ignalemente I x Nassau en de macht uan Oranje ®n uppü Bruggeman, Nassau en de macht van Oranje. De strijd van de Friese Nassau's voor erkenning van hun rechten, 1702-1747 Annalen van Egmond. De Annates Egmundenses tezamen met de Annates Xantenses en het Egmondse Leven van Thomas Becket, uitgegeven en vertaald door Marijke Gumbert-Hepp en J.P. Gumbert; het Chronicon Egmundanum, uitgegeven door J. W.J. Burgers. Middeleeuwse Studies en Bronnen CVII. In 2000 verscheen Liefde in opdracht van Luuc Kooij mans over het hofleven van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau 1613-1664)Hij was getrouwd met Albertine Agnes, dochter van Frederik Hendrik. Wie denkt dat het boek van Marijke Bruggeman daar min of meer een vervolg op is, schrikt aanvankelijk als in het voorwoord blijkt dat het hier om een dissertatie gaat. Het boek bestaat uit drie delen. In deel 1 en deel 2 worden de verschil lende componenten van het verhaal uiteengezet voordat in deel 3 verhaald wordt over de inspanningen van achtereen volgens Henriëtte Amalia, Johan Willem Friso, Maria Louise en Willem Carel Hendrik Friso, die uiteindelijk in 1747 als Willem IV stadhouder van alle gewesten zou worden. In deel 1 is 'Maatschappelijk vermogen' het centrale begrip. Het gaat hier om de middelen die de Nassau's ten dienste stonden om hun doelstelling te verwe zenlijken. Dat maatschappelijk vermogen heeft een sociaal-eco nomische, een sociaal-politieke en een sociaal-culturele com ponent. Met name hoofdstuk 2 laat zien hoe de Friese Nassau's mannen als Frederik Hendrik en Willem III met hun sterke financiële positie en hun schit terende hofhouding niet konden evenaren. De familie had minder inkomsten uit ambten en domeinen, ook omdat er pas in 1732 met de koning van Pruisen een akkoord kon worden bereikt over de erfenis van Willem III. Bovendien liet onder Henriëtte Amalia en Willem Carel Hendrik Friso de financiële admi nistratie en controle vaak te wensen over. Het hoofdstuk bevestigt het beeld dat al uit de provinciale historie van Friesland bekend was, maar het geeft wel veel inte ressante details, ook uit andere provincies. Zo lezen we over de lotgevallen van bekende paleizen als Het Loo, Soestdijk en Huis ten Bosch. Hoofdstuk 3 gaat in op de sociaal-politieke en de sociaal-cul turele component. Omdat zij niet over alle gewesten stadhouder waren en geen bevelhebber over leger en vloot, konden de Nassau's veel moeilijker een beeld van zichzelf creëren als behoeders en bescher mers van de Republiek. Bovendien onder vonden zij tegenstand als zij hun macht probeerden uit te breiden. Belangrijk was daarom het aan zich binden van bekwa me hovelingen en 'vrienden': represen tanten uit diverse bestuurslagen die in ruil voor hun 'vriendendienst' ook iets terugverwachtten. Van 'patronage' (het aan zich binden van 'cliënten' door middel van een lucratieve post) kon zeker tot 1732 maar beperkt gebruikge maakt worden. Deel 2 gaat over netwerken in de provincies, waarbij duide lijk wordt gemaakt dat de situ atie per gewest verschillend was. Friesland was stabieler dan Groningen, waar de voortduren de strijd van de landadel van de Ommelanden onderling en tegen de Stad een belangrijke rol speel de. In Gelderland was Willem Carel Hendrik Friso vanaf 1722 wel stadhouder, maar hij had er beperkte macht en de kwartieren (Nijmegen, Veluwe en Zutphen) konden onderling verschillen. In Overijssel hadden enkele facties van de landadel veel invloed, ter wijl juist de meest invloedrijke edellieden liever geen stadhou der hadden. Utrecht sloot zich soms aan bij de stadhouderlijke gewesten, maar volgde meestal het gewest Holland, dat in nauwe samenwerking met Zeeland zich het meest tegen de toenemende invloed van de Nassau's verzette. In deel 3 volgt het relaas van de jarenlange politieke en juridische strijd van de Nassau's. Telkens terugke rend in die strijd zijn de onderwerpen van de nalatenschap van Willem III, het markizaat van Veere en Vlissingen (dat literatuur 301 literatuur de Staten van Zeeland na 1702 wilden opheffen omdat de stadhouder anders teveel invloed had in Zeeland), het lid maatschap van de Raad van State (waar de gewesten zonder stadhouder tegen waren) en de benoeming tot generaal in het Staatse leger. Eerst worden de inspan ningen van Henriëtte Amalia van Anhalt- Dessau en haar zoon Johan Willem Friso beschreven, waarbij Henriëtte Amalia het nadeel had dat zij hooghartig en kop pig was en daarom niet zo erg geliefd. Johan Willem Friso creëerde als geliefde generaal in de Spaanse Successieoorlog een goede basis voor machtsuitbreiding, maar hij verdronk op jonge leeftijd in het Hollands Diep. Zijn weduwe Maria Louise van Hessen-Kassei had de zware taak op te komen voor de belangen van haar minderjarige zoon, was vriendelijk, luisterde vaak goed naar haar adviseurs, maar was soms ook makkelijk te beïn vloeden. Bovendien moest zij wel eens de keuze maken om kortere of langere tijd voor sommige belangen niet op te komen als de 'concurrentie' (bijvoorbeeld van de koning van Pruisen) te sterk was en om zich te richten op belangen waar zij wel kans op succes had. Als meerderjarige voerde Willem Carel Hendrik Friso een verbeten strijd voor zijn belangen, maar het boek beschrijft dat die strijd niet erg succesvol was, mede omdat er onder zijn adviseurs en hove lingen onderlinge naijver en strijd was en omdat hij aan bepaalde doelstellingen compromisloos vasthield, vooral aan die van de benoeming tot generaal in het Staatse leger. Daardoor vervreemdde hij in die jaren mensen met politieke invloed van zich en vooral ook adellijke families. De jarenlange strijd kreeg een onver wachte wending in het roerige jaar 1747. Door het verloop van de oorlog (inval van de Fransen in Zeeuws-Vlaanderen en West-Brabant) en de volksoproeren die overal in de Republiek het gevolg waren, kreeg Willem Carel Hendrik Friso als stad houder Willem IV in de Republiek meer macht dan zijn voorgangers ooit gehad hadden. Het boek is voorzien van fraaie illustra ties: vooral veel portretten van personen die een belangrijke rol hebben gespeeld. Deze hebben een zinvolle plaats gekre gen in het boek. De rangschikking van de portretten op de cover (met de kleuren oranje en nassaublauw!) maakt wel dat je er langer naar kijkt: het echtpaar Johan Willem Friso en Maria Louise van Hessen- Kassei is niet naast elkaar geplaatst. Nu staan twee keer moeder en zoon naast elkaar (boven Willem Carel Hendrik Friso en Maria Louise van Hessen-Kassei en onder Johan Willem Friso en Henriëtte Amalia). Dat wordt gerechtvaardigd door de inhoud van het boek dat uitvoerig beschrijft hoe beide moeders zich hebben ingezet voor de belangen van hun min derjarige zonen. Een bijzonder compliment moet hier wor den gemaakt voor de hoeveelheid archie ven die is geraadpleegd. Daarbij gaat het niet alleen om de archieven die zich in de Rijks- en gemeentelijke archieven bevin den, maar ook om huisarchieven als het Koninklijk Huisarchief en het huisarchief Twickel. Uit de noten blijkt hoe nauwkeu rig de archieven zijn bestudeerd. Lastig alleen voor de lezers van nu dat in die tijd Nederlanders ook met elkaar vaak in het Frans correspondeerden. mm In deze publicatie worden twee monumenten uit de Hollandse geschied schrijving bezorgd. Het oudste werk, de Annales Egmundenses, wordt nog in zijn oorspronkelijke vorm bewaard in de British Library. Een handzaam schema aan het begin van de inleiding geeft de opbouw van dit handschrift weer. Daarin zijn vier onderdelen te onderscheiden: vooreerst de Einhart, de Vita Karoli Magni en een tekst over de afstamming van de Karolingen van Arnulf van Metz; ten tweede het zogenoemde Cartularium van Radbod, een verzameling oorkon den van het sticht Utrecht; ten derde het Chronicon van Regino, abt van Prüm, een wereldkroniek; en als vierde een geschied werk met de misleidende naam Annales Xantenses. Deze teksten zijn in de elfde eeuw geschreven en later 'verbeterd' en aangevuld. Als opvolger van de Annales Xantenses schreef een zekere hand C, vooral met gebruikmaking van de in het manuscript voorhanden gegevens, een nieuwe geschiedenis, die naarmate de jaren verstrijken steeds meer regionale en nieuwe gegevens bevat: het begin van de Hollandse historiografie. Deze schrij ver, die zijn werk voortzet tot 1111, krijgt rond 1170 een opvolger die de annalen uiteindelijk doortrekt tot 1173. Ook hier gaat het niet om een planmatig opge zette kloostergeschiedenis. Een monnik 31 De strijd van de Friese Nassaus v voorerkenningvan hun rechten, 1702-1747 Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2007) ISBN 978-90-6550-945-1, 480 blz., 35,00. MARIJKE BRUGGEMAN archievenblad april 2008 Dick Deuzeman Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2007) 416 blz., ISBN 978-90-8704-000-0, 49,- april 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 15