e c e n s i e s
ignalemente
Aart Vos, Burgers, broeders en bazen. Het maatschappelijk midden
veld van 's-Hertogenbosch in de zeventiende en achttiende eeuw
Leontine Buijnsters-Smets, Decoratieve wensen
met geschreven prenten 1670-1870
literatuur
In 1959 promoveerde Louis Pirenne
in Nijmegen bij L.J. Rogier op het proef
schrift 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en
Utrecht. Pirenne zat dicht bij de bron
nen van 's-Hertogenbosch, want hij was
archivaris van het Bossche Stadsarchief.
Ongetwijfeld zal de promotie destijds met
de nodige pump and circumstance gepaard
zijn gegaan. Ruim 48 jaar later hadden
de medewerkers van het Stadsarchief
opnieuw reden tot het vieren van een
feestje. Op 14 december 2007 werd in het
Academiegebouw aan het Domplein in
Utrecht de doctorsbul uitgereikt aan Aart
Vos, sinds jaar en dag medewerker van
het Bossche Stadsarchief. Op degelijke,
tegelijkertijd licht-ironische en gevatte
wijze verdedigde hij die middag zijn dis
sertatie, die met de begeleiding van de
Utrechtse hoogleraar Maarten Prak tot
stand is gekomen.
Elk proefschrift moge een bekroning zijn
op jarenlange noeste arbeid, bij Aart Vos
was het dat helemaal. Via een veelzijdig
opleidingstraject, dat van hem onder
andere een maatschappelijk werker, mid
delbaar archiefambtenaar en doctoran
dus geschiedenis maakte, kwam hij wat
betreft archievenland te werken in het
Gemeentearchief van Utrecht, aan de
Rijksarchiefschool in Den Haag en in
het Stadsarchief 's-Hertogenbosch. Net
als Pirenne zat ook hij op een archivali
sche goudmijn die hij, getuige zijn proef
schrift, zeer vakkundig en met succes
heeft geëxploiteerd.
Waar Pirenne destijds uitvoerig inging
op de positie van 's-Hertogenbosch ten
opzichte van de Unies van Atrecht en
Utrecht, die beide in 1579 tot stand kwa
men, begint het eigenlijke verhaal van
Vos precies een halve eeuw later. In het
najaar van 1629 veroverde prins Frederik
Hendrik, aanvoerder van de Staatse troe
pen, dankzij het vele zilvergeld van Piet
Heyn de stad 's-Hertogenbosch en bracht
haar terug onder het gezag van de Staten-
Generaal. Over deze zogeheten Reductie
wordt nauwelijks iets in het boek verteld:
de kennis daarvan wordt als bekend ver
ondersteld. Door de Reductie werd de
gereformeerde godsdienst de heersende
religie, de gereformeerde kerk werd de
'Kerk van de Staat'. De overgrote meerder
heid van de Bossche bevolking was even
wel katholiek en, zo blijkt, zij bleef dat
ook.
Vier corporaties, die vier sociale verban
den verbeelden, worden door Aart Vos
nader onderzocht. Het gaat om het bur
gerschap (gevestigden en buitenstaan
ders), de schutterijen, de ambachtsgil
den en de gereformeerde gemeente (een
gemeenschap van zowel lidmaten als
belangstellenden). Samen maken zij een
groot deel uit van het maatschappelijke
middenveld oftewel de civil society van de
stad, een onderwerp waaraan onder meer
de politicoloog Robert Putnam een gron
dige studie heeft gewijd. De wijze waarop
aan deze corporaties na 1629, met alle
gewijzigde politieke, maatschappelijke
en religieuze omstandigheden van dien,
werd vormgegeven en de manier waarop
ze met elkaar omgingen en samenwerk
ten, wordt nauwkeurig in het boek geana
lyseerd.
De bestudeerde periode is de zeventiende
en achttiende eeuw, maar er wordt door
gaans een flinke aanloop genomen vanuit
de late middeleeuwen. In de opsomming
van sociale verbanden ontbreekt een
belangrijke component, zeker voor een
stad als 's-Hertogenbosch, namelijk de
rooms-katholieke kerk. In 1629 was elke
inwoner van de stad katholiek. Dat veran
derde weliswaar in de decennia na 1629,
toen de gereformeerde kerk aan aanhang
won, maar de grote meerderheid van de
stad bleef overtuigd lid van de Heilige
Moederkerk. De verklaring voor deze
lacune is simpel: er is nauwelijks archief
van de rooms-katholieke Bosschenaren
Burgers,
broeders en bazen
bewaard gebleven. Hoe kwam dat?
Door oorlogsgeweld verloren gegaan?
Katholieken komen overigens wel dege
lijk in het boek voor, al was het maar
dat de meeste leden van bijvoorbeeld de
ambachtsgilden katholiek bleven, maar
dat gebeurt bijna uitsluitend vanuit gere
formeerd perspectief. 'Bisschoppen' ont
breken dus in de allitterende titel Burgers,
broeders en bazen. Dat geeft bij het lezen
van het werk toch een wat gemankeerd
gevoel: van de bijna 13.000 inwoners richt
zich verreweg de meeste aandacht op een
weliswaar invloedrijke maar toch kleine
gereformeerde minderheid (in 1799 zo'n
25% van de gehele Bossche bevolking).
Het is boeiend te lezen hoe het stadsbe
stuur en de gereformeerde gemeente met
hun niet-identieke verantwoordelijkhe
den omgaan met ambachtsgilden, schut
terijen en de toekenning van het burger
schap aan anderen dan gereformeerden.
Aan de rol van vrouwen, soldaten, vreem
delingen en joden in de verschillende
verbanden wordt uitvoerig aandacht
besteed.
Wat betreft de toekenning van het poor
terschap: opvallend is dat pragmatisme
al snel de boventoon voerde. Katholieke
immigranten, die van belang waren voor
de stedelijke economie, kregen ondanks
hun geloofsovertuiging toch het poor
terschap. Na 1653 ontvingen zelfs alle
katholieke en gereformeerde immigran
ten deze begeerde status.
Ook de vier Bossche schutterijen bleven
na de Reductie bestaan, aanvankelijk met
32
literatuur
uitsluitend gereformeerde officieren maar
met vele katholieke onderofficieren en
katholieke manschappen. Later kwamen
er toch ook katholieke officieren. In 1643
werd het plan geformaliseerd kerkelijk-
gemengde schutterijen samen te stellen
en niet afzonderlijk katholieke en gerefor
meerde. "Katholieken en gereformeerden
stonden samen voor hun stad", aldus Vos,
"dat is wat hen in de eerste plaats dreef."
De ambachtsgilden hadden eveneens te
maken met de nieuwe tijd, maar ook zij
pasten zich aan. Eigen Bosch' volk eerst,
dat wel, maar dat was elders precies zo.
De term die telkens, dus ook hier, weer
opduikt om de samenwerking tussen
gereformeerden en katholieken te dui
den, is het begrip 'omgangsoecumene',
eerder door Willem Frijhoff geïntrodu
ceerd. De verschillen in religieuze opvat
tingen worden immers niet op de spits
gedreven, de leden van gilden en schut
terijen gaan ongeacht hun religieuze ach
tergrond - zeker officieus - goed en tole
rant met elkaar om teneinde de veiligheid
en economie van de stad te waarborgen
en te stimuleren. En passant wordt wel
het beeld van het ambachtsgilde als een
warm bad voor minder welvarende broe
ders drastisch bijgesteld: de meeste gilden
gaven helemaal niets uit aan onderstand
van arme broeders.
Vervolgens wordt eveneens uitvoerig
ingegaan op het laatste sociale verband,
namelijk de 'gemeente van liefhebbers
en lidmaten', de gereformeerde gemeente
dus. Vos, zelf van reformatorischen huize,
is hier helemaal op dreef en geeft, telkens
geplaatst in een bredere context, een grote
hoeveelheid bijzonderheden prijs over
het religieuze leven in 's-Hertogenbosch
in de zeventiende en achttiende eeuw.
De organisatie van de kerkenraad, de
gemeenschapsvorming, de zorg voor de
gemeenschap, de relatie van de kerk tot
de overheid, de rol van de rooms-katho-
lieken: al deze aspecten worden uitvoerig
en zorgvuldig belicht.
De kerk is wel een mannenmaatschap
pij. Ook al waren veel meer vrouwen dan
mannen lidmaat van de kerk, zij hadden
er geen andere positie in dan die van gelo
vige. "Het was de vrouw niet toegestaan
over de man te 'regeren'." Maar ook gewo
ne, eenvoudige lidmaten hadden weinig
anders in te brengen dan lege briefjes;
de kerkenraad en de elite bestuurden de
gemeente, waardoor het hoge democra
tische gehalte, vaak aan gereformeerde
gemeenten toegeschreven, nogal tegen
viel.
De arme gereformeerde moest zich boven
dien oefenen in berusting: Arme mensch
maar ryk in God, Laat uw staat u niet ver
drieten. Hebt gy hier een smaller lot, 't
Beste zult ge omhoog genieten. De elitaire
benadering van de arme gereformeerde
liep ten langen leste uit op een tweede
ling in de 'gemeenschap der heiligen': in
het centrum van de stad kerkten de wel
opgevoede, brave en bemiddelde gemeen
teleden, aan de andere zijde deden dat de
armoedzaaiers.
Het stadsbestuur van 's-Hertogenbosch,
hoewel gereformeerd van karakter, heeft
al met al reeds in een vroegtijdig stadium
onderkend dat 'omgangsoecumene' verre
te prefereren viel boven polarisatie. Door
toepassing van een poldermodel-avant-
la-lettre is de stad gespaard gebleven voor
zware interreligieuze conflicten.
Aart Vos heeft mede op basis van uitput
tend maar wat eenzijdig archiefonderzoek
een mooi boek geschreven over een gewo
ne (Zuid-)Nederlandse stad met gewone
mensen, een stad die wellicht model staat
voor vele andere Nederlandse steden. Wie
meer wil weten over de rol en het leven
van middengroepen gedurende de Staatse
periode in een doorsnee-stad kan om dit
boek niet heen.
streerde boekje is een catalogus
opgenomen van in Nederland
teruggevonden wensbrieven.
De brieven liggen tegenwoor
dig met name in musea. Niet
bij archiefinstellingen. Het
belang van het boek en van
de bronnen is er dan ook niet
voor familieonderzoekers,
maar voor historici, kunsthis
torici en volkskundigen.
Lees verder op pagina 35
ISBN 978-90-775-0379-9, 256 blz., 34,90.
Tegenwoordig hebben we e-mail en
kaartjes voor allerlei gelegenheden, zodat
we iemand een passende wens kunnen
sturen. In Decoratieve prenten met geschre
ven wensen 1670-1870 laat kunsthistorica
Leontine Buijnsters-Smets zien hoe kin
deren vroeger hun heilwensen schreven
op grote bladen papier met een bedrukte
sierrand. In het midden schreef het kind
een tekstje en kon daarmee laten zien
hoe goed het al
kon schrijven. In
het boek gaat de
auteur nader in
op de geschiedenis
van de geïllustreer
de heilwens: waar
dienden zij voor
en welke soorten
waren er? Een
belangrijk onderdeel binnen het boek is de
bespreking van iconografische thema's in
de afbeeldingen. Achterin het rijk geïllu-
Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2007) ISBN
978-90-8704-011-6, 423 blz., 29,00.
Het rnïSeduppclijk middenveld
Hcrtogcnbnsdi in de zeventiende cn
achttiende
archievenblad
juni 2008
Jan H. Kompagnie,
hoofd Onderzoek Nationaal Archief
•v/z ir/iW/.w M
DECORATIEVE PRENTEN
MET
GESCHREVEN WENSEN
1670-1870
juni 2008
archievenblad
Vantilt (Nijmegen, 2007)