e c e n s i e s
ignalementen
Sporen naar Empe. Herinneringen aan het familieleven van Aleida
Houwink en Robbert van Hasselt rond 1900. Ingeleid en uitgegeven door
Johan Frieswijk en Yme Kuiper
Koen Ballemans, Historische Canon van Breda
Geertrui Van Synghel, Actum in camera scriptorum oppidi de Buscoducis.
De stedelüke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450
literatuur
Dit boek bevat naast de herinneringen
van de koetsier en huisknecht Hendrik
Berendsen egodocumenten van Aleida
Houwink (1848-1929), die omstreeks
1900 samen met haar man, ir. Robbert
van Hasselt (1839-1908), de 'koning' van
de Hollandsche Spoorweg Maatschappij,
een groot deel van het jaar en later per
manent op het huis Empe tussen Voorst
en Zutphen woonde. We komen ook veel
te weten over gasten en logés, vooral over
hun kinderen, kleinkinderen en andere
familieleden. Dat geeft een beeld van een
gegoede familie die gericht was op een
wereld die in beweging was en die rea
geerde op de veranderingen op lokaal en
regionaal, maar ook op landelijk en inter
nationaal niveau.
De egodocumenten in het boek bestaan in
de eerste plaats uit 'Herinneringen' aan de
periode van Houwinks kinder- en jeugd
jaren in Heerenveen, haar eerste huwe
lijksjaren op het eiland Feijenoord bij
Rotterdam en in Hilversum en de tijd dat
zij in Amsterdam woonde (op het laatst
aan de Keizersgracht), maar 's zomers al
vaak op het huis Empe verbleef. Vervolgens
zijn er de 'Mémoires' van de koetsier en
huisknecht Hendrik Berendsen, die iets
laten zien van de zorg voor het landgoed,
maar ook van de trouw en de gehecht
heid van het personeel aan die plek. Het
onderdeel 'Dagboek' (1904-1928) laat ons
meeleven met kleine, maar soms ook heel
ingrijpende gebeurtenissen, zoals de dood
van Van Hasselt in 1908. We krijgen een
inkijk in de kleine, maar soms ook hele
grote zorgen en Houwink laat zien hoe zij
daarmee omging.
Het 'Dagboek' kabbelt soms een hele tijd
door met weinig opzienbare gebeurtenis
sen. Soms staat er alleen een opmerking
die niet duidelijk maakt wat er precies aan
de hand is met de genoemde persoon. Het
is de grote verdienste van Frieswijk en
Kuiper dat zij in verklarende noten heel
veel 'sluiers oplichten'. Soms blijkt uit de
wat meer beschouwelijke passages dat
Aleida Houwink inderdaad intellectueel
gezien heel wat in haar mars had. Ook
geeft het dagboek veel nieuwe informa
tie aan mensen die bekend zijn met de
omgeving en de geschiedenis van Empe,
Voorst en Zutphen. Het eerste deel van de
'Herinneringen' gaf dat in ieder geval wel
aan mij als inwoner van Heerenveen. Als
dochter van een huisarts noemt zij daarin
veel namen van bekende personen en fami
lies uit de upper ten van Heerenveen, met
wie zij omging vóór zij haar man leerde
kennen (als adjunct-ingenieur bij de aan
leg van het spoorwegtraject Heerenveen-
Leeuwarden). We krijgen zo ook een
indruk van hoe de jeugd van die elite zich
gedroeg en in het leven stond. Verder
merken we dat er kennelijk ook bij voor
name families als de Drents-Friese familie
Houwink thuis wel Fries werd gesproken,
in wat voor vorm dan ook, en dat Aleida
Houwink later ook buiten Friesland Friese
woorden bleef gebruiken en zich beppe (in
plaats van oma) liet noemen.
Interessant is wat zij vertelt over Eelco
Verwijs en de contacten die zij tot het
eind van zijn leven met hem onderhield.
Terecht besteden Frieswijk en Kuiper daar
aan en aan hun bewaard gebleven corres
pondentie uitgebreid aandacht. Het laat
ook een andere kant van Eelco Verwijs zien,
die als archivaris-bibliothecaris bij velen in
Friesland toch vooral bekend zal zijn van
wege de geruchtmakende affaire rondom
het al dan niet vervalste Oera Linda-boek.
Het is een aanwinst dat deze egodocumen
ten in druk zijn verschenen, zeker voor de
lokale geschiedenis van Heerenveen en
waarschijnlijk ook voor die van Zutphen,
Voorst en Empe. Maar ook omdat zij 'van
binnenuit' iets laten zien van het leven
van een gegoede familie. Bovendien zijn
ze voorzien van een hele goede inleiding
en via de noten van veel, vaak genealo
gische achtergrondinformatie. Wel één
tip bij de niet opgespoorde 'oude nicht
Driessen' van noot 91 op blz. S3: www.
archiefleeuwardercourant.nl (dat nog niet
online was toen het boek werd samen
gesteld) noemt Catharina Wilhelmina
Frederica Johanna gravin van Limburg
Stirum, weduwe Driessen, die op bepaal
de punten beantwoordt aan het door
Aleida Houwink gegeven 'signalement'.
Misschien iets voor de tweede druk?
Johan Frieswijk en Yme Kuiper heb
ben veel bronnen en archiefmateriaal
bestudeerd en naast alles wat de familie
Van Hasselt beschikbaar stelde, hebben zij
in ieder geval goed gebruikgemaakt van
het materiaal en de aanwezige expertise en
deskundigheid van Museum Willem van
Haren in Heerenveen. Het boek is door
de uitgever heel goed verzorgd. De mooie
zwart-wit illustraties staan afgebeeld bij
tekst die over de afgebeelde persoon of het
onderwerp gaat. Ook de bij elkaar gezette
gekleurde illustraties zijn mooi. Slechts
één opmerking daarover: het onderschrift
bij het schilderij op pagina 129 klopt niet
helemaal. Vanuit haar geboortehuis aan
de Heerenwal kan Aleida Houwink de
kerk zo niet gezien hebben; later wel van
uit de woning aan het Breedpad. De kerk
is namelijk toen zij 10 a 11 jaar oud was
(in 1859) verbouwd en kreeg toen pas de
vorm zoals die is afgebeeld. Eerst stond de
toren midden op de kerk.
46 I
literatuur
Selexyz Gianotten (Breda, 2007)
ISBN 978-90-8680-065-0, 64 blz., 11,95.
Een klein jaar geleden, op 3 juli 2007,
werd in de Ridderzaal de definitieve ver
sie van de Canon van Nederland gepre
senteerd. De geschiedenis van Nederland
wordt in deze canon chronologisch gepre
senteerd aan de hand van vijftig gebeur
tenissen en personen, de zogeheten 'ven
sters'. In eerste instantie is de Canon van
Nederland samengesteld voor het onder
wijs. Minister Plasterk heeft besloten de
canon vanaf het schooljaar 2009-2010
op te nemen in de kerndoelen van het
basisonderwijs en van de onderbouw van
het voortgezet onderwijs. De canon luidt
ook een revival in van de schoolplaat als
didactisch hulpmiddel: voor 25 euro is in
de webwinkel van de canonsite htpp://
entoen.nu een wandkaart verkrijgbaar 'in
retro-uitvoering', gedrukt op canvas en
voorzien van houten stokken aan boven-
en onderkant. Hierop staan de vijftig ven
sters afgebeeld, geplaatst op een tijdlijn.
Eén van de aanbevelingen van de com
missie Ontwikkeling Nederlandse Canon
luidde om parallel aan de Canon van
Nederland lokale
canons te ontwikke
len. Op verschillende
plaatsen heeft men de
handschoen opgeno
men (zie htpp://entoen.
nu Andere canons).
Zo verscheen in het
najaar van 2007 de
'Historische Canon van
Breda' van de hand van
Koen Ballemans. In 23 items, elk bestaan
de uit één pagina tekst en één pagina illu
straties, schetst Ballemans de geschiede
nis van Breda vanaf de eerste tekenen van
bewoning (circa 9000 jaar voor Chr.) tot
aan de aansluiting bij Europa (in 2007)
door de aanleg van de HogeSnelheidsLijn.
Uiteraard ontbreekt de relatie met het
huis van Oranje-Nassau niet (was de stad
in 1584 niet in Spaanse handen, dan zou
Willem van Oranje in de Bredase Grote of
Onze-Lieve-Vrouwekerk zijn begraven),
evenmin als de list met het turfschip.
Maar de lezer neemt tevens kennis van
de opening van de Koninklijke Militaire
Academie in 1828 en de bouw van de
Koepelgevangenis in 1886 (waar Herman
Brood meermalen blijkt te
hebben 'gezeten' voor gebruik
van en handel in drugs). Bij
bijna elk item wordt verwe
zen naar literatuur en websi
tes en krijgt de lezer een 'toer-
tip' (bijvoorbeeld om naar
biercafé De Beyerd te gaan
bij het item over brouwerij
De Drie Hoefijzers).
Koen Ballemans heeft de
'Historische Canon van Breda' geschre
ven in het kader van zijn PABO-studie.
Het boekwerkje kwam tot stand in nauwe
samenwerking met het Stadsarchief Breda,
waar men eveneens het idee had opgevat
een lokale canon samen te stellen. Ook
voor andere archiefdiensten biedt de
canonisering van de geschiedenis een
goede gelegenheid om zich in stad, streek
of provincie op de kaart te zetten als bron
van historische informatie.
In de loop van de dertiende en veer
tiende eeuw zien we in Noordwest-Europa
een toenemende verschriftelijking van de
maatschappij. Terwijl in de voorgaan
de periode de nadruk op mondelinge
bewijsvoering lag, is langzamerhand een
verschuiving merkbaar naar schriftelijke
neerslag van privileges, contracten en
afspraken. Voor de steden, en dus ook
voor de nog jonge stad 's-Hertogenbosch,
IBPMWPIH
betekende dit zeer concreet dat er perso
nen nodig waren die zaken schriftelijk
vast konden leggen. De vroegste geschie
denis van de Bossche stedelijke secretarie
was tot het verschijnen van deze disserta
tie slechts fragmentarisch bekend. Studies
naar onder andere het Bossche notariaat
besteedden weliswaar aandacht aan de
secretarie, maar de nadruk lag toch op
een ander terrein.
Van Synghel probeert in haar dissertatie
de structuur van de secretarie te reconstru
eren en de personen en context waarin zij
opereerden te beschrijven. Zij is bij haar
onderzoek zeer gestructureerd en uiter
mate gedegen te werk gegaan. Allereerst
heeft zij een paleografisch (handschrift
onderzoek gedaan naar schrijfhanden
in zo'n 5600 originele oorkonden,
bijna 35.000 pagina's uit de schepen
protocollen en een bij de vorige in het
niet vallend aantal pagina's vonnisboe-
ken en stadsrekeningen. Van Synghel
was in staat hierin zeker 164 verschil
lende schrijfhanden te onderscheiden,
die ofwel structureel dan wel incidenteel
Lees verder op pagina 49
47
Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2007) ISBN
978-90-8704-009-3, 160 blz., geïllustreerd
(deels in kleur), 19,00.
Sporen naar Empe
Dick Deuzeman
1 archievenblad juli 2008
Maarten Broek,
medewerker PR, communicatie en marketing
Noord-Hollands Archief te Haarlem
Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2007)
ISBN 978-90-6550-963-5, 512 blz., cd-rom,
42,00.
juli 2008
archievenblad
AJsag