u? g onderwijs en onderzoek items). Stephen Paul Davis noemt, in ver band met de hiërarchische interface voor de Library of Congress Classification, een maximumnorm van drie niveaus en een maximum vervolgkeuze van 15. Anderzijds treft men op internet veel grotere aantallen lagen en vervolgkeuzes aan.8 Hoe verhoudt de gelaagdheid van de Muller-inventarissen zich tot de normen van Davis? Ik heb onderzocht in hoeveel niveaus ('muisklikken') het niveau van de series en bestanddelen (de inventaris nummers) wordt bereikt. Verder ben ik nagegaan wat het maximum aantal ver volgkeuzes is, dus hoeveel aggregaties er zijn op gelijk niveau. Ten slotte heb ik gekeken naar het aantal zoekresultaten, dat overeenkomt met het aantal inventa risnummers op het laagste niveau. Uit dit onderzoek blijkt dat de maxi male gelaagdheid van de inventarissen uiteenloopt van 4 tot 7. Het maximale aantal aggregaties op gelijk niveau (ver volgkeuzes) bedraagt 9 tot 19. Het totaal aan mogelijke zoekresultaten (inventa risnummers) kan per inventaris variëren van 552 tot 3726. Door navigatie in de classificatieweergave wordt de keuzemo gelijkheid voor 69% van de gevallen gere duceerd tot 1-15; voor 24% van 16-50; voor 6% van 51-100 en voor 1% groter dan 100 oplopend tot 588.9 Ik verwijs naar beide tabellen. Deze cijfers liggen niet ver boven de Davis-norm en zijn vergelijkbaar met de zoekmogelijkheden binnen de Home planner van Ikea.10 Kennelijk acht Ikea een dergelijke zoekstrategie accepta bel voor haar klanten. Het is natuurlijk de vraag hoe representatief de Muiler inventarissen zijn voor de Nederlandse ontsluitingspraktijk gedurende een lan gere periode. Cijfers over, bijvoorbeeld, de door het Nationaal Archief bewerkte inventarissen kunnen hier een duidelij ker beeld van geven. Mijn eigen indruk is dat het gebruik van grotere aggregaties als beschrijvingseenheden sinds Muller is afgenomen, terwijl de gelaagdheid van inventarissen is toegenomen. Dit laatste werd niet duidelijk bevestigd in een ori- enterende steekproef van 180 inventaris sen in grootte gelijk aan de Muller-inven tarissen (550-4000 inventarisnummers). Ik constateerde een maximale gelaagd heid van 1-10, maar een gelaagdheid van meer dan 8 was uitzonderlijk. Bij grotere inventarissen zal de gelaagdheid mis schien toenemen. Ook valt te verwachten dat het aantal aggregaties op gelijk niveau aanmerkelijk groter kan zijn dan bij de Muller-inventarissen.11 Tot slot De Muller-inventarissen komen overeen met ISAD(G) als het gaat om de essentie van 'meer-niveau beschrijving': informatie wordt op de relevante niveaus gegeven. Er zijn echter ook verschillen. Grotere aggregaties worden voor een deel beschreven maar kennen geen standaard beschrijving zoals bij ISAD(G). Vanuit een bottom-up benadering geven de inven tarissen wel een compleet overzicht van de series en bestanddelen, opgenomen in een classificatieschema gebaseerd op de administratieve ordening. Deze weergave van de structuur van het archief blijkt bij zonder geschikt voor een systematische zoekstrategie op internet. We zien die onderwijs en onderzoek dan ook terug op de websites van veel Nederlandse archieven, bijvoorbeeld op de site van het Nationaal Archief12 waar het classificatieschema standaard is opge nomen als navigatiehulp binnen een een maal geopende inventaris. De Home-planner van Ikea duidt erop dat een groter publiek in staat is een systema tische zoekstrategie met een classificatie- weergave als navigatiehulp te hanteren. De archieven zouden het publiek hiertoe, meer dan nu gebeurt, kunnen uitnodigen. Ik stel dan ook voor om de systematische zoekstrategie met meer nadruk aan te bie den. Sommige doelgroepen moeten hier bij wellicht een handje worden geholpen. Nadere toelichting kan soms nuttig zijn. Wat moet een zogenoemde snuffelaar zich bijvoorbeeld voorstellen bij 'Stukken van algemene aard'? Uiteenlopende pre sentaties voor verschillende doelgroepen, een gesegmenteerde benadering zoals voorgesteld door Geoffrey Yeo, kan hier wellicht uitkomst bieden.13 Het probleem van Heer Bommel was dat hij zijn informatie niet op de juiste wijze aan de man wist te brengen. Hij werd uit eindelijk ternauwernood gered door Tom Poes die een 'reden-ontleder' had bemach tigd. Toen dit instrument op de weetmuts werd geplaatst begon het hoofddeksel te krimpen en viel het van de gekwelde schedel; de in de weetmuts opgenomen kennis bleek geen enkel doel te dienen. De archiefwereld kan dit trieste lot ver mijden door de mogelijkheden van de klassieke inventarisstructuur ook in een digitale ontsluitingspraktijk optimaal te benutten. Gelaagdheid Structuur (met identificatie van de aggregaties) Beschrijving (context, aggregaties inhoud) Standaardbeschrijvings eenheden Zoekresultaten (reductie van het aantal inventarisnrs. door navigatie naar het laagste niveau) Aantal inv. nrs. Gereduceerd tot 1-15 Gereduceerd tot 16-50 Gereduceerd tot 51-100 Gereduceerd tot 101-588 Stad 1 835 14X 50% 11X 39% IX 4% 2X 7% Stad 2 3726 55* 51% 33X 31% 14X 13% 5X 5% Stad 3 1024 8ix 79% i8x 18% 3X 3% OX 0% Stad 4 1310 47X 62% 25X 33% 4X 5% ox 0% Stad 5 1541 76X 74% i8x 17% 7X 7% 2X 2% Staten 1523 n6x 79% 2ÓX 18% 4X 3% ox 0% Bisschoppen 552 12X 50% 11X 46% IX 4% ox 0% Kapittel 1287 78X 76% 2IX 20% 4x 4% ox 0% Totaal 479X 69% 163X 24% 38X 6% 9X 1% Schematische weergave van de Muller-inventarissen. archievenblad juni 2008 Maaike Lulofs is docent-onderzoeker aan de Archiefschool. Noten 1 M. Toonder, 'De weetmuts', in: Daar zit iets achter (Amsterdam 1980). Het verhaal werd in 1975-1976 als feuilleton gepubliceerd in NRC Handelsblad. 2 Zie M. Wellenberg en T. van Zwol, 'Zuid-Hollandse Collecties Digitaal. Toepassen van EAD voor bestaande en toekomstige toegangen op internet', Archievenblad 111, nr. 10 (december 2007); M. Karsch en J. Keunig, 'EAD en EAC. Grensoverschrijdend en grensverleggend', Archievenblad 112, nr. 2 (februari 2008). 3 E. Hokke e.aISAD(G): Algemene Internationale Norm voor Archivistisch Beschrijven. Vertaling van de tweede uitgave (Antwerpen/Leuven/Amsterdam, 2004) l.i en 1.6. 4 Zie P. Horsman, 'Samuel Muller, the Inventaris, and ISAD. Passion and Power in Archival Description', in: Marion Beyea e.a. (ed.), The Power and Passion of Archives. A Festschrift in Honour of Kent Haworth (Saskatoon, Saskatchewan 2005) 211-224. 5 S. Muller Fz., 'Catalogus van het archief', in: Openbare Verzamelingen der gemeente Utrecht, Eerste afdeeling. 1122-1577 (Utrecht 1893) Stad 1); Tweede afdeeling. 1577- ^795 (Utrecht 1890) Stad 2); Derde afdee ling. 1795-1813 (Utrecht 1884) Stad 3); Vierde afdeeling. Nieuw archief. 1814-1880 (Utrecht 1880) Stad 4); 'Catalogussen van de bij het stads-archief bewaarde archieven. Eerste afdeeling. De aan de stad Utrecht behoorende archieven', in: Openbare Verzamelingen der gemeente Utrecht (Utrecht 1913) Stad 5); met medewerking van R. Fruin e.a., Catalogus van het archief der Staten van Utrecht, 1375-1813 (Utrecht 1915) Staten); Catalogus van het archief der Bisschoppen van Utrecht (Utrecht 1906) Bisschoppen); Catalogus van het archief van het kapittel van St. Pieter ('s-Gravenhage 1886) Kapittel). Zie ook de website van Het Utrechts Archief; http://www.hetutrechts- archief.nl/ (geraadpleegd op 10 april 2008). De inventarissen zijn voor een deel in bewerkte versie online geplaatst. 6 ISAD(G) kent hiervoor regel 3 (Het koppelen van beschrijvingen aan de bovenliggende beschrijvingseenheid) en regel 4 (Het ver mijden van overbodige herhalingen in hië rarchisch gerelateerde beschrijvingen). Zie ISAD(G) 2.3 en 2.4. 7 Zie http://www.ikea.com/nl/nl/ (geraadpleegd op 15 april 2008). 8 Zie E.G. Sievert, 'Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in een digi tate omgeving', in: G. van Trier e.a. (red.), Handboek informatiewetenschap voor biblio theek en archief, Aanvulling 42 (Alphen aan den Rijn 2007) 4-8; S.P. Davis, 'HILCC: A Hierarchical Interface tot Library of Congress Classification', journal of Internet Cataloging 5, nr. 4 (2002), 19-49. 9 Hierbij moet worden opgemerkt dat bij Muller ook series onder één inventarisnum mer vallen. In de zoekstrategie nemen deze echter een andere plek in dan enkelvoudige bestanddelen: voor een laatste selectie binnen de zoekresultaten op het laagste niveau (de inventarisnummers) moet men de beschrijvingen zorgvuldig bestuderen. Beschrijvingen van series kan men snei 'doorscrollen', althans wanneer er een chro nologische of alfabetische rangschikking heeft plaatsgevonden. De grafische weerga ve van de series in de Muller-inventarissen laat in moderne ogen wel wat te wensen over. 10 Bij een handmatige steekproef kwam ik uit op een gelaagdheid van maximaal 6, ver volgkeuze tot 11. Hierbij wordt het aantal artikelen op het laagste niveau gereduceerd tot een maximum van circa 25. 11 Volgens mondelinge mededeling van Hanno de Vries (maart 2008) is dit niet de ervaring van het Nationaal Archief. Bij meer niveaus dan 12 moet een inventaris voor conversie naar EAD nader worden bewerkt, aangezien deze standaard 12 niveaus kent. Zie: K. Kriesling e.a., Encoded Archival Description Tag Library. Version 2002 (Chicago 2002). Met dank aan L. Bolier voor controletellingen. 12 http://www.nationaalarchief.nl/ (geraad pleegd op 16 april 2008). 13 G. Yeo, 'Understanding Users and Use: a market segmentation approach', journal of the Society of Archivists 26, no. 1 (2005), 25-53- juni 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 11