In memoriam drs. P.Th.J. Kuijer van I auteurs te bewegen om te publiceren en daarbij was hij ook zelf verantwoorde lijk voor diverse publicaties. Kuijer werd tevens, vanwege zijn brede culturele belangstelling, aangesteld tot adjunct directeur van het Stedelijk Museum. In 1964 kwam de baan van stadsar chivaris bij de gemeente 's-Hertogenbosch vrij. De rijkdom van het archief en de sfeer van de oude hertogstad trokken hem zeer aan. Kuijer solliciteerde en werd aangeno men. Gezien de voorgenomen verhuizing van het archief verzocht het stadsbestuur hem om zo snel mogelijk in dienst te tre den. Uiteindelijk heeft hij zich tot zijn afscheid in 1980 met de herhuisvesting beziggehouden en daarbij haast evenzo vele mogelijkheden onderzocht als zijn dienstjaren telden. Zelfs de laatste, door Kuijer mede geïnitieerde voorgenomen herhuisvesting, waarvan het plan de gemeenteraad al had gepasseerd - het voormalige Redemptoristenklooster in de Sint-Josephstraat - ging uiteindelijk niet door. Vanwege de krapte in de in gebruik zijnde ruimtes onder de trouwzaal volg den in zijn tijd vele interne verhuizingen en uitbreidingen. De grootste daarvan was in 1977, toen de voormalige ruimten van Burgerzaken als studiezaal konden wor den ingericht. Eind jaren zeventig lagen de bestanden verspreid over kelders, zol ders, het eigenlijke depot en gebouwen elders. Er was geen adequate brand vrije ruimte met juiste klimatologische omstandigheden. Ondanks dat klaagde Kuijer niet, maar werkte gestaag aan her- huisvestingplannen. Kuijer was een heer van stand die liever de ambtelijke ruimtes en het depot netjes opruimde, wanneer de gemeenteraad op bezoek kwam, dan te tonen in welke erbarmelijke toestand het historisch belangwekkende materiaal was opgeborgen en verkeerde. Naast deze materiële zorg ging zijn hart voornamelijk uit naar de geschie denis. Hij deed onderzoek, liet verschil lende publicaties het licht zien en hield vele lezingen. Het Bossche publiek, mede geraakt door enkele omstreden besluiten ten aanzien van de oude historische stads hart, zoals de dreigende demping van de Binnendieze, kreeg meer interesse in de Pieter Theodorus Jozef Kuijer werd op 17 januari 1915 in Rotterdam geboren en groeide daar ook op. Na het behalen van het diploma gymnasium volgde hij de stu die geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. De oorlogsomstandigheden zet ten daar echter een voorlopig punt ach ter: tijdens het studentenprotest tegen het ontslag van Joodse hoogleraren onderbrak professor Huizinga plotseling het college, dat op dat moment ook door Piet Kuijer werd gevolgd, en ging in sta king. De daaropvolgende sluiting van de universiteiten was er de oorzaak van dat Kuijer zijn studie moest afbreken. In 1943 dook hij tijdelijk onder om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen, om vervol gens als volontair werkzaam te zijn bij het Rotterdamse gemeentearchief, waar hij zijn diploma archiefambtenaar eerste klas behaalde. In 1946 volgde zijn huwelijk met Anna Catharina Verburg (t 20 juli 1995). Er werden drie kinderen uit dit huwelijk geboren: Thea, Ineke en Theo. Piet Kuijer pakte zijn afgebroken studie geschiedenis weer op en werd bovendien, vanwege zijn kennis van de archieven, assistent van de Leidse hoogleraar maritieme geschiedenis, Tex Milo. Toen Kuijer in 1954 afstudeer de, volgde direct daarop zijn benoeming tot gemeentearchivaris van Schiedam. Daar bouwde hij uit wat zijn voorganger Van der Poest Clement was begonnen. De nieuwbakken archivaris vatte het plan op om een reeks monografieën uit te geven over diverse Schiedamse onderwer pen, uitmondend in de reeks 'Schiedamse Miniaturen'. Vanuit zijn functie wist de archivaris tal van jongere en oudere i n I in memoriam Bossche historie. Mede daardoor ontston den in die jaren heemkundeverenigingen als De Boschboom en de Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch. Als chef van het archief stimuleerde Kuijer dat de mede werkers zich intensief bezighielden met de popularisering van de geschiedenis, onder andere via deze heemkundevereni gingen. Hierdoor en door de verbeterde studiezaal verdrievoudigde het aantal bezoekers in de jaren zeventig. "Het grote resultaat", zo zei hij in een interview, "is dat deze archiefdienst opengebroken is, zijn ivoren-toren status verlaten heeft... ook en vooral voor de gewone man." Van de 478 bezoekers in 1964 groeide het aantal tot ruim 3300 in 1979. Niet in de laatste plaats vanwege de "persoonlijke, hartelijke en vriendelijke benadering", zoals burgemeester Van Zwieten bij het afscheid in 1980 stelde. Als hoofd van het archief ging zijn zorg tevens uit naar de bijzonder goede collegiale sfeer die het Stadsarchief nog steeds kenmerkt. Er was aandacht voor sociaal samenzijn, zoals de verjaardagen die steeds op zeer gepaste wijze uitvoerig werden gevierd met de nodige traditio nele plichtplegingen. Ook buiten het archief was Kuijer actief in de Bossche samenleving. Hij was onder meer secretaris van de Stichting Openbare Bibliotheek 's-Hertogenbosch, lid van de bibliotheekcommissie van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, com missaris van de heemkundekring Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch, bestuurs lid van de Historische Sectie van het Noordbrabants Genootschap, penning meester van de Stichting Bisschoppelijk Museum 's-Hertogenbosch, bestuurslid van de Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg en lid van de Adviesraad van de Kring voor Geschiedenis en Heemkunde De Boschboom. Bij zijn afscheid volgde, vanwege zijn verdiensten, de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Tegelijk werd hem gevraagd om, ter gelegenheid van het aanstaande 800-jarig bestaan van de stad in 1985, de geschiedenis van de stad in één boek samen te vatten. Na vijf jaar van noeste arbeid bleek dat niet haalbaar. Besloten werd om een consortium van maar liefst 21 geschiedkundi gen de periode van na het roemruchte jaar 1629 (de inname van de stad door Frederik Hendrik) te laten beschrijven (verschenen in 1997). Kuijer zelf ging gestaag door en zo verscheen in 2000 zijn magnum opus: 's-Hertogenbosch, stad in het hertogdom Brabant ca. 1185-1629, vanwege de omvang - 700 pagina's - al snel de 'Dikke Kuijer' genoemd. Bij de presen tatie daarvan grapte hij: "Misschien hadden we elkaar niet helemaal goed begrepen, maar het zou in 85 klaar zijn. Welnu, ik ben nu 85! Als ze in 1980 hadden gezegd dat ik er twintig jaar over mocht doen, was ik in lachen uitgebarsten." Bij die gelegenheid kreeg Kuijer uit handen van loco-burgemeester Van Beers de ere penning van de stad 's-Hertogenbosch uitgereikt. Piet Kuijer. Geen baanbreker, geen vernieuwer, maar een fragiele heer van stand, weloverwogen met woorden, diep gelovig, scherpzinnig in zijn meningen en uitspraken, een grote stimulator van een brede drempelvrije aanpak van de geschiedenis. Een zeer aimabele man met een aanstekelijke toewijding en onweer staanbare inzet die ons allen inspireerde en enthousiasmeerde, zelfs nu nog, na zijn vertrek uit dit aardse bestaan. Door Rob van de Laar Herhuisvesting Popularisering Op ïo januari 2008 ontviel ons, op bijna 93-jarige leeftijd, drs. P.Th.J. Kuijer, oud gemeentearchivaris van Schiedam en oud stadsarchivaris van 's-Hertogenbosch. Een terugblik op zijn leven en werken. Drs. P.Th.J. Kuijer in de archivarissenkamer op het oude adres van het Stadsarchief:Achter het Stadhuis, 1980 (foto Stadsarchief 's-Hertogenbosch/Koos Post). Schiedam archievenblad april 2008 april 2008 archievenblad I Oud-archivaris Piet Kuijer en de toenmalige stadsarchi varis Yvonne Bos-Rops tijdens de viering van 150 jaar Stadsarchief in 1991 (foto Stadsarchief's-Hertogenbosch). Collegiaal en actief Magnum opus Toewijding en inzet Rob van de Laar is hoofd Externe Dienstverlening van het Stadsarchief 's-Hertogenbosch.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 7