Waardering en selectie I Resultaten vaneen jaar onderzoeken, ontwikkelen en experimenteren (deel 1) k 1 opinie onderwijs en onderzoek moeten verhouden. Moeten ze de krach ten bundelen of juist de rollen verdelen? Organisatievorm volgt immers inhoud. Zowel op het niveau van de instellingen zelf als op het collectieve niveau. De twaalf directeuren van rijksarchief- beherende instellingen (het Nationaal Archief en de elf Regionale Historische Centra) hebben met elkaar afgesproken zich in het jaar 2009 in te zetten voor de tot standkoming van zo'n strategische agenda. Daarnaast hebben ze afgesproken daarover met zo veel mogelijk collega-directeuren (bijvoorbeeld in het samenwerkingsband van BRAIN) en pro fessionals (bijvoorbeeld tijdens de KVAN- bijeenkomsten) te spreken. Om de voort gang er in te houden zal die strategische agenda bij elk Convent weer aan bod komen. Hoe dan over een tijdje het land schap - of het bos - er precies uit komt te zien, is moeilijk in te schatten. Eerst die strategische agenda! Naar een gemengd bos Inderdaad, zoals Margreet Windhorst en Jantje Steenhuis schrijven, de titel van mijn bijdrage suggereert dat er in het bos gekapt zou moeten worden. Maar als KVAN-voorzitter ben ik niet verder gegaan dan het aanbieden van samenwerking. De ledenvergadering is immers duidelijk geweest. We moeten een vereniging van beroepsbeoefenaren zijn en blijven. Toch wil ik in reactie op de bijdra gen vanuit BRAIN, Erfgoed Nederland en Convent een stap verder gaan en schetsen, hoe ik de toekomst graag zou zien. Uit het standpunt van BRAIN maak ik op dat de branchevereniging een samengaan van KVAN en vereniging SOD zou toejuichen. Ik vind dat de KVAN het gesprek daarover niet uit de weg moet gaan. Toenadering tot de SOD past immers bij de ontwikkeling waarbij, met de komst van het E-depot, ook organisatorisch het onderscheid tus sen archivarissen werkzaam in de dynami sche en de statische fase nauwelijks nog gemaakt kan worden. Maar belangrijker is het om eerst met de SOD een aantal zaken samen aan te pakken. Heel concreet denk ik dan aan het dragen van het beroepsregister voor archivarissen/records managers. Martin Berendse wil eerst helderheid over de kwesties waarin de krachten gebundeld moeten worden. Maar om die zaken te bespreken en om aan de kernambitie voor de sector te werken, zul je elkaar wel moe ten vinden en moeten voorkomen dat op instellingsniveau in verschillende kringen dezelfde discussies worden gevoerd maar niet gezamenlijk wordt opgetrokken. Met Erfgoed Nederland denk ik dat het goed is als uiteindelijk twee spelers overblijven, BRAIN en KVAN. Maar nog beter zou het zijn als we op termijn het gesprek aangaan om toch tot één vereni ging te komen of een federatief verband. De International Council on Archives biedt daarvoor een goede structuur. Die brengt instellingen en, via hun ver enigingen, beroepsbeoefenaren samen. Zowel afzonderlijk als gezamenlijk opere ren zij binnen dezelfde ICA. Een bredere vereniging biedt de moge lijkheid om al naar gelang de belangen die spelen, mensen in verschillende krin gen samen te brengen, nu eens op grond van de gebondenheid aan een instelling dan weer op grond van hun specialisme. Zo kan flexibel een optimale belangen behartiging voor het archiefveld worden gerealiseerd. Bij de inrichting van die ver eniging zouden we overigens heel goed te rade kunnen gaan bij onze oosterburen. De Duitsers kennen maar één vereniging, het Verband deutscher Archivarinnen und Archivare, VDA. Die werkt met Fachgruppe voor onder meer staatsarchieven, gemeen tearchieven en media-archieven. Anno 2009 is die ene vereniging er nog niet. Wel zijn we gewend om met de bomen in het bos heel goed boompje te verwisselen. We treffen elkaar in alle ver banden en de lijnen zijn kort. Ook al is de samenwerking nog niet geformaliseerd, we werken samen! Het visierapport Gewaardeerd Verleden reikt een aantal bouwstenen aan voor de ontwikkeling van een nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven. Die nieuwe methodiek dient een bijdrage te leveren aan het in de Kabinetsvisie Informatie op Orde geformuleerde streven om de infor matievoorziening van de overheid op orde te krijgen. Daarnaast dient de methode een antwoord te geven op de door de Raad voor Cultuur verwoorde twijfels over de kwaliteit van het via de PIVOT-methode geselecteerde archief materiaal. De noodzaak voor een her bezinning is sinds het verschijnen Weliswaar is in een sneltreinvaart 74 kilometer archief doorgewerkt, maar inmiddels staat naar schat ting nog eens zo'n 900 kilometer archiefmateriaal van de rijksover heid uit de periode vanaf 1975 op bewerking te wachten. van het rapport Gewaardeerd Verleden in november 2007 alleen maar verder toegenomen. In 2008 hebben de Raad voor Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur met hun gezamenlijke rapport Informatie, grondstof met toekomstwaarde nogmaals de alarmbel geluid over de informatievoorziening van de overheid en als we dachten dat met de afsluiting van het Project wegwerken archief achterstanden tot 1976 (PWAA) ach terstanden in bewerking van de archieven van de rijksoverheid definitief tot het verleden beho ren, komen we bedro gen uit. Weliswaar is in een sneltreinvaart 74 kilometer archief doorgewerkt, maar inmiddels staat naar schatting nog eens zo'n 900 kilo meter archiefmateriaal van de rijksover heid uit de periode vanaf 1975 op bewer king te wachten.2 Als we op dit cijfer de bewerkingssnelheid van PWAA loslaten, zou ongeveer 4000 mensjaar nodig zijn om deze hoeveelheid weg te werken. Een van de kernproblemen van de huidige informatiemaatschappij is dan ook de enorme hoeveelheid (digitale) informatie die wordt geproduceerd. Geert- Jan van Bussel refereerde in zijn artikel 'De digitale evolutie. De Archiefschool als 'bewustmaker" in het decembernummer van het Archievenblad aan dit probleem, toen hij aan de hand van beschikbare cij fers uit 2003 probeerde te visualiseren om hoeveel nieuwe informatie het nu eigen lijk gaat die jaarlijks wereldwijd wordt geproduceerd. De 5 exabyte digitale infor matie die er jaarlijks bijkomt is het equi valent van 37.000 keer de volledige col lectie van de Library of Congress, die uit zo'n 17 miljoen boeken bestaat. En sinds 2003 is de jaarlijkse groei van de digitale informatie nog eens met zo'n 30% geste gen.3 De ongrijpbaarheid van 'vluchtige' communicatiepatronen dwingt ertoe de vraag te beantwoorden welke informatie essentieel is om door te geven aan volgende generaties ten behoeve van de continuïteit van onze cultuur. De nieuwe methode van waardering moet tegen deze achtergrond van 'onbehaag lijke informatieovervloed' worden bezien. Die werkelijkheid vormt de context van de ontwikkelde methodiek, die wordt gekenmerkt door actief te zoeken naar de informatie die er toe doet om de samenleving van nu te documente ren en door te geven aan volgende gene raties. In dat kader is het inspirerend om, zoals Hugh Taylor al de jaren tachtig van de vorige eeuw in tal publicaties heeft gedaan, te wijzen op parallellen in patro nen van informatie-uitwisseling tussen oraal en digitaal gebaseerde samenlevin gen.4 De ongrijpbaarheid van 'vluchtige' communicatiepatronen dwingt ertoe de vraag te beantwoorden, welke informatie essentieel is om door te geven aan vol gende generaties ten behoeve van de con tinuïteit van onze cultuur. Wat moeten toekomstige generaties kunnen met de informatie die we doorgeven? Die vraag staat aan de basis van het waarderings vraagstuk. In Gewaardeerd Verleden is niet voor niets zoveel nadruk gelegd op de doelstelling van waardering en selectie. Selectiedoelstelling Alleen tegen de achtergrond van een gedragen doelstelling kunnen gemaakte keuzes in waardering en selectie op een zinvolle wijze worden verantwoord. Om die reden is het goed om die doelstelling uit Gewaardeerd Verleden nog eens te her halen: het bijeenbrengen en veiligstellen van bronnen die het voor individuen, organisaties en maatschappelijke groepe ringen mogelijk maken hun geschiedenis te ontdekken en het verleden van staat en samenleving (en hun interactie) te recon strueren. Daartoe dienen die archieven of onderdelen van archieven veiliggesteld te worden die: a. representatief zijn voor hetgeen in de samenleving is vastgelegd; b. representatief zijn voor de activiteiten van de leden (personen en organisa ties) van een samenleving; c. door waarnemers als belangrijk, bij zonder of uniek worden beschouwd, omdat ze de belangrijke, bijzondere en uniek maatschappelijke ontwikke lingen, activiteiten, personen en orga nisaties in een bepaalde periode weer spiegelen. Om deze doelstelling te realiseren is een methodiek van getrapte waardering ontwikkeld, waarbij drie niveaus worden onderscheiden. Het eerste niveau is dat van de samenleving, het tweede niveau dat van een actor binnen een bepaald maatschappelijk domein, terwijl het derde niveau betrekking heeft op werk processen en informatiebestanden binnen het werkterrein van een bepaalde actor. Voor de waardering op het eerste (hoog ste) niveau zijn drie verschillende instru menten ontwikkeld: de historisch-maat- schappelijke analyse-plus (HMA-plus), de hotspot-analyse en de systeemanalyse. Deze drie instrumenten zijn gelijkwaar dig ten opzichte van elkaar en waarderen ieder vanuit een andere invalshoek. Voor de eerste twee genoemde instrumenten zijn in Gewaardeerd Verleden belangrijke aanzetten gegeven, het derde instrument is hieraan in de afgelopen maanden toe gevoegd. De opbrengst van deze drie analyses is een bruikbaar overzicht van ontwikkelingen in de samenleving, met een overzicht van actoren die essentieel zijn voor het kunnen kennen van staat en samenleving, plus een beeld van de meest opmerkelijke interactie van actoren in een bepaalde periode. Op de uitkomst van deze analyses zijn de waarderingsac tiviteiten op de beide volgende niveaus en dus ook de latere selectieactiviteiten gebaseerd. De HMA-plus en de hotspot-analyse brengen twee verschillende vormen van maatschappelijke dynamiek in kaart: de HMA-plus legt de langlopende ontwikke lingen en de trendbreuken in een samen leving vast, terwijl de hotspot-analyse zich concentreert op het identificeren van plaatsen en momenten van opmer kelijke interactie tussen de verschillende actoren in een samenleving (burgers en overheid, burgers onderling, overheids instellingen en bedrijfsleven etcetera). De HMA-plus is misschien nog het beste te vergelijken met een poging om de koers van een grote olietanker te leren kennen, terwijl de hotspot-analyse vooral bedoeld is om de bewegingen en gebeurtenissen die op de olietanker plaatsvinden in kaart Lees verder op pagina 33 30 februari 2009 februari 2009 31 pniEz.opim Martin Berendse (foto Jan-Jaap Heine). Martin Berendse is directeur van het Nationaal Archief en q.q. voorzitter van het Convent. Door Fred van Kan Toekomstschets Bredere vereniging Door Charles Jeurgens en Robbert Jan Hageman Afgelopen jaar is door het Nationaal Archief gewerkt aan de verdere ontwikke ling en uitwerking van de in het rapport Gewaardeerd Verleden neergelegde visie met betrekking tot waardering en selec tie van archieven. De tijdelijk ingestelde Werkgroep Methodieken Pilots1 heeft getracht duidelijkheid te verschaffen over de vraag, of de visie die in het rapport is neergelegd, daadwerkelijk tot een werk baar instrumentarium kan worden uitge werkt. Hoe ver is de werkgroep gevorderd? In deel 1 van een nieuwe serie aandacht voor verschillende waarderingsinstrumen ten tegen de achtergrond van de actuele problematiek rond selectie. Het vraagstuk van waardering ■irchicf Drie waarderingsinstrumenten De analyses nader bekeken archievenblad archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2009 | | pagina 16