De lab sessies
BTBaued
X'Xg,y
Een nieuwe methode van waardering (selectie (deel 4)
onderwijs en onderzoek
onderwi s en onderzoek
Van het ene op het andere moment ben je
dan ineens een proefkonijn. In een 'laboratorium-
setting', zo was de gedachte, kon de institutio
nele dwangbuis worden losgelaten, waardoor
de leden van de werkgroep zich vrij voelden
om te experimenteren. Experimenten waar
mee de visie uit het rap
port Gewaardeerd Verleden
omgezet zou kunnen wor
den in een (hanteerbare)
methodiek. Binnen de
werkgroep moest nage
dacht worden over de
diverse onderdelen van de
"Methode Jeurgens", zoals
de visie binnenskamers
werd genoemd.2
Als werkgroep werkten we
individueel of in groepjes
aan het uitwerken van
definities van de termen
uit het visierapport. Er
werd daarnaast intensief
gediscussieerd over het
te gebruiken dan wel te
ontwikkelen instrumentarium. De instrumenten
werden uitgedacht en door de leden getest op
toepasbaarheid. Niet alles bleek werkbaar. Soms
omdat het moment van testen eigenlijk te vroeg
kwam, omdat een en ander nog te onduidelijk
gedefinieerd was, en soms gewoon omdat een
idee in theorie briljant was maar in de praktijk
niet uitvoerbaar bleek. Gaandeweg de sessies
borrelde er wel een min of meer vastomlijnde
structuur op uit alle vragen, ideeën en sugges
ties die door de werkgroepleden ter tafel werden
gebracht. Een structuur die het ons mogelijk
maakte een positief eindoordeel te vellen over de
nieuwe methodiek.
In het rapport Gewaardeerd Verleden wordt
de aanname gedaan dat de onderzoeken van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS),
het Centraal Plan Bureau (CPB) en het Sociaal
Cultureel Planbureau (SCP) gebruikt zouden
kunnen worden voor de HMA+. Om deze aanna
me te verifiëren hebben wij, Noor Schreuder en
Robbert Jan Hageman, onderzoek gedaan naar
(onderzoeks)instituten die als kennisbron zou
den kunnen fungeren. Het rapport noemde een
beperkt aantal planbureaus. Ons onderzoek was
breder. Wij zochten naar alle mogelijke instituten
die als kennisbron zouden kunnen fungeren.
Hiervoor hebben we een aantal instellingen
direct benaderd met een aantal vragen:
- hoe bakenen zij hun onderzoek af?
- hoe kwam de keuze voor onderzoeksonderwer
pen of thema's tot stand?
- wat waren mogelijke bronnen voor de analy
ses?
- welke ondersteuning zouden zij kunnen geven
aan de uitvoering van een trendanalyse?
Wij hebben het CBS, de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid, TNO en het SCP
bezocht. Alle gesprekspartners bij de instituten
waren zonder uitzondering bijzonder geïnte
resseerd in de ontwikkeling van onze nieuwe
systematiek voor waardering en selectie van
archieven. Opvallend in deze gesprekken was
dat geen van onze gesprekpartners goed kon
aangeven hoe de keuze voor een bepaald onder
zoeksprogramma tot stand kwam. Wij hadden
verwacht dat op basis van bepaalde criteria ont
wikkelingen in de maatschappij zouden wor
den beoordeeld met het oog op hun mogelijke
waarde voor onderzoek. Dat was echter
in mindere mate het geval dan verwacht.
Men kon wel aangeven wat de procedures
zijn, zoals gesprekken met de 'buitenwe
reld'. Maar wat betreft inhoudelijke crite
ria als basis voor een keuze, kon men ons
slechts zeer summier informeren. Dat was
met name opvallend omdat voor ons bij
selectie de verantwoording van de keuzen
voor bewaren of vernietigen zo langza
merhand in de genen is gaan zitten.
Wel was duidelijk dat de onderzoeksre
sultaten van deze instituten zeer bruik
baar zijn voor het opstellen van trend- en
systeemanalyses en voor identificatie van
hotspots. De statis
tieken van het CBS
en hun verwerking
in de verschillende
rapportages vor
men een goede basis
voor een trendana
lyse. Verdieping is
vooral te vinden in
de rapporten van
de WRR en het SCP.
Daarnaast zullen we
van de expertise van
de instituten gebruik kunnen maken voor
de toetsing van de analyses. Uiteindelijk
hebben we de aanname in Gewaardeerd
Verleden kunnen verifiëren. De onder
zoeken van de voornaamste planbureaus
vormen uitstekende grondstoffen voor de
analyses.
Wij, Karen Zwart en Natasja Pels,
hebben ons beziggehouden met de zoge
naamde hotspots. In het tweede deel van
deze serie hebben Charles Jeurgens en
Robbert Jan Hageman al uitgelegd wat we
onder hotspots verstaan en hoe we deze
kunnen identificeren. Wij hebben een
pilot uitgevoerd met de kredietcrisis als
onderwerp om onze ideeën te testen.
Onze opdracht was als volgt: maak een
hotspot-analyse met als vertrekpunt de
financiële crisis in 2008. Is het mogelijk
om tot een lijst van nieuwe actoren te
komen en de invloed van deze nieuwe
actoren te bepalen? En is het mogelijk om
een beschrijving van de beleidsaanpassin
gen te maken en de invloed van deze aan
passingen op de individuele burger? Het
was natuurlijk een fictief onderzoek, de
analyse werd met terugwerkende kracht
ëlij mensen u een prettige breöiefcrisis
en een omioorspefömr 2009
uitgevoerd, maar het was belangrijk om
te weten te komen wat voor soort resul
taten zo'n analyse zou opleveren. Zouden
we de hotspot goed in kaart krijgen met
het ontwikkelde instrumentarium?
Tijdens de analyse bleek dat er over de
kredietcrisis een overvloed aan informa
tie was. De identificatie van (nieuwe)
actoren en (nieuw/aangepast) beleid en
activiteiten bleek daardoor goed moge
lijk. Wel bleek dat het achterhalen van
wie er precies verantwoordelijk waren
voor de, in reactie op de kredietcrisis,
door het kabinet genomen (of te nemen)
maatregelen, nog niet altijd mogelijk was.
Het begrip 'actoren' is niet gelijk aan het
begrip 'archiefvormer'. Het is daarnaast
vaak nog afwachten welke effecten de
voornemens tot beleid gaan hebben en of
ze überhaupt uitgevoerd zullen worden.
Verder bleek het lastig de grenzen van de
hotspot te bepalen. Het moment waarop
een verschijnsel als hotspot kan wor
den aangemerkt, is niet altijd eenduidig.
Tevens is op het moment dat een hotspot
geïdentificeerd is nog niet te zeggen wan
neer deze 'eindigt'. De kredietcrisis is nog
niet voorbij, veel maatregelen zijn nog
voornemens tot beleid waarvan de effec
ten nog niet merkbaar zijn. De crisis zal
waarschijnlijk tot een economische reces
sie leiden. In hoeverre maken de gevol
gen daarvan nog onderdeel uit van deze
hotspot? Afbakening in tijd en ruimte
vormden een van de belangrijkste pro
blemen waar we tegenaan liepen bij de
uitvoering van onze pilot.
Onze uiteindelijke conclusie is dat een
hotspot-analyse een geschikt instrument
is om een hotspot te identificeren en om
(nieuwe/aangepaste) actoren, beleid en
activiteiten op een bepaald gebied of bij
een bepaalde gebeurtenis te identifice
ren. Voor waardering is echter een over
brugging in tijd nodig. Enige distantie
is nodig om de gevolgen en invloed van
een hotspot goed in kaart te krijgen en op
waarde te schatten. Een ander aandachts
punt is, zoals eerder aangegeven, de afba
kening. Daarnaast bleek tijdens de pilot
dat het belangrijk is om bij het in kaart
brengen van de hotspot niet alleen oog te
hebben voor nieuwe actoren en nieuwe
handelingen, maar ook voor bestaande
actoren en bestaande handelingen die
betrokken zijn bij de hotspot. Particuliere
actoren bijvoorbeeld, blijken namelijk
vaak betrokken te zijn bij hotspots, zon
der dat dit leidt tot nieuwe of aangepaste
activiteiten van hun kant. Door een zo
breed mogelijk overzicht te maken zal de
rol van dit soort belangrijke actoren ook
naar voren komen.
Ondanks deze aandachtspunten is het uit
voeren van een analyse op het moment
dat een hotspot wordt opgemerkt belang
rijk. De vroegtijdige signalering is van
belang, omdat zo tijdig bepaald kan wor
den bij welke actoren er eventueel interes
sante neerslag bestaat of zal ontstaan. Een
besef dat op een later moment kan wor
den omgezet in waardering en selectie.
De methode begint bij onderzoeks
rapportages van de eerder genoemde
instituten en eindigt bij lijsten met
gewaardeerde werkprocessen van ken
merkende of bijzondere actoren. En daar
tussen moet je dan nog wat doen. Dat
'wat' is wat wij, Pieter van Koetsveld en
Ruud Yap, hebben onderzocht. De vra
gen die we ons tijdens dit proces gesteld
hebben, waren: "Hoe werkt het?", en:
"Werkt het?". Het antwoord op de eerste
vraag bleek te zijn: vertalen. De HMA+
onderzoeker blijkt een soort tolk tussen
de talen van onderzoeksbureaus - zoals
het SCP, het CBS en de WRR - en de taal
van de archivaris. Telkens moest een
bewerking gemaakt worden van: "Hoe
Lees verder op pagina 31
mei 2009
mei 2009
Door Angela Dellebeke, Pieter van Koetsveld, Natasja Pels, Ruud Yap,
Karen Zwart, Robbert Jan Hageman en Noor Schreuder
In het najaar van 2007 bracht de Commissie
Waardering en Selectie het rapport Gewaardeerd
Verleden uit, waarin bouwstenen voor een nieuwe
methode van waardering voor archieven worden aan
gedragen. Uitgangspunt van de nieuwe benadering
is het aloude streven vast te stellen welke informatie
zo belangrijk is dat we die door willen geven aan
volgende generaties. Dit artikel - de vierde en laat
ste aflevering in een korte serie die de verschillende
componenten van de nieuwe methode afzonderlijk en
in samenhang beschrijft - doet verslag van de erva
ringen van de werkgroepleden tijdens het onderzoek
naar de nieuwe methode. Achtereenvolgens komen
de onderzoekers aan het woord.1
Bronnen voor de maatschappelijke analyse
De werkgroep methodiek en pilots.Van links naar rechts: Natasja
Pels, Robbert Jan Hageman, Ruud Yap, Angela Dellebeke, Pieter van
Koetsveld en Karen Zwart (foto HasretYildrim).
Noor Schreuder (foto
Bart Balleaux).
Hotspots
ook m 2006 at bel UWcar vr, A
c!Nrvc>rllohtU>j on ««Q ftn op jèMoos G?
De kredietcrisis kan ook inspireren en tot verrassende
creaties leiden, zoals bij deze illustratie van Jeroen Tebbe.
HMA+5
Illustratie Artyvee.
archievenblad
archievenblad