Waterschapswet Het Rijk boven de provincie Institutionele omwenteling Moordierzijlvest FryslSn Blija buitendijks Hurize en Aa's Reest en wieden Velt en Vecht GrootSaüend Regge en Dinkel Veluwe Rijn en iJssei Vallei en Eem De Stichtse Rijnlanden Amstel, Gooi en Vecht Hollands Noorderkwartier Rijnland Delfland Schieiand Krimpenerwaard Rivierenland Hollandse Delta 20 Zeeuwse eilanden 21 Zeeuws-Vlaanderen 22 Brabantse Delta 23 De Dommel 24 Aa en Maas 25 Peel en Maasvallei 26 Roer en Overmaas 27 Zuiderzeeland •H- Overzichtskaart van de 27 waterschappen in Nederland in 2009. van de keur werd met gezwinde spoed opgelost en de opbrengst van de boeten werd bijna als vanzelfsprekend aan het waterschap toebedeeld. De waterschappen overleefden ook de Bataafse en Franse tijd, waarin krachtig gestreefd werd naar centralisatie van het staatsbestel.2 In 1795 werden alle bestuurslichamen "de oude orde toegedaan" ontbonden; de "Collegiën, die het opzigt hebben over Dyken en Waterwerken" ontsprongen echter de dans. Pogingen om de macht van de waterschappen te breken faalden. Wel werd in die periode de basis voor de huidige Rijkswaterstaat gelegd. Ook werden in de Grondwet van 1814 de zorg voor de waterstaat en de water schappen voor het eerst genoemd. Provincies kregen het toezicht op de waterschappen en de bevoegdheid om hun reglementen te wijzigen. Deze bevoegdheid werd door de waterschappen overigens bestreden, waarbij zij wezen op hun vermeende privaatrechtelijk karakter. Het opper toezicht over de waterstaat kwam bij de koning te berusten. De Grondwet van 1848 voorzag niet alleen in een Provincie- en Gemeentewet, maar ook in de totstandkoming van een Water schapswet. Van die Waterschapswet kwam echter niets terecht. Het werd ondoenlijk geacht om al die honderden water-schappen met hun vele, onderling sterk uiteenlopende regelingen in één wet onder te brengen. Wel verzorgde een hoge ambtenaar van Thorbecke, Quarles van Ufford, een handleiding van bijna 150 pagina's waaraan een provinciaal waterschapsreglement moest voldoen, in feite een Waterschapswet avant la lettre. Onze huidige Grondwet bevat na de herziening van 1983 met artikel 133 nog maar één artikel over de waterstaatszorg, dat bovendien alleen aan het waterschap is gewijd. Alleen al gezien de geografische ligging van ons land doet dat te zuinig aan. Weliswaar valt de waterstaatszorg onder artikel 21 GW dat de overheid de zorg opdraagt voor de bewoonbaarheid van ons land en de bescherming en de verbetering van het leefmilieu, de met de grondwetsherziening van 1983 beoogde deconstitutionalisering is hier overduidelijk doorgeschoten. Dit artikel 133 voorzag in de totstandkoming van een algemene Waterschapswet, zoals deze eerder door de Studiecommissie Waterschappen (de 'Diepdelvers- commissie') en in de Regeringsnota 'Naar een nieuw waterschapsbestel?' uit 1977 reeds was bepleit. Deze Waterschapswet trad in 1992 in werking. De centrale positie van de provincie ten aanzien van het waterschap werd daarin weliswaar herbevestigd, maar het Rijk kreeg de bevoegdheid om de provincie zo nodig te overrulen. Al betrekkelijk snel na de invoering van de Waterschaps wet moest het Rijk tot driemaal toe van deze bevoegdheid gebruikmaken. Als je zo terugblikt, dan kan de conclusie niet anders luiden dat het waterschaps- bestel met name de afgelopen vijftig jaar ingrijpende veranderingen heeft ondergaan. Ondanks de reeks water staatsrampen die ons land de afgelopen eeuwen heeft getroffen, kon het waterschap zijn werk in relatieve rust verrichten. Van een echte besteldiscussie was geen sprake. In de laatste halve eeuw heeft echter een institutionele omwenteling van het waterschap plaats gevonden, zowel wat betreft aantal, wetgeving, takenpakket, financiering en samenstelling en verkiezing van het bestuur. Kon Van der Linden3 er in 1977 nog op wijzen dat een zevental elementen van het middeleeuwse waterschapsrecht de tand des tijds glorieus hadden doorstaan, nog geen twintig jaar later was er niets van over! Waar bestaat deze institutionele metamorfose dan uit? Het aantal waterschappen is in deze periode teruggelopen van 2647 tot 26, een reorganisatie die in overheidsland ongekend is. Oorzaken van dit enorme schaalvergrotingsproces waren de watersnoodramp van 1953, de toebedeling van het waterkwaliteits beheer, die noopte tot eenheden met een stevig bestuurlijk en financieel draagvlak, en het beleid van het Rijk om het waterkwaliteits- en het waterkwantiteitsbeheer in één hand te brengen, waardoor integraal waterbeheer beter van de grond zou komen. nummer 8 2010 13

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 13