstverlener (in een PKI) zijn deze problemen het grootst. Het eerste probleem komt voort uit de controle van de ondertekening door de derde partij. Als het gebruikte certificaat niet lang genoeg wordt bewaard of de derde ophoudt te bestaan, kan de handtekening niet meer worden herleid naar een persoon. De hand tekening is dan nog wel zichtbaar, maar de verificatie van die ondertekening kan niet meer plaatsvinden. Deze situatie is vergelijkbaar met een papieren document van decennia oud waarbij de ondertekenaar niet meer leeft en zijn handtekening kan zetten ter verificatie. Het tweede gevolg is dat door conversie de handtekening vervaagt. De onder tekening is dan niet meer aantoonbaar te relateren aan het ondertekende. Deze situatie is vergelijkbaar met een ondertekening die niet goed overkomt op een kopie of een fax. Ook bij andere vormen van elektronische handtekeningen ontstaan problemen. Bij gebruik van pincodes, gescande ondertekeningen of DigiD geldt dat deze juridisch, als (lage vorm van) elektronische handtekening, kunnen worden gebruikt als zij zowel aan de persoon als aan het ondertekende te relateren zijn. Deze relaties moeten nu duurzaam worden vastgelegd om na jaren als bewijs te dienen. Hoe toon je anders over jaren aan dat een burger correct was ingelogd met DigiD bij een online aanvraag? Voor deze problemen zijn verschillende strategieën denkbaar. Filip Boudrez stelde in 2006 vier oplossingsrichtingen voor,10 waarvan registeren van de validatie het meest opvallend en het best haalbaar is. Concreet houdt dit in dat de ondertekening wordt getoetst op het moment waarop het document zijn rol vervult: bijvoorbeeld bij ontvangst of voorafgaand aan de nakoming van een overeenkomst. Juridisch gezien is er veel te zeggen voor deze aanpak: de onder tekening dient er immers voor om het ondertekende aan een persoon te binden op het moment dat het document zijn rol vervult. Jaren later blijkt deze relatie dan vervolgens uit de vastgelegde toetsing en uit de context. Uit het feit dat een vergunning werd verleend of een overeenkomst werd nagekomen, blijkt immers ook dat op het moment waarop het document zijn functie vervulde 30 2010 nummer 9

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 30