Vergane rijkdom van het kapittel van de Grote Kerite Dordrecht rchieven en Religieus Erfgoed P Grote Kerk te Dordrecht is tastbaar en zicht baar. In de eerste plaats kan worden gedacht aan de Grote Kerk zelf, want de stichting van het kapittel viel samen met het uitbreiden van de kerk. De kooromgang werd gebouwd en het koor werd verhoogd. Maar ik bedoel ook een tweede gegeven, namelijk de nog aanwezige series rekeningen van het kapittel. Het betreft twee series. Met inachtneming van het feit dat ongetwijfeld vele rekeningen de tand des tijds om welke reden dan ook niet hebben doorstaan, kan worden gesteld dat serie 1, genaamd 'rekening en verant woording door de procurators van de offer- hande' en dat serie 2, genaamd 'Rekeningen en verantwoording door de procurators van de memoriediensten', ieder bepaalde cate gorieën inkomsten en uitgaven documente ren.2 In serie 1 wordt de inkomsten vermeld die uit collectegelden van parochianen, het kanonieke aandeel in de inkomsten van het sacramentsgasthuis en een aantal Dordtse kloosters, de entreegelden van kanunik- ken en koorgenoten en de inkomsten uit de Nieuwkerk (een ander kerkgebouw van de stad) en de Jezuskapel van de Grote Kerk komen. De uitgaven waren bestemd voor wat de kerkfabriek kan worden genoemd: presentiegelden van kanunnikken, de drie maandelijkse grafelijkheidsmemories en de gratificaties voor de vier jongste kanun nikken. Een concreet voorbeeld van een dergelijke inkomstenpost is een verkregen legaat.3 In serie 2 worden ook inkomsten en uitgaven wegens kerkelijke diensten gedo cumenteerd, maar het betreft een stroom inkomsten en uitgaven die in serie 1 niet worden genoemd. De twee kanunniken procuratoren beheerden de zogenoemde memoriegoederen die geschonken waren voor het houden van memoriediensten of Salve Regina's. Uit deze inkomsten, de ren ten uit landerijen en huizen, werden de pre sentiegelden van de kanunikken en de vica rissen (chori socii) bij de algemene memorie diensten op de feestdagen betaald. Dit geldt tevens voor de lofdiensten op de feesten want de tweede serie begint in 1484-1485 en eindigt in 1489-1490. Omdat er veel ont brekende rekeningen zijn, is dit een onjuiste gedachtegang.5 De categorieën inkomsten en uitgaven zijn in twee series bijgehouden, omdat de organisatiestructuur en de inkom stenstromen van het kapittel dit verlangde. Het aantal bezittingen nam in de vijftiende eeuw toe tot ver buiten de stadsgrenzen. De rekeningen van de eerste serie zwijgen over inkomsten uit onroerende goederen, want armlastig. Daar stonden hun prebenden garant voor. Daarnaast bezat het kapittel tal van onroerende goederen waamit men renten kreeg. Waarschijnlijk vanwege hun rijkdom en hun luxe levenswijze stond het kapittel niet altijd goed aangeschreven bij de bevolking. De statuten van het kapit tel werden in de loop der jaren nauwelijks aangepast. Wel werden de regels voor de residentieplicht (regels voor deelname aan missen en processies) telkens aangescherpt. Sommigen kanunniken ergerden zich aan hun collegae, omdat ze zelden aanwezig waren en archiefstukken of andere eigen dommen meenamen. Een laatste getuigenis is die van een zwelgpartij. Een schepenakte uit de tijd van vlak voor de Reformatie ver telt ons dat een priester en kapelaan niet vies waren van een glas sterke drank. Een langslopende poorter wordt uitgenodigd in het huis van de priester een kijkje te nemen: "Compt, drinct eens myn bier." Het liep uit op een scherpe woordentwist tussen deze poorter, de priester en de kapelaan.8 van Maria. Dit zijn uitgaven die in serie 1 niet worden teruggevonden. De in serie 2 genoemde memoriegoederen blijken zich te bevinden in onder andere de Alblasserwaard en de Hoekse Waard.4 Op grond nu van deze gegevens kan de vraag worden gesteld: waarom hield de archiefvormer twee series rekeningen bij? Of: is het legitiem om, zoals in de huidige inventaris het geval is, een strikte scheiding te handhaven tussen twee series? Het ant woord op deze tweede vraag kan met 'ja' worden beantwoord. Serie 1 begint in 1468- 1469 en eindigt in 1493, maar vertoont een gat tussen 1484-1485 en 1490-1491. Serie 2 lijkt, zo denkt de oppervlakkige beschou wer als hij probeert beide rekeningen met elkaar in overeenstemming te brengen, dit gat te vullen. Dit klopt echter niet geheel, alle inkomsten die in de eerste serie genoemd worden, vallen onder de noemer goede wer ken. Inkomsten uit renten van onroerende goederen hebben daar niets mee te maken en worden daarom in een tweede serie gead ministreerd.6 Bepalend voor het ontstaan van twee series rekeningen is het gegeven dat niet alle inkomsten van het kapittel op goede werken zijn terug te voeren. Sommige inkomsten, namelijk de renten uit de onroe rende goederen, komen voort uit eens ver kregen of geschonken bezit. Een sprekend voorbeeld van dit laatste bevindt zich in het archief van het kapittel. De enige overgeble ven schepenakte in dit archief legt getuige nis af van de schenking van een huis aan het kapittel in ruil voor het verrichten van een aantal memoriediensten per jaar met het oog op het welzijn van de overledene in het hiernamaals.7 De kanunniken waren absoluut niet kapittel kregen jaarlijks een prebende (een salaris). De kanunniken deden een aantal missen en namen deel in processies. Het kapittel beheerde tal van goederen, waaron der het kapittelhuis. Het kapittel vervulde een rol in de middeleeuwse samenleving en niet alleen een geestelijke. De rijkdom van het kapittel van de We schrijven het jaar 1367 als de Hollandse graaf Albrecht van Beieren in Dordrecht de stichting mogelijk maakt van een kapittel.1 De grafelijkheid bezat het patronaatsrecht van de Grote Kerk en daar mee was het 'consent geven' aan een kapittel een noodzakelijke stap. De verdere regeling werd overgelaten aan de Utrechtse bisschop, waarna de kanunniken op 4 augustus 1368 de stichtingsbrief in ontvangst namen. Het stichten van een kapittel had verschil lende redenen. De eredienst werd geïntensi veerd en de kerk kreeg een kloosterlijk aan zien. De getijden werden dagelijks verzorgd door deze kanunniken. De kanunniken hadden nog meer taken. We kunnen alleen al wat betreft de deken (het hoofd van het kapittel) aan de volgende taken denken: rechtspraak (civiel-rechterlijk) en zielzorg over de kapittelleden. Voor zijn taken ont ving hij een dubbele hoeveelheid presentie geld ten opzichte van de overige leden van het kapittel. Hij mocht geen wereldlijk ambt bekleden en hij moest een eed afleggen ten overstaan van de bisschop. De leden van het Lutherse Kerk Middelburg Na de val van Antwerpen (1585) vestigen zich Lutheranen in Middelburg. Ze krijgen in 1617 een eigen kerkgebouw (een voormalig pak huis achter de Dam). De Lutherse Gemeente groeit door de komst van de zogenoemde Salzburger emigranten, die door een katho lieke bisschop in de jaren 1731-1733 uit het bondsland Salzburg verdreven worden. De meesten trekken naar Groede, maar vandaar vestigden zich in oktober 1732 59 Salzburgse vluchtelingen in Middelburg (waar van er uiteindelijk 39 blijven). Mede daardoor wordt de kerk te klein. Dankzij giften uit het binnen- en buitenland, waarvoor speciale 'collectereizen' worden ondernomen, kan in 1740 met de bouw van een nieuwe kerk begonnen worden. Op 20 mei 1742 wordt de nieuwe Lutherse kerk plechtig ingewijd. Deze eenvoudige zaalkerk, naar een ontwerp van stadsbouwmeester Jan de Munck, bestaat nog steeds. Het Zeeuws Archief heeft deze fraaie moderne tekening van de kerk in zijn collectie (Peter Sijnke, Zeeuws Archief). (coll. Zeeuws Archief, Middelburg). Noten 1 Stadsarchief Dordrecht (DiEP 26), inv.nr. 5b. 2 Met het oog op het onderzoek hechtte ik zelf het kenmerk 'serie 1' en 'serie 2' aan de rekeningen. 3 SAD (DiEP) 26, inv.nr. 5b of 5c. 4 SAD (DiEP) 26, inv.nr. 6a en 6b. 5 De rekening wordt altijd geopend met het saldo waarmee het voorgaande jaar de rekening werd gesloten. Daaruit blijkt dat beide series in ieder geval een jaar eerder zijn ontstaan. In 1457 is er een grote stadsbrand geweest en uit een van de klepboeken (DiEP 1, inv. nr. 14 fol. 278V.) weten we dat archiefstuk ken verloren zijn gegaan, waaronder de vermelding van alle renten en goederen. Er is een uitgebreide (financiële) admi nistratie geweest. 6 Vgl. Jensma, De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk van Dordrecht; koor en kapittel, 12. 7 SAD (DiEP) 26, inv.nr. 9. 8 SAD (DiEP) 9, inv.nr. 724, fol. 35 v-36 r, nr. 133. Archieven en Religieus Erfgoed Door Theo Vermeer I Archieven en Religieus Erfgoed Theo Vermeer is medewerker Archieven bij het Gemeentearchief Rotterdam. h Het koor van de Grote Kerk (foto H.A. van Duinen). Strikte scheiding? Rijkdom en luxe levenswijze september 2008 archievenblad Wie de geschiedenis van het kapittel van de Grote Kerk bestudeert, ziet dat het stichten van een kapittel niet alleen een intensivering van de eredienst bewerkstelligt, maar ook dat kerk en stad in hoger aanzien kwamen te staan. Wat deze constatering betekent voor de archiefvor ming is het onderwerp van dit artikel. Twee series rekeningen archievenblad september 2008 Het exterieur van de Grote Kerk in Dordrecht (foto H.A. van Duinen).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 15