De klant is koning Vijfjaar digitale dienstverlening bij hdaags Gemeentearchief 18 I dienstverlening dienstverlening maar in werkelijkheid kwamen beide naast elkaar te staan. De beoogde borging van werkprocessen in ICT kwam onvol doende van de grond. Terwijl de ontwikkeling van nieuwe applicaties op het framework nog in volle gang was, startten we in 2006 een heel ander project, waarin de borging van werkprocessen in ICT uitdrukkelijk wél het doel was en waarin het niet alleen draaide om nieuwe functionaliteit: inte gratie van de deelprocessen van beheer, ontsluiting en beschikbaarstelling van onze archieven, kortom het op orde bren gen van een belangrijk deel van ons eigen primaire proces. Hiertoe moest samenhang worden aan gebracht in de verschillende onderde len van dit proces. Dat was hard nodig. Dienstverleners, depotbeheerders en materiële verzorgers hadden weinig zicht op nieuwe inventarissen die gemaakt en opgeleverd werden, en dat waren er de afgelopen jaren enkele honderden. Omgekeerd hadden inventarisatoren geen enkel inzicht in de mate waarin er op de studiezaal vraag was naar 'hun' inventa risnummers. Ook waren er de webinven tarissen, die vijf jaar geleden slechts een deelverzameling vormden van wat in papieren vorm beschikbaar was. Een deel verzameling die zelden werd aangevuld, niet werd beheerd, geen openbaarheids beperkingen bevatte en nauwelijks deel uitmaakte van onze dienstverlening. De applicaties die voor dit alles in gebruik waren, weerspiegelden deze situatie. Er was een applicatie voor bezoekers registratie en uitleenadministratie, een applicatie voor beheer van archiefvor mers, een applicatie voor inventarissen en twee applicaties voor depotbeheer. En dan waren er ook nog eens veel inven tarissen die alleen op papier of digitaal beschikbaar waren, soms zelfs in verschil lende versies of formaten, of voorzien van handgeschreven toevoegingen. Met het beschikbaar komen van de logis tieke modules van Maisflexis werd het mogelijk de verschillende deelprocessen in elkaar te schuiven, en het aantal appli caties terug te brengen tot slechts één. Op de schaal van het Haags Gemeente archief werd toegepast, wat zich ook gemeentebreed aan het ontwikkelen was: generieke functies werden ontwikkeld en beheerd in het framework, applicatiespe cifieke functies in de applicaties. Uit oogpunt van applicatiearchitectuur was dit een grote vooruitgang, en herge bruik van generieke functies in andere applicaties vond daadwerkelijk plaats. De enorme hoeveelheid scans die in korte tijd beschikbaar kwam, was bovendien spectaculair. Dat gold ook voor de plot selinge daling van het aantal genealogen op de studiezaal in het stadhuis. Men wist online de weg te vinden. Er werd ook veel beschreven door de bezoekers van de Virtuele Studiezaal, door sommigen zelfs heel systematisch jaar voor jaar. Zo kwam er zicht op een nadere toegang op een collectie die tot dan toe niet geautomati seerd was ontsloten. De achterstand van het Haags Gemeentearchief op het gebied van genealogische data, werd gecompen seerd dankzij een innovatief concept. Uit onverwachte hoek kwamen suc cessen. Onder toezicht van het Haags Gemeentearchief gingen twee groepen aan de slag met het beschrijven van aktes in de Virtuele Studiezaal: enthousi aste vrijwilligers, vaak met interesse voor de Haagse geschiedenis en genealogie, en werkloze jongeren die via de Sociale Dienst werkervaring kwamen opdoen. De uitstroom uit deze laatste groep naar een baan of een vervolgopleiding was en is hoog, evenals de opbrengst voor het gemeentearchief in termen van aantallen beschreven aktes. Maar er waren ook problemen. Het viel niet mee om de grote hoeveelheid beschrijvingsvelden op een overzich telijke manier aan te bieden binnen de beperkte schermgrootte van een webap plicatie. De finetuning van de enorme databases en de gebruikersvriendelijkheid van de applicatie waren aanvankelijk een punt van zorg. De gebruikte metadata slo ten niet aan bij standaarden elders en er waren geen functies gedefinieerd voor het verkrijgen van managementinformatie. De mate waarin de rol van onze bezoekers daadwerkelijk verschoof van consument naar producent, was dan ook moeilijk in harde cijfers uit te drukken. Tenslotte was het de bedoeling dat de digitale dienst verlening aan genealogen geleidelijk de analoge dienstverlening zou vervangen, ontschotting, transparantie, eenmalige opslag en meervoudig gebruik, standaar disatie van en centrale regie op gegevens en ingebruikname van het Burger Service Nummer. Dit resulteerde in een klantvriendelij kere, veiligere en professionelere dienst verlening, grotere rapportagemogelijkhe den, een flinke toename van het aantal webinventarissen. Deze inventarissen werden bovendien ook kwalitatief beter, doordat ze nu actief beheerd werden en hij ook bij het Haags Gemeentearchief nog steeds in ruime mate. Toegenomen is echter het bewustzijn dat een inventaris geen statisch eindproduct meer is, maar een momentopname: een tussentijds pro duct dat aan verandering onderhevig kan zijn. Wie nu nog een papieren inventaris gebruikt waar een digitale versie voor handen is, is zelf verantwoordelijk voor het risico op verouderde of onvolledige informatie. De papieren inventaris is, met andere woorden, zélf een archiefstuk geworden, dat thuishoort in het archief van het archief. voorzien waren van archiefvormerge- gevens en - waar van toepassing - van aanvullingen, jaar van openbaarheid bij individuele inventarisnummers, plaatjes, en aanklikbare 'zie ook'-verwij zingen naar verwante nummers in andere inventaris sen. De belangrijkste winst zat hem echter in de sterk toegenomen onderlinge afhan kelijkheid van de verschillende onderde len van het primaire proces. De software dwong af dat inhoudelijke beschrijvin gen, plaatsregistratie en uitleenadmini stratie niet langer met elkaar uit de pas konden lopen, en dat iedere medewerker, ongeacht zijn functie, zich hiervan kon vergewissen. Toegegeven, weinig is mooier voor een archivaris dan een klassieke, historisch ingeleide, geannoteerde en in druk uitge geven inventaris. In deze vorm circuleert Ook in dit project zijn nog niet alle doel stellingen gerealiseerd. De papieren inven tarissen zijn nog niet van de studiezaal verdwenen, bruiklenen en verleende ont heffingen worden nog niet in Maisflexis geregistreerd en de technische voorzie ning die het mogelijk maakt dat alle 6000 gemeenteambtenaren vanaf hun werk plek via onze website stukken kunnen aanvragen, wordt door de gemeentelijke beveiliging vooralsnog tegengehouden. Een workflowsysteem om het werkproces te ondersteunen, ontbreekt. Toch kunnen we stellen dat het pri maire proces van beheer, ontsluiting en beschikbaarstelling van archieven nu zo is ingericht, dat het wordt gekenmerkt door samenhang, dynamiek en klantge richtheid. Alles geborgd in ICT. Lees verder op pagina 21 I 19 Voor het Haags Gemeentearchief was dit een uitgelezen kans om digitalisering op de kaart te zetten. Terwijl er toegangen op de beeldcollecties, de bibliotheekcol lecties en de archieven werden gedigitali seerd, bood Het Glazen Stadhuis de moge lijkheid om integraal collecties te ontslui ten. Achtereenvolgens werden de burger- lijke stand in de Virtuele Studiezaal, en de jaarboekjes van geschiedkundige ver eniging Die Haghe, de gemeenteverslagen uit de periode 1851-1955 en de Verslagen en Handelingen van de gemeenteraad uit de periode 1851-2005 in Gedrukt Materiaal ontsloten. Tussendoor kwam er met Haagse Tijden een educatieve web site, met Je Eigen Wereldwijd Archief een doelgroepenapplicatie, en met De Straatnamendatabase een applicatie over de naamsgeschiedenis van straten, buurten, wijken en stadsdelen. In korte tijd ontwikkelde de digitale dienstverle ning van het Haags Gemeentearchief zich van vrijwel niets naar een breed aanbod van publieksapplicaties. Dat deze omslag zich zo plotseling voltrok, is achteraf gezien niet bijzon der. De meeste archiefdiensten maakten een vergelijkbare ontwikkeling door. Wél bijzonder is dat hierbij alle ruimte werd gegeven aan innovatieve ideeën. De belangrijk ste daarvan was onmis kenbaar dat het publiek een rol werd gegeven in het ontsluiten van de Burgerlijke Stand in de Virtuele Studiezaal. Onze bezoeker was niet langer alleen consument van historische informatie, maar ook producent.1 Iedere bezoeker van de Virtuele Studiezaal kon, al dan niet anoniem, de aktes van zijn keuze beschrijven en zonder tussenkomst van een medewerker beschikbaar stellen aan andere bezoe kers. Tijdens de ontwikkeling van de Virtuele Studiezaal werd van verschillende functies de herbruikbaar heid onderkend: functies om te beschrijven, te annoteren, multimedia- bestanden te uploaden, in te loggen, persoonlijke statistieken bij te houden en persoonlijke dossiers te vormen. Deze functies werden verzelfstandigd tot generieke software- componenten, die via een overkoepe lend framework in meerdere applicaties konden worden ingezet. Dit maakte een gelaagde applicatiearchitectuur mogelijk: Door Hans Peter Ros Van functionaliteit naar procesoriëntatie Successen en problemen Momentopname Haagse jongeren aan het werk in de Virtuele Studiezaal. maart 2009 archievenblad I 1 archievenblad maart 2009 In 2006 werd Den Haag door onderzoeksbu reau SGBO uitgeroepen tot meest klantge richte gemeente van Nederland. Resultaat van het in 2001 gestarte, gemeentebrede programma Het Glazen Stadhuis, met de leus: "In Den Haag is iedereen een beetje majesteit." Doel van dit programma was de afstemming van de gemeentelijke proces sen op de klant. Een voorwaarde van het programma was dat deze processen in ICT geborgd moesten zijn. Chaib Hakil, coördinator vrijwilligers, geeft uitleg over de Burgerlijke Stand (foto's Haags Gemeentearchief). Van consument naar producent

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2009 | | pagina 9