E-depot Rotterdam 5: HOE HARD KUME LOPEN? HM De vorige bijdragen in deze reeks gingen vooral over de ontwikkeling van beschrijvings methoden en metadata-modellen. Metadata zijn nodig om de digitale bestanden te vinden, te begrijpen en uit het depot te halen. Maar het E-depot, hoe krijg je dat werkend? De proeftuin in de eerste jaren met Dspace, waarover we eer der schreven, had niet alleen duidelijk gemaakt wat de functionaliteit van het E-depot was of zou moeten zijn, maar ook dat software voor digitale bibliotheken onvoldoende tegemoet komt aan eisen voor een digitaal archiefdepot. Het E-depot kan het best worden gedefini eerd als 'een voorziening bestaande uit appara tuur en programmatuur voor het veilig opslaan en bewaren van digitale informatie-objecten.' Met opzet gebruiken we de nogal abstracte term hoeven geen supercomputers te zijn. De hard ware is dan ook al ingericht, naar Australisch model met afzonderlijke 'ruimtes' voor quaran taine, opslag, bewerking en raadpleging. De software bleek echter een stuk ingewikkelder Het E-depot kan het best worden gedefinieerd als 'een voorziening bestaande uit apparatuur en programmatuur voor het veilig opslaan en bewaren van digitale informatie-objecten.' te zijn. Om de complexiteit niet onoverzichtelijk groot te maken werd het systeem opgedeeld in afzonderlijke modules of subsystemen: voor het opnemen, voor het bewerken, voor het beschik baar stellen en voor het preserveren van 'infor matie-objecten.' Het Open Archives Information System Reference Model (OAIS) diende voor het ontwerp als blauwdruk. Dit model, inmid dels een ISO-standaard, kent een wereldwijde navolging en helpt bij een modulaire ontwikkeling. Indien verder zorgvuldig voor - liefst open - standaarden gekozen wordt, kunnen componenten van het systeem ook van elders betrok ken worden, hetgeen dan weer in de kosten scheelt. 30 'informatie-objecten' en niet digitale archief bescheiden, omdat het depot ook andere dan archiefdocumenten moet bewaren: verzamel de foto's, publicaties, bewegend beeld, geluid, enzovoort. De apparatuur is het probleem niet, althans niet zolang het depot van bescheiden omvang is. De kosten van opslag van digitale informatie zijn de afgelopen jaren sterk gedaald en de computers die nodig zijn voor het opne men, bewerken, bewaren en beschikbaar stellen In het grotere geheel van de informatiearchitectuur van een archiefdienst is een E-depot een module met interfaces naar andere modules, zoals beschrijven of raad plegen (digitale balie, digitale stu diezaal). De module E-depot kan zelf ook weer verder onderverdeeld worden in de functies opnemen, opslag en beschikbaar stellen. De parallel met een depot voor fysieke documen ten dringt zich op. De kernfunctie van het depot is het opslaan, veilig en geordend. De bestanden moeten vanzelfsprekend het depot in kunnen - dat is de opneemfunctie, waaraan een quaran taine-periode voorafgaat. Want we moeten voor komen dat er schimmels of virussen het depot in komen. En ten slotte moeten voor raadpleging of bewerking de documenten eruit gehaald kunnen worden. Door deze inperking kunnen de bouw activiteiten van het E-depot gescheiden worden van het ontwerpen en realiseren van digitale stu diezalen, nieuwe toegangen of applicaties voor archiefbeheer. Hoe belangrijk ook, ontwerpen en opdelen in modules is nog niet hetzelfde als bouwen. Gelukkig is het Gemeentearchief Rotterdam niet de enige archiefdienst in de wereld die een E-depot wil realiseren. De helpende hand kwam van nabij: het Nationaal Archief. Al in de ontwerpfase heeft Rotterdam gebruikgemaakt van documenten van het Nationaal Archief en was gebleken dat de overeenkomsten groter waren dan de verschillen, mede dankzij het OAIS-referentiemodel dat beide diensten gebruikten. Nauwkeurige vergelijking van beide ontwerpen toonde aan dat de gemeenschappelijke ontwikke ling van een digitaal depot goed mogelijk was. De Algemeen Rijksarchivaris toonde zich bereid de aanbesteding te doen, ont wikkelingskosten van de programmatuur voor zijn rekening te nemen, een geza menlijk ontwikkelteam in te stellen en de software bij realisatie aan het gemeen tearchief ter beschikking te stellen. Het Gelukkig is het Gemeentearchief Rotterdam niet de enige archiefdienst in de wereld die een E-depot wil realiseren. De helpende hand kwam van nabij: het Nationaal Archief. Nationaal Archief doet daarbij zaken met een deskundig bedrijf dat eerder werkte voor de National Archives in Londen. De implementatie in Rotterdam komt vanzelfsprekend voor eigen rekening, evenals eventuele aanpassingen aan de Rotterdamse eisen. Die aanpassingen zullen, naar het zich laat aanzien, voor al de wijze van opnemen betreffen. Het Nationaal Archief gaat daarvoor uit van afspraken over acceptatiecriteria met de aanleverende departementen; het gemeentearchief houdt nadrukkelijk reke ning met de opname van afwijkende for maten door particuliere archiefvormers en producenten. Mogelijk zal daarom aanvullende programmatuur nodig zijn, die Rotterdam dan weer aan het systeem toevoegt. Het gemeentearchief wil van de gelegenheid gebruikmaken de huidige aanwinstenadministratie aan te passen. Ook de koppeling met het beheer systeem en het metadatasysteem zou kunnen afwijken, maar naar verwach ting kunnen deze afwijkingen bij imple mentatie goed opgelost worden. Het hele systeem wordt daardoor mogelijk flexibeler en beter toepasbaar in andere archiefdiensten. In het ontwerp worden enkele standaarden vastgesteld: voor het metadata-model en voor de wijze waar op de metadata aan de digitale 'infor matie-objecten' worden gekoppeld. Het OAIS-model spreekt hier van Archival Information Packages; dat zijn de digitale informatie-objecten met de noodzakelij ke metadata zoals die worden opgeslagen voor lange-termijnbewaring in het depot. Deze pakketjes kunnen afwijken van wat de archiefvormer of auteur aanlevert, in OAIS-termen de Submission Information Packages. Hoe meer deze SIP's gelijk zijn aan de AIP-standaard, hoe gemakkelijker het opnameproces verloopt. Een derde standaard betreft dan de pakketten zoals die aan de gebruiker worden beschikbaar gesteld, de Dissemination Information Packages (DIP's). Een nieuw soort termi nologie dringt zo de archivistiek binnen. Doordat Rotterdam kan bouwen op de expertise bij het Nationaal Archief is het in staat zelf de aandacht op de ver dere implementatie van het E-depot te richten en de nodige aanpassingen aan het archiefbeheersysteem en de digitale studiezaal te onderzoeken. Ook daar bij wordt zoveel mogelijk met collega's samengewerkt, in dit specifieke geval met het Stadsarchief Breda dat een digitale onderzoeksomgeving wil inrichten. Naast het eigen E-depot werkt het Gemeentearchief Rotterdam ook mee aan een E-depot voor de hele gemeente. Het hebben van twee E-depots roept natuur lijk de vraag op: "Waarom niet integreren tot één?", maar zo blijven verantwoorde lijkheden voor meer dynamische en sta tische archiefstromen gescheiden. Hoe dat zich te zijner tijd gaat ontwikkelen is nog onduidelijk. In Vancouver bijvoor beeld kiest men wel voor het bouwen van één E-depot. Misschien kiest Rotterdam uiteindelijk voor één digitaal depot in technische zin, maar voor gescheiden beheersomgevingen. De digitale wereld De digitale wereld schept mogelijkheden die voorheen nog moeilijk denkbaar waren; de paradigma-verschuiving vindt ook op het niveau van archiefbeheer plaats. schept mogelijkheden die voorheen nog moeilijk denkbaar waren; de paradigma verschuiving vindt ook op het niveau van archiefbeheer plaats. Het tempo waarin een en ander gere aliseerd wordt in Rotterdam en Den Haag is trager dan aanvankelijk begroot, maar begin 2009 is de officiële aftrap van de samenwerking en zal er al een werkend prototype van het E-depot kunnen wor den getoond. Dan breekt opnieuw voor Rotterdam een spannende tijd aan om de verschillende applicaties voor archiefbe heer en toegankelijkheid aan het depot te koppelen. Dan moet ook blijken of de concepten uit de ontwerpfase realiseer baar zijn. De kleine adempauze die nu ogenschijnlijk geboden wordt, geeft de gelegenheid daar verder aan te werken; het tempo van de bouw van het depot leidt zeker niet tot stilstand. Er wordt gelopen. De vraag is alleen: "Zijn we er al bijna?" 31 mm digitaliseringen informatisering digitalisering en informatisering I Door Peter Horsman en René Spork Hoog vliegen, diep dalen, zacht landen en hoe dan verder? Hoe staat het in Rotterdam nu eigenlijk met het E-depot zelf? Wat is de koers, wat zijn de ontwik kelingen en hoe hard gaat het? Deel 5 van een serie. Hardware en software Hoe hard kun je lopen? archievenblad juli 2008 Parallel Helpende hand AIP - SIP - DIP Aanpassen en samenwerken Spannende tijd Peter Horsman is docent en coördinator onderzoek bij de Archiefschool. Hij is als adviseur betrokken bij het E-depotproject van het Gemeentearchief Rotterdam. René Spork is projectleider Digitale Dienstverlening bij het Gemeentearchief Rotterdam. juli 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 15