Verleden en toekomst van het waterschap THEMA jlLandlenlWater Ontstaansgeschiedenis waterschap1 f Dag van de Groninger Geschiedenis jlLandlenlwater v Waterstaatszorg Bevoegdheden Herman Havekes In het kort iets vertellen over verleden en toekomst van het waterschap, dat is geen geringe opgave. Alleen de geschiedenis van het waterschap beslaat al een kleine duizend jaar. Of dit laatste ook voor de toekomst geldt, is door de actuele politieke discussie over het bestaansrecht ongewis. In zijn artikel gaat Havekes vooral in op de governance van het waterschap, dat wil zeggen op de wetgeving, het takenpakket, het bestuur, de financiën en het toezicht. Hij toont zich daarbij een warm pleitbezorger voor het voortbestaan van dit oerhollandse instituut. Als we de Friezen met hun terpen en de Romeinen met hun eerste rudimentaire waterstaatswerken buiten beschouwing laten, omvat onze waterstaatsgeschiedenis een goede duizend jaar. Aanvankelijk berustte de waterstaatszorg bij de sterk agrarisch georiënteerde lokale buur schappen, die als voorlopers van onze hedendaagse gemeenten kunnen worden gekarakteriseerd. Doordat de waterstaatsbelangen het draagvlak en vermogen van de individuele buur-schappen op zeker moment te boven gingen, ontstonden vanaf de twaalfde en dertiende eeuw de eerste water-schappen. Dit gebeurde soms op particulier initiatief van grondeigenaren en soms op grafelijke instigatie, waarbij Floris V (1254-1296) een belangrijke rol vervulde. De vorming van waterschappen speelde hoofdzakelijk in de 'lage landen'. Het oudste waterschap, Lekdijk Bovendams, werd in 1122 opgericht, waarna Rijnland (1255), Schieland (1273), de Grote Waard (1275), de Alblasserwaard (1277) en Delfland (1289) volgden. Binnen deze grote waterschappen, die wel werden aangeduid als streekwaterschappen, ontstonden later soms polders, die lokaalwaterschappen werden genoemd. Deze polders werden uitsluitend met de detailwaterbeheersing belast, de dijken en de grote afwateringswerken werden door de streekwaterschappen beheerd. De Groninger Archieven bieden een breed programma met flitslezingen, tentoonstellingen, een quiz, een historische markt en nog veel meer. Dit jaar vinden ook op een tweede locatie activiteiten plaats: Forumimages, met onder andere een vj-voorstelling en optredens. Van een landelijke trend was overigens geen sprake. In grote delen van het land werd de waterstaatszorg nog lang door buurschappen uitgeoefend. Op de hoge zandgronden ontstonden de eerste waterschappen pas in de negentiende en twintigste eeuw, waarbij Noord Brabant voor een relatief klein aantal grote waterschappen en Drenthe voor een groot aantal kleine waterschappen koos. Thans is vrijwel heel Nederland waterschappelijk ingedeeld. De taken van die eerste waterschappen bestonden uit de dijk- en afwaterings- zorg. Zij kenden een eigen bestuur, dat vooral uit aanzienlijken bestond afkomstig uit de kring van (groot-) grondbezitters, edelen, kloosters en steden. Dit bestuur werd vaak door coöptatie aangevuld, zonder verkiezingen. De waterschappen beschikten over eigen financiële middelen, al was dit zeker niet van aanvang het geval. Oorspronkelijk leverden de ingelanden vooral bijdragen in natura. Pas vanaf de vijftiende en zestiende eeuw werden deze onderhoudsverplichtingen gemeengemaakt en omgezet in het betalen van een belasting, de omslag. Het waterschap kon daardoor aan nemers inschakelen voor het verrichten van de noodzakelijke werken, wat veel meer zekerheid bood. Dijkgraaf en (hoog)heemraden waren in die tijd invloedrijke personen, die vergaande bevoegdheden hadden op wetgevend (de keur), uitvoerend en rechtsprekend terrein. Sommige water-schappen beschikten over de zogeheten hoge jurisdictie en konden zelfs de doodstraf opleggen, die inderdaad enkele malen is voltrokken. De denkbeelden van Montesquieu over de scheiding der machten landden laat in de water-schapswereld. Pas in 1841 werd de rechtsmacht van de waterschappen ingetrokken. De regering moest deze wet met grote behoedzaamheid door het parlement loodsen en de waterschappen hebben zich daar nog lang tegen verzet. Ook een noodwet uit 1855 past in dit beeld. Een leemte in de provinciale reglementering op het punt van het kunnen bestraffen van overtredingen 12 2010 nummer 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 12