A ....iftlflIpT rchieven en Religieus Erfgoed te. fot warftricjjf 0 tV ^>arocl)u\ faït -r, r ^siwrr -""i - ~sp figps&gC; De kerkelijke archiefzorg in het bisdom Roermond kreeg een belangrijke impuls in 1946, toen bisschop Lemmens een Voorlopige Adviescommissie 'Kunstvoorwerpen en Archieven' instelde. Om het "her en der verspreide historische en administra tieve archiefgedeelte iets anders te laten zijn dan een waardeloze hoop papier en perkament", was het volgens de Adviescommissie noodzakelijk om regels vast te stellen voor een effi ciënt archiefbeheer. Daarbij was er geen beter voorbeeld denkbaar dan de Nederlandse archiefwetgeving. Zo bepleitte de Adviescommissie onder meer dat een wetenschap pelijk geschoold priester werd belast met verzorging van de bisdomarchieven. Deze archivaris diende als bisschoppelijk archiefinspec teur tevens de archieven bij de parochies regelmatig te inspecteren. Verder stelde men voor de in 1923 gebouwde bisschoppelijke archiefbewaarplaats ook te gebruiken als centrale bewaarplaats voor de oude parochiearchieven en deze archieven in Roermond te inventariseren. Door gebrek aan middelen, vol doende menskracht en archiefruimte kwamen deze plannen echter niet van de grond.2 Toch zou een belangrijk deel van het gedachtegoed van de Adviescommissie enige tijd later alsnog gestalte krij gen, zij het op een andere wijze. Eind jaren zestig besefte de bisschop namelijk dat veel kerkelijke instellingen binnen zijn diocees niet bij machte waren zelf hun archieven - en daar mee een belangrijk deel van hun culturele erfgoed - veilig te bewaren voor toekomstige generaties. Hulp van erfgoedinstellingen was dringend geboden. Vanaf dat moment werd het proces van in bewa ring geven van kerkelijke archieven aan overheids archiefdiensten in het bisdom Roermond definitief geïntroduceerd.3 Het bisdom gaf in 1970 het goede voorbeeld door het in bewaring geven van de archie ven van het oude bisdom Roermond (1559-1801) aan het Rijksarchief in Limburg. Wetenschappelijke inventarisatie, veilig behoud en beschikbaarstelling voor historisch onderzoek waren de belangrijkste argumenten voor deze beslissing. Systematische 14 inbewaringgeving van de parochiearchieven kwam in Roermond op gang vanaf 1979, toen bisschop Gijsen een permanente dio cesane commissie voor kerkelijke archieven in het leven riep, bestaande uit vertegen woordigers van het bisdom Roermond en verschillende Limburgse archiefinstellingen. Het beleid van deze commissie kenmerkte zich door het bevorderen van de inbewaring geving van parochiearchieven aan archief diensten van de overheid. Zo zorgde het Rijksarchief voor de bewaring van de archie ven van het bisdom en van de centrale dio cesane instellingen, terwijl de gemeentear chieven zich ontfermden over de archieven van parochies uit de omliggende dekenaten. De serviceverlening bestond bovendien uit het materieel verzorgen en inventariseren.4 De kerkelijke instellingen verplichtten zich om hun archiefbescheiden van vijftig jaar of ouder beschikbaar te stellen voor historisch onderzoek.5 Aan dit tijdperk van 'liefdewerk oud papier' -het kosteloos bewaren, toegankelijk maken en materieel verzorgen van kerkelijke archieven - kwam in het diocees Roermond rond de millenniumwisseling definitief een einde.6 De overheidsarchiefdiensten waren niet langer bij machte hun eerdere toezeg gingen na te komen. Tekort aan personeel, schaarste aan depotruimte en discussies over gemeentelijke kerntaken in relatie tot het beheren van particuliere archieven waren de voornaamste redenen. In diezelfde peri ode werd ook duidelijk dat het beheer van het meer recente archief voor veel parochies uiterst problematisch bleef. Van het regi stratuurplan dat de diocesane commissie voor kerkelijke archieven van het bisdom Roermond in 1984 onder de parochies had verspreid en dat was bedoeld om de toekom stige archivering van meet af aan in goede banen te leiden, maakte men op de meeste plaatsen geen gebmik. Archiveren bleek in de praktijk te worden opgevat als begraven.7 Zo gebeurde het archiveren meestal pas aan het einde van de rit, op het moment dat de gebruikers de bescheiden niet meer nodig hadden. In de regel viel dit tijdstip samen met het moment waarop pastoors met eme ritaat gingen en van kerkbestuursleden de benoemingstermijn was verstreken. De pas torie fungeerde als een soort laatste rustplaats voor het archief. Archiveren betekende voor veel parochies het opstapelen en bewaren van oude paperassen waar men niet goed raad mee wist.8 Dit in afwachting van het moment dat ze in bewaring konden worden gegeven aan een gemeentelijke archiefdienst. Nu deze laatste garantie kwam te vervallen, begreep het bisdom dat ingrijpen opnieuw geboden was. Het parochiële geheugen liep immers gevaar. Daarnaast ging het voort schrijdende proces van parochiële herstruc turering een grote rol spelen. In zekere zin kampte het bisdom met hetzelf de probleem als de parochies. Ook hier werd archiveren traditioneel opgevat als begraven en stonden functionarissen hun archief pas af bij het bereiken van de pensioengerechtig de leeftijd. De bisdomarchivaris liep voortdu rend achter de feiten aan. Hij werd periodiek bedolven onder grote hoeveelheden naar eigen inzicht gevormde archieven, bestaan de uit originele documenten en talloze foto kopieën. Dossiers waren zelden compleet en de reconstructie van het verleden was een tijdrovende aangelegenheid. De kentering in deze voltrok zich bij het bisdom op het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw. In plaats van begraven wordt archiveren sindsdien opgevat als het in goede banen leiden van archiefdocu menten vanaf het moment van ontvangst of totstandkoming tot aan het moment van vernietiging of inbewaringgeving aan het Rijksarchief. De verschillende proces sen die van belang waren voor het beheren van de documentenstroom gedurende de gehele levenscyclus werden gedefinieerd,9 samen met de benodigde onderdelen en randvoorwaarden om deze processen suc cesvol te kunnen uitvoeren.10 Een en ander resulteerde uiteindelijk in de introductie van een nieuw archiveringssysteem voor het bisdom. Het zaaksgewijs registreren van archiefdocumenten vervult binnen dit nieuwe archiveringssysteem een belangrijke functie. Daarna volgde de realisatie van de nog ontbrekende randvoorwaarden. Zo ont stond er een 'Regeling archiefbeheer voor het bisdom Roermond' met bepalingen over verantwoordelijkheden, procedures en kwa liteitseisen voor het archiefbeheer. Verder kreeg de scholing van de medewerkers aan dacht, evenals de inrichting van centrale archiefruimten, de aanschaf van duurzame archiefmaterialen, het ontwerp van een classificatiesysteem, de verbetering van de technische infrastructuur en het vervolma- ken van het systeem van de zaakregistratie.11 Bij het formuleren van de kwaliteitseisen voor het archiefbeheer werd zoveel mogelijk gekeken naar relevante wet- en regelgeving van het openbare archiefwezen.12 Sinds 2004 benadert het bisdom de archi vering bij parochies op dezelfde manier. Ook hier wordt noodgedwongen gepoogd om af te rekenen met de traditie om het archiveren pas achteraf te doen plaatsvin den. Het devies luidt sindsdien: de kraan dichtdraaien en dan pas dweilen. Eerst alles in het werk stellen om te zorgen dat de toekomstige archivering in goede banen wordt geleid en daarna pas het ach terstallige onderhoud ter hand nemen. Het moment bij uitstek om de archive ring met een schone lei te beginnen, is de totstandkoming van een samenwerkings verband tussen twee of meer parochies met een kerkbestuur in personele unie. De kwaliteitseisen voor het beheer van de archieven zijn gedefinieerd in de 'Regeling archiefbeheer voor parochies in het bis dom Roermond' die in 2004 verscheen. Deze Regeling bevat ook bepalingen over verantwoordelijkheden en het toezicht op Lees verder op pagina 17 15 Archieven en Religieus Erfgoed Kerkelijke Door Mart Bohnen ^r-* J s. jjüÈ£& ■'■>2" r - - .?*?--• ->-v Sinds jaar en dag heeft de Kerk zich grote inspanningen getroost om haar archieven zorgvuldig te bewaren.1 Dit geldt ook voor de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland. Vanwege de hiërarchische structuur staat het iedere bisschop vrij zelf te bepalen op welke wijze hij uitvoering geeft aan de algemene voorschriften van het canonieke recht met betrekking tot de archiefzorg. In deze bijdrage wordt specifiek stilgestaan bij de organisatie van de archiefzorg in het bisdom Roermond. - 2* v Voorbeeld van een handgeschreven verslag van een bisschoppelijke visitatie. Door transcriptie en digitalisering wordt deze rijke kerkelijke bron voor eenieder toegankelijk gemaakt (coll. RHCL). Inbewaringgeving Spotprent Dit is een van de talloze spotprenten die het archief van de Nederlandse jezuïeten in Nijmegen rijk is. De aquarel maakt onderdeel uit van een spotprentenserie met als opschrift Ad Maiorem Berchmaniani Gloriam (Ter Meerdere Glorie van het Berchmanianum). De maker van de schets is de scholastiek (jezuïet in opleiding) Piet Wiemers, die in 1949 wijsbegeerte studeer de aan het filosofiecollege van de jezuïeten in Nijmegen: het Berchmanianum (vernoemd naar de heilige jezuïet Berchmans). De aangehaalde spreuk is een variant op het adagium Ad Maiorem Dei Gloriam (Ter Meerdere Glorie van God), dat door de Sociëteitsleden als wapenspreuk wordt gehanteerd. De serie is gemaakt naar aanleiding van het vijftigjarig ordesjubileum van Leo Steins Bisschop (die rechts is afgebeeld), toen hoogleraar in de (neo- )thomistische wijsbegeerte. Naast spotprenten bevat het archief duizenden foto's, nalatenschap pen van jezuïeten, archieven van hun 'residen ties', door hen geleide instituten en colleges, en ten slotte een collectie van de overzeese missie, waarin zij ook actief waren (Joep van Gennip, adjunct-archivaris Nederlandse jezuïeten). (coll.Archief Nederlandse Jezuïeten, Nijmegen). archievenblad september 2008 Archieven en Religieus Erfgoed Geen 'liefdewerk oud papier' meer Naar een andere aanpak f"f' Voorblad van het doodboek van de parochie van Sint Matthijs in Maastricht, 1704 (coll. Regionaal Historisch Centrum Limburg). archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 7