opinie
pime opim
Open erfgoed voor iedereen!
Bij het toegankelijk maken of ontslui
ten van archiefinformatie worden door
een archiefdienst vaak databases ('nadere
toegangen' of 'indexen') samengesteld
met informatie die wordt overgenomen
uit een archiefbron. Doordat de infor
matie in het archief op deze wijze wordt
gestructureerd, kan er geavanceerd in
worden gezocht en kan het zoekresultaat
netjes in kolommen op de website wor
den gepresenteerd. De toegankelijkheid
van de bron neemt toe. Aan de nadere
toegang worden vaak scans van de origi
nele archiefstukken gekoppeld. En dank
zij de nadere toegang worden deze dan
door de gebruiker teruggevonden. Ook
dit verbetert de toegankelijkheid van het
archief.
Maar meestal blijft het daartoe beperkt:
de nadere toegang wordt gebruikt om de
archiefstukken te kunnen vinden. Op de
website wordt daarvoor een zoekformu
lier gemaakt - al dan niet voor uitgebreid
zoeken. Als ik een andere vraag wil stel
len dan met het zoekformulier mogelijk
is, kan het niet.
Er zijn vele voorbeelden: zij zijn alle
maal gemaakt met de beste intenties en
het zijn prima producten. Voor de duide
lijkheid kiezen we er één. Via www.dren-
lias.nl zijn de Drentse armenkolonies toe
gankelijk gemaakt en het zoekformulier is
gericht op genealogen: u kunt zoeken op
persoonskenmerken, zoals achternaam.
Maar wellicht wil een sociaal-historicus
een selectie van alle personen afkomstig
uit een bepaalde stad, of een overzicht
van de herkomst van de bedeelden. Met
behulp van de website is dat niet moge
lijk. Uit de presentatie van het zoekresul
taat blijkt echter dat deze informatie bij
het toegankelijk maken wel is opgeno
men in de nadere toegang.
Waarom zou ik als klant van een archief
dit soort beperkingen accepteren?
Misschien accepteer ik het wel niet! Maar
als ik deze beperkingen niet accepteer,
moet ik rechtstreeks contact opnemen
met de archiefdienst. De hoeveelheid
van dit soort vragen kan verrassend hoog
worden, wat de werkdruk van de mede
werkers niet ten goede komt. Deze vin
den misschien wel dat zij iets beters te
doen hebben dan dit soort vragen helpen
beantwoorden. Wellicht gaat het zelfs wel
zo ver dat zij pas actie ondernemen als er
een aanbevelingsbrief van een professor is
bijgesloten! Dan zijn we weer terug in de
negentiende eeuw, toen het archief ook
alleen toegankelijk was als u hoorde bij
het intieme kringetje rond de archivaris.
En dat terwijl er technische mogelijkhe
den zijn om de nadere toegang breder
toepasbaar aan uw publiek beschikbaar
te stellen. Ook The National Archives
in Engeland streeft dit na: "Coding our
information in a way that machines and
developers can interpret might allow
audiences to access and re-use our records
directly."1 Er zijn naast technische, ook
juridische, economische en maatschap
pelijke aspecten gemoeid.2 Maar geen van
deze aspecten vormen een belemmering
om het erfgoed definitief helemaal open
te stellen voor iedereen.
Een archiefdienst kan om te begin
nen de nadere toegang als Excel-sheet
of Access-bestand op de website zetten,
zodat iedereen het gehele bestand kan
downloaden. Er zullen meer mensen
gebruik van maken dan u denkt. Wie
weet wat voor verrassende uitkomsten
het oplevert: nieuwe historische artikelen
van misschien wel hele goede amateurs
- over nieuwe onderwerpen.
Een meer geavanceerde techniek is om
de database rechtstreeks bevraagbaar te
maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij veel
bibliotheekdiensten, zodat een zoekop
dracht kan worden verspreid over ver
schillende bibliotheken. Hiervoor is het
bibliotheekprotocol SRU (Search/Retrieve
via URL) ontwikkeld. Deze techniek wordt
bijvoorbeeld gebruikt op de website www.
librarything.com. Via deze website kunt u
als particulier een catalogus samenstellen
van uw boekencollectie. Hiervoor hoeft
u niet alle informatie over een boek in
te voeren. U kunt op zoek naar het juiste
boek in de catalogus van bijvoorbeeld de
Koninklijke Bibliotheek en de beschrij
ving overnemen of koppelen. De infor
matie uit de bibliotheekcatalogus is zon
der beperking beschikbaar gesteld om een
leuke website mee te maken voor boeken
verzamelaars en -enthousiastelingen.
SRU is een voorbeeld van wat in het alge
meen een webservice wordt genoemd: de
bibliotheekcatalogus biedt de dienst aan
om op afstand in het systeem te kun
nen zoeken op alle mogelijke manieren.
Dergelijke webdiensten kunnen ook
archiefdiensten ontwikkelen. Er zijn vol
doende open standaarden beschikbaar
om het mee te realiseren. Dat is geen roc
ket science meer.
Er ligt een grens van wat is toegestaan
bij de beperkingen die worden gesteld
door de Archiefwet, wetgeving voor pri-
vacy-bescherming en auteursrecht. Het
gebruik door anderen. Want dankzij het
auteursrecht mag niet iedereen zomaar
uw nadere toegang kopiëren.
Maar waarom zou u uw nadere toegang
juridisch willen beschermen? Er zou toch
geen auteursrechtelijke drempel moeten
zijn om de voortgang van de historische
wetenschap te belemmeren? In het veld
van wetenschappelijke publicaties bestaat
in dat kader het initiatief van Open Access.
Ook hierin zijn dus al bestaande inzich
ten en projecten met succes uitgevoerd.
Zijn deze niet ook relevant voor informa
tie die door archiefdiensten beschikbaar
wordt gesteld?
Ik denk het wel. Het beste is daarom mijns
inziens om informatie in het publieke
domein beschikbaar te stellen. In dit
verband is Creative Commons relevant,
het internationale initiatief voor nieuwe
auteursrechten in een nieuwe multime
diale samenleving. Creative Commons
maakt het mogelijk om toch enkele
beperkingen op te leggen aan het gebruik.
belang en de veiligheid van anderen
mag niet in het geding zijn. Maar bij een
groot deel van een archiefcollectie, grof
weg alles ouder dan honderd jaar, gelden
deze beperkingen niet. Het auteursrecht
kan u in dat geval overigens wel helpen
om eigen voorwaarden te stellen aan het
Zelf publiceer ik mijn werk altijd onder de
licentie 'Naamsvermelding-Gelijk delen
3.0'. Dit houdt in dat iemand die mijn
werk gebruikt, moet aangeven dat ik het
heb gemaakt en dat hij het onder dezelf
de voorwaarden weer beschikbaar moet
stellen. Dat laatste voorkomt dat iemand
plotseling zelf auteursrecht gaat claimen.
piniEZ.opim
Opinie: Alles op inürnet?
Tussen droom en daadstaan wetten in de weg.
Internet heeft de archiefwereld ontsloten en hoe! Natuurlijk kan het altijd beter, zowel
kwalitatief als kwantitatief. Moet alles op internet en moet dat gratis? Kunnen we al onze
archieven digitaal ontsluiten?
Ivo Zandhuis bijt in deze reeks artikelen het spits af en ontpopt zich als een archivaris
zonder grenzen. Hij bepleit erfgoedinformatie digitaal, zonder barrières, zoveel mogelijk
beschikbaar te stellen. Hij ziet geen werkelijke technische, juridische, financiële en maat
schappelijke belemmeringen. Yola de Lusenet voert diverse spraakmakende en actuele voor
beelden en ideeën aan waarin het dilemma voor het voetlicht komt. Zoals zij stelt, staan
tussen droom en daad wetten in de weg en praktische bezwaren. Sandra Sacher-Flaat richt
haar blik op de wetgever. Zij toont in haar analyse van de beschikbaarstelling van actuele
overheidsinformatie aan dat verschillende bestuursniveaus en verschillende kabinetten
beleidsvoornemens verwoorden die elkaar tegenspreken. Zij bepleit een (internationale,
heldere keuze voor ofwel het profijtbeginsel ofwel het 'publiek domein'-beginsel. Ellen
Fleurbaay vraagt zich terecht af of we dat wel kunnen, 'alles digitaal beschikbaar stellen',
en hoe? Gelukkig ziet zij ook een oplossing. Het publiek kan een bijdrage leveren aan het
nader ontsluiten (indexeren) van onze archieven en collecties. Alleen zo bereiken we een
optimale toegankelijkheid en vindbaarheid van ons materiaal. Een materiële beloning voor
het publiek in de vorm van bijvoorbeeld 'scantegoed' of zelfs betaling sluit zij niet uit. Een
'scantegoed' vertegenwoordigt een waarde (je mag gratis een aantal scans downloaden
waar je normaal gesproken voor moet betalen) en dus gaat Ellen Fleurbaay in elk geval
niet uit van gratis beschikbaar stellen van al het materiaal.
Zelf schreef ik eerder in mijn artikel 'Archivaris in een wereld van markt en strijd' in
ditzelfde blad Archievenblad 2008, nummer 6): "Archiefinstellingen verkeren in de luxe
positie dat ze beschikken over veel en unieke content waar echt vraag naar is, zonder
aandeelhouders die zich druk maken over de exploitatie van al die schatten. Wel - en dat
is nieuw - zijn er bestuurders en subsidiënten die zich in toenemende mate afvragen of
er wat kan worden terugverdiend aan al die internetklanten. Het Nederlandse ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft dit zelfs als voorwaarde gesteld bij de
subsidieverlening voor het samenvoegen van de grootste genealogische databases in
Nederland, GenLias en de Digitale Stamboom. Gedacht wordt aan betaalde lidmaatschap
pen en zelfs aan het doorverkopen van de licentie op het gebruik van de genealogische
database aan een Amerikaanse internetonderneming. Op die manier krijg je inderdaad wat
terug van je investeringen. Minstens één Nederlands gemeentearchief heeft die laatste
stap overigens al een paar jaar geleden gezet."
We hebben naast een ideale wereld een materiële wereld, waarin Sinterklaas iemand is die
al zijn cadeautjes zelf moet betalen: u en ik. Over dit spanningsveld gaan onderstaande
artikelen en in zo een spanningsveld ontstaan de meest boeiende discussies. Kom maar
op met uw bijdragen!
René Spork,
Redacteur van het Archievenblad
Door Ivo Zandhuis
Het is mogelijk gedigitaliseerde archiefin
formatie zodanig beschikbaar te stellen dat
deze door iedereen kan worden gebruikt op
een manier die hem of haar zelf het beste
lijkt. In de praktijk gebeurt dit in het archief
wezen echter zelden. Waarom niet?
Beperkingen
Techniek
Recht
Kosten voor digitaal beschikbaar houden van archieven moeten worden gedragen
door activiteiten die inkomsten opleveren
Tekening:Willem Küller.