r
De pen als gereedschap
Om bestuurlijke greep te
verkrijgen op afgelegen
gebieden van de kolonie
was informatie over de
situatie ter plaatse van
cruciale betekenis.
Vitale ruggengraat
Conclusies
Noten
Het belangrijkste gereedschap waarover
de overheid de beschikking had om een
uitgestrekt koloniaal gebied te kunnen
besturen, was de pen, of zoals H.V.
Bowen in zijn uitstekende studie naar de
administratieve geschiedenis van de
Britse East India Company schrijft: "[The
pen could be] as mighty as the sword in
the making of the empire."8 In
vergelijking met de Britse historiografie
is er in Nederland betrekkelijk weinig
aandacht voor de specifieke betekenis
van informatie- en kennisuitwisseling
voor de opbouw van de koloniale staat.
Siegfried Huigen besteedt in zijn
proefschrift de nodige aandacht aan de
veranderingen na het uiteenvallen van
de handelscompagnie en de transformatie
naar de nieuwe staatsstructuur. Hij stelt
dat het Bataafse koloniale bewind grote
behoefte aan informatie had, omdat het
zichzelf graag zag als een bestuur dat
het welzijn van 'medeburgers' (dat
waren overigens de kolonisten en niet
de inheemse inwoners) wilde bevorderen.
Dat kon alleen effectief gebeuren als de
bestuurders de leefomstandigheden van
hun burgers kenden. Om bestuurlijke
greep te verkrijgen op afgelegen gebieden
van de kolonie was informatie over de
situatie ter plaatse van cruciale betekenis.
Die informatie werd voornamelijk
verkregen door het uitvoeren van
inspectiereizen door hooggeplaatste
ambtenaren en het vervaardigen van
gedetailleerde topografische kaarten.9
In de negentiende eeuw neemt de
administratiedrift van de overheid
verder toe, totdat zo ongeveer alles wat
vastgelegd kon worden ook daadwerkelijk
geregistreerd leek te worden.
De Britten hebben al langere tijd oog
voor de betekenis van informatie voor
het koloniale bestuur. Bayly beschrijft
bijvoorbeeld hoe in Brits-India in het
begin van de negentiende eeuw de
transitie van een gedecentraliseerd en
oraal georiënteerd Indiaas informatie
systeem naar een meer gestructureerd,
archiefgeoriënteerd Brits systeem in zijn
werk ging. Hij laat zien hoe inheemse
en koloniale circuits met elkaar verbonden
raken en laat in zijn onderzoek zien op
welke wijze informatie van het ene naar
het andere circuit bewoog.10
In de Nederlandse vroeg-koloniale tijd
vormde de onafgebroken correspondentie
die de gouverneur-generaal en de
Minister van Koloniën geacht werden
met elkaar te onderhouden de vitale
ruggengraat voor het bestuur. De
kwaliteit van de informatie die langs
deze ader vanuit Batavia naar Den Haag
vloeide, was echter voor een belangrijk
deel afhankelijk van de mate waarin het
informatienetwerk vanuit Batavia -
via de residenten, assistent-residenten,
controleurs, regenten en de dorps
hoofden - door wist te dringen tot in de
lokale samenleving. Neem alleen al de
archieven die in Jakarta en Den Haag
worden bewaard. Stel we reconstrueren,
op grond van de archiefvorming, hoe
de informatie die bij de verschillende
archiefvormers te vinden was vanuit de
haarvaten van de lokale samenleving
naar het Haagse centrum vloeide. Dan
krijgen we zicht op de werking van het
koloniale informatienetwerk en de wijze
waarop in de knooppunten informatie
werd gefilterd en wat werd
overgeheveld naar andere netwerken.
Door verbindingen te leggen tussen de
archieven die in Indonesië en Nederland
worden bewaard, kunnen de verschillende
informatienetwerken worden blootgelegd
(we kunnen op die manier bestuurlijke-,
handels-, religieuze- en persoonlijke
netwerken onderscheiden). Het Haagse
machtscentrum wordt via tussenschakels
met de lokale dorpssamenleving
verbonden, de oorspronkelijke beweging
van de informatie kan zichtbaar worden
gemaakt, en het wordt mogelijk te
reconstrueren wat er met die informatie
in de knooppunten gebeurde.
Digitalisering van de koloniale archieven
vanuit deze uitgangspunten zal een
belangrijke bijdrage leveren aan de
onderzoeksmogelijkheden in het kader
van global history en zal leiden tot een
beter begrip van de informatiestructuren
uit het verleden.
1 Michael Kayoy, My Father's footsteps
(Nairobi 1973).
2 Voor een aardige introductie op de
uitwisseling van informatie zie Daniel R.
Headrick, When information came of
age. Technologies of knowledge in the
Age of Reason and Revolution,
1700-1850 (Oxford 2000) 181-216.
3 John B. Thompson, 'The global
communication', in: David Held and
Anthony McGrew, The global
transformations reader. An introduction
to the globalization debate (Cambridge
2003; 2e druk) 246.
4 Thomas J. Misa, Leonardo to the
Internet: technology culture from the
Renaissance to the present (Baltimore
2004) 105-106.
5 Rudolph Mrazek, Engineers of the
happy land. Technology and Nationalism
in a Colony (Princeton 2002).
6 C.A. Bayly, ''Archaic' and 'Modern'
Globalization in the Eurasian and African
Arena, c. 1750-1850', in: A.G. Hopkins
(ed.), Globalization in World History
(London 2002) 47-73, aldaar 50.
7 Kerry Ward, Networks of Empire.
Forced Migration in the Dutch East India
Company (Cambridge 2009) 10. Zie ook:
Zoë Laidlaw, Colonial connections,
1815-45: Patronage, the information
revolution and colonial government
(Manchester 2005) 13.
8 H.V. Bowen, The business of empire.
The East India Company and imperial
Britain, 1756-1833 (Cambridge 2006) 181.
9 Siegfried Huigen, Verkenningen van
Zuid-Afrika. Achttiende-eeuwse reizigers
aan de Kaap (Zutphen 2007) 194.
10 C.A. Bayly, Empire and Information.
Intelligence gathering and social
communication in India, 1780-1870
(Cambridge 1996).
11 In dit kader is het interessant te
wijzen op twee ontsluitingsprojecten
van het Instituut voor Nederlandse
Geschiedenis: 'Godsdienstpolitiek in
Nederlands-Indië, in het bijzonder ten
aanzien van de Islam, 1816-1942' en
het 'Repertorium van Nederlandse
zendings- en missiearchieven, ca
1800-1960'. Voor beide projecten zie de
website: www.inghist.nl/Onderzoek/
LopendOnderzoek#programmas
Charles Jeurgens hoogleraar Archivistiek
aan de Universiteit van Leiden en
werkzaam bij het Nationaal Archief.
34 2010 nummer 6