VEII m ir io Facade van het monumentale Van der Perrehuis, waarin de kantoren van de medewerkers van het Zeeuws Archief gevestigd zijn. ABO-tijd onder meer bezig gehouden met de conserveringsproblematiek. Daar was in het kader van het Deltaplan voor de cultuursector veel geld voor beschik baar gekomen. Met Gerrit de Bruin en Ted Steemers heb ik toen de cursus 'Behoudsmedewerker papier' opgezet, als interne bedrijfsopleiding." Vertel eens wat meer over je ervaringen als rijksarchivaris. "De eerste brief die ik in 1980 als rijks archivaris schreef, ging over een nieuw archiefgebouw. Wegens ruimtegebrek moest de expositiezaal in dat jaar als bibliotheek worden ingericht. We waren in dat verborgen hoekje van het Abdijcomplex niet goed zichtbaar voor het publiek. In het kader van de frontoffice-benadering die ik in 1994 en 1995 invoerde - ik was in het begin van de jaren negentig projectleider front officie van de Rijksarchiefdienst - werden er in Middelburg wel overal bordjes geplaatst die naar het archief verwezen. Dat was nog erg fysiek gedacht. De frontofficie was toen de receptie van je gebouw. Nu is dat je website: de receptie is eigenlijk ook onderdeel van de backoffice geworden. In 1997 zijn we met de bouw begonnen en in 2000 verhuisden we naar het nieuwe gebouw aan het Hofplein. Ik vind dat nog steeds het mooiste archiefgebouw van Nederland, zowel mooi als functioneel. Hoewel we in Jan Bentem en Cor Bouwstra twee hele goede architecten hadden, moet je er als toekomstige gebruiker wel bovenop zitten. Als je je alleen door architecten laat leiden wordt het niks, hoe goed ze ook zijn. Ik heb de architecten proberen te inspireren en tegelijkertijd veel van hen geleerd. Elke archivaris krijgt het gebouw dat hij verdient." Zo'n verhuizing is natuurlijk een hele operatie. Hoe verliep dat proces? "De verhuizing in 2000 ging gepaard met een fusie van het Rijksarchief en de gemeentearchieven van Middelburg en Veere, en dus ook met een reorganisatie: de medewerkers van de drie fusiepartners moesten met elkaar één nieuwe organisatie gaan vormen. Die nieuwe organisatie, het Zeeuws Archief, werd een zelfstandig bestuursorgaan dat zijn eigen broek moest ophouden. Daardoor werd het werk voor mij veel leuker. Ik kon mijn Zeeuwse netwerk gaan uitbouwen en slimme constructies bedenken om iets voor elkaar te krijgen. Ik was niet meer helemaal afhankelijk van het Rijk en zijn onnavolgbare logica. We konden nu van de provincie subsidie krijgen, wat eerder niet mogelijk was. Het Zeeuws Archief werd een belangrijke Zeeuwse cultuurinstelling, net als het Zeeuws Museum en de Zeeuwse Bibliotheek. Het provinciale apparaat draaide om als een blad aan een boom. Ik kon prima samenwerken met de meeste cultuurambtenaren en cultuur gedeputeerde Harry van Waveren, een hele goede gedeputeerde. Je ging gewoon met een plan naar hem toe, besprak het en als hij het zag zitten haalde hij er een ambtenaar bij. Die keek dan of het kon en dan kwam er geld voor. Zo heb ik bijvoorbeeld twee ton binnengehaald voor het Rekenkamer project. Die kreeg ik trouwens pas definitief toen ook het Rijk twee ton had toegezegd en dat ging heel wat moeizamer." 38 2010 nummer 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 38