De archiefervaring van Bertus Wouda In het buurtschap Staverden ligt het aquaduct van Ermelo. Daar komen diverse verhaallijnen samen. Een kasteel met stadsrechten, gelegen aan de langste laaglandbeek van West-Europa. Een spreng voor een watermolen, die als korenmolen werd geëxploiteerd. En later in de benedenloop watermolens voor de papierfabricage. Inmiddels is veel verdwenen, maar toch zijn er nog elementen in het landschap zichtbaar, waarbij vooral de ouderdom van het aquaduct mij intrigeerde. De opgeleide Molenbeek die naar de watermolen stroomt. Het verloop van het talud geeft al aan dat het om geringe hoogteverschillen gaat (foto auteur). Graaf Reynalt van Gelre verwierf in 1295 het recht om nabij Staverden een stad te bouwen. Ondanks het goede voornemen bleef het bij een hof en een watermolen. Waarschijnlijk was de molen van een onderslagrad voorzien, waarbij het water 'onder het rad door' stroomde. Er was dan weinig verval nodig en dus waren er weinig landschappelijke ingrepen vereist, maar de beek moest wel krachtig stromen. Na verloop van tijd kon de beek van karakter veranderen, waarbij de water toevoer verminderde. Maar ook werden er steeds hogere eisen aan die korenmolen gesteld. Om het rendement te verdrie voudigen besloot men veelal om naar een bovenslagrad over te stappen. Het water werd dan over het rad geleid en viel dan niet op 'gewone' platte schoepen maar sijpelde in 'wateropvangbakjes'. Dat water kon niet wegstromen en het gewicht daarvan zette het rad in beweging. De beek hoefde dan minder snel te stromen maar moest ter plaatse van dat rad wel een groter verval hebben. Om dat verval te verkrijgen werd vaak stroom opwaarts de beek afgetakt en die aftakking liet men met een zo gering mogelijk verval stromen. Na enige afstand was het hoogteverschil tussen de 'oude' beek en de nieuwe 'opgeleide' beek voldoende om een bovenrad aan te drijven. Daarnaast werden er ook sprengen gegraven, waarbij men bij een hoger gelegen punt, door een horizontale ingraving, het grondwater 'aanboorde'. Vanuit die 'sprengkop' werd het water via gegraven sprengen naar de watermolen geleid. Die kwaliteitsverbetering werd ook in Staverden doorgevoerd. De uitbaters kregen al in 1524 vergunning om een spreng te graven, waarbij men het grond water op enige afstand van het Uddelermeer aftapte. Vlak voor die molen kruiste dat opgeleide water een zijtak van de bestaande Staverdense Beek. Om het hoogteverschil tot aan de watermolen te behouden was een aquaduct nodig. Voor de Val van Antwerpen (1585) stonden er op de Veluwe ten minste 56 watermolens. Daarbij betrof het steeds korenmolens. Nadien verschenen er papiermolens waarvoor ook weer sprengen werden gegraven. De oudste vermelding dateert uit 1517, maar de meeste sprengen zijn in de zeventiende en achttiende eeuw gerealiseerd. In totaal gaat het op de Veluwe om circa 50 sprengen. Daarbij kwam het vaker voor dat er een aquaduct werd aangelegd, bijvoorbeeld bij Renkum, Vaassen en Loenen. Maar werd er ergens anders vóór 1525 nog een aquaduct gerealiseerd? Ook stroomafwaarts van Staverden werden papiermolens gebouwd, maar die zijn inmiddels verdwenen. Een waterval nabij restaurant 'Het Roode Koper' markeert de plaats waar ooit 'De Zandmolen' (1692-1864) heeft gestaan. Natuurlijk is ook de korenmolen van Staverden niet meer als zodanig operationeel. Het binnenwerk werd in 1924 ontmanteld. De waterlopen en bijbehorende kunstwerken waren aan verval onderhevig. Recent is er meer aandacht voor de sprengen en beken als cultuurhistorisch erfgoed met een aparte flora en fauna. Vandaar dat de watermolen in 1989 voor de opwekking van elektriciteit van een kleine generator is voorzien. Om het vernieuwde waterrad van voldoende water te voorzien, is ook de opgeleide beek met de bijbehorende werken in ere hersteld. Zou dit gerenoveerde aquaduct het oudste aquaduct van Nederland kunnen zijn? Voordat ik hierover al te stellig word, sluit ik af met mijn motto: Festina Lente. Dat wordt nog een mooie archiefzoektocht! Bertus Wouda cultuurwetenschapper. nummer 8 2010 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 5