Doorbraak
Social watchdog
De ondertekening van Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, 20 maart 1952.
bepaalde overheidsinformatie, op grond
van een bredere uitleg van artikel 8 EVRM.
Er is dus een tendens om grondrechten
zo te interpreteren dat de overheid moet
handelen. Maar kan de overheid nu
- onder omstandigheden - ook
gedwongen worden toegang te geven
tot overheidsdocumenten, op basis van
artikel 10 EVRM?
Dat is het geval, want er is een
doorbraak geweest in het denken van
het Europees Hof over deze kwestie.
Het gaat om een uitspraak uit 2006 in
de zaak Sdruzeni Jihoceské Matky tegen
Tsjechië.1 Sdruzeni Jihoceské Matky is
een vereniging die om documenten
vroeg die betrekking hadden op een
nucleaire installatie in Tsjechië. In eigen
land kreeg de organisatie nul op het
rekest. Ook bij het Europees Hof ving
men bot, want het Hof verklaart het
beroep van deze vereniging niet
ontvankelijk wegens kennelijke
ongegrondheid van de klacht. Op het
eerste gezicht lijkt dit niet erg
vernieuwend, maar de uitspraak is toch
van groot belang omdat het Hof voor
het eerst aangeeft artikel 10 EVRM
toepasselijk te vinden in een dergelijk
geval.
De burger - of een rechtspersoon - die
geen inzage krijgt kan nu dus bij het
Europees Hof terecht. Wel is het zo dat
hij eerst de beschikbare nationale
procedures moet doorlopen. De Europees
rechter zal zijn klacht niet meer, zoals
vroeger, zonder meer niet-ontvankelijk
verklaren om de reden dat artikel 10
EVRM niet van toepassing is. Er is een
grote kans op een inhoudelijke
behandeling van de kwestie. Daarbij
moet wel aangetekend worden dat het
EHRM overbelast is en dat het vele jaren
kan duren voordat het vonnis wordt
gewezen, en dat er kosten van rechts
bijstand zullen zijn. Ook voor de nationale
rechter kan men overigens artikel 10
inroepen, zodat een gang naar Straatsburg
misschien helemaal niet nodig is.
Belangrijk is dat als de rechter artikel 10
EVRM toepasselijk vindt, de weigering
van de overheid getoetst zal worden
aan artikel 10 lid 2. Dat betekent dat
voldaan moet zijn aan drie eisen. In de
eerste plaats moet de beslissing steunen
op de nationale wet. Ten tweede moet
de weigering "noodzakelijk zijn in een
democratische samenleving". Een derde
eis is dat de weigering één van de in
artikel 10 lid 2 genoemde doelen dient.
Doelcriteria zijn onder meer de nationale
veiligheid, bescherming van de
gezondheid of de goede zeden en
bescherming van de rechten van
anderen. De bewijslast dat de beslissing
deze driedelige toets kan doorstaan ligt
bij de overheid.
Het Europees
Verdrag voor de
Rechten van de
Mens.
In 2009 heeft het Europees Hof twee
uitspraken gedaan over toegang tot
overheidsdocumenten. De eerste is
Tarsasag a Szabadsagjogokért tegen
Hongarije.2 In maart 2004 diende een
Hongaarse parlementariër een klacht in
bij het Hongaarse Constitutionele Hof,
waarin hij verzocht om toetsing van
enige bepalingen in het Hongaarse
Wetboek van Strafrecht, die betrekking
hadden op drugsdelicten. De mensen
rechtenorganisatie Tarsasag a
Szabadsagjogokért verzocht daarop het
Constitutionele Hof om inzage in de
schriftelijke klacht. Men weigerde dit
met de motivering dat men derden
geen toegang kon geven tot dergelijke
documenten, zonder toestemming van
de indiener. De zaak kwam voor het
Europees Hof, dat overweegt dat de
Hongaarse overheid hier een informatie
monopolie heeft en dat dit monopolie
de werking van de klagende organisatie
in de weg staat. Deze laatste heeft
de functie van een social watchdog,
vergelijkbaar met die van de pers.
Het informatiemonopolie van het
Hongaarse Constitutionele Hof komt neer
op censuur, zo vindt het Europees Hof.
Men vindt dat artikel 10 EVRM
toepasselijk is en dat er sprake is van
een belemmering van de informatie
vrijheid. Daarop volgt dan de toetsing
van de weigering aan de (drie) eisen die
artikel 10 lid 2 aan een beperking van
de informatievrijheid stelt. De weigering
was gebaseerd op de Wet, en diende
een legitiem doel ("de rechten van
30 2010 nummer 6