Nieuwe database BHIC: het ledenbestand van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap tot 1642 In het verleden zijn duizenden personen lid geweest van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap of Zwanenbroederschap. Deze broederschap zetelde in 's-Hertogenbosch, maar het overgrote deel van de buitenleden tot 1642 kwam van elders. Het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) heeft onlangs een database gepresenteerd waarmee iedereen nu eenvoudig, via internet, de inschrijvingen van alle leden letterlijk in beeld krijgt. -J£~ Veranderingen Ledenadministratie Annemarie van Lith-Droogleever Fortuijn, Jan Sanders en Anton Schuttelaars -•'■jri-i Afbeelding 1: het enig overgebleven voorbeeld van de registratie door een provisor (coll. BHIC). De broederschap is al vóór 1318 - toen ze officiële statuten kreeg van de bisschop van Luik - ontstaan om de Mariadiensten in de kerk van 's-Hertogenbosch op te luisteren. In de statuten werden voor het eerst als leden vermeld: clerici (personen met de status van clericus) en scolares (scholieren aan de Latijnse School die zich voorbereidden op het behalen van deze status). Deze kleine groep personen vormde een naar binnen gekeerde groep, die geheel uit Bosschenaren bestond. De eerste wijziging deed zich voor rond het midden van de veertiende eeuw. Toen traden voor het eerst enkele vrouwen tot de broederschap toe. Twee ontwikkelingen vanaf 1371 lagen aan de basis van een meer ingrijpende veran dering in de samenstelling van de leden. De ene is het verder openstellen van het lidmaatschap met ingang van dat jaar. Daarmee kreeg een veel bredere groep toegang tot de broederschap: mannelijke en vrouwelijke leden die zich niet aan de statuten van de broederschap hoefden te houden, maar die wel deelden in haar geestelijke gunsten: de aflaten. Degenen die de statuten volgden, de oude garde dus, heetten voortaan gezworen leden: zij zwoeren een eed op de statuten. De tweede verandering die van invloed was op de leden was de grote toeloop van pelgrims die vanaf 1380 naar de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch kwamen om genezing te vinden bij het wonderbeeld van Maria, overigens niet het Mariabeeld dat de leden van de broederschap vereerden in hun kapel in die kerk. Op het eind van de vijftiende eeuw ontstond een derde groep leden: de zwanenbroeders. Dit was een erefunctie die slechts weinigen ten deel viel en die zijn oorsprong vond in het schenken van een of meer zwanen ten behoeve van de jaarlijkse zwanenmaaltijd. Willem van Oranje is de beroemdste van hen. Tot 1642 - toen de broederschap op een volledige nieuwe leest geschoeid werd - zouden leden, gezworen leden en zwanenbroeders de broederschap vormen. Voor niets ging ook toen de zon op: alle leden moesten betalen voor hun lidmaatschap en moesten dus geregi streerd worden. In de eerste halve eeuw was dat vrij eenvoudig. Van iedereen werd op de eerste plaats het eenmalige lidmaatschapsgeld, het inschrijfgeld, geregistreerd. De tweede verplichting van de leden was de betaling van de doodschuld na het overlijden. Deze twee onderdelen vormden de basis van de ledenadministratie. Deze betalingen werden rechtstreeks of aan de hand van een lijstje overgenomen in de jaarreke ningen. De werving en administratie van nummer 4 2010 33

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 33