gnalemente Aukje Zondergeld-Hamer, Een kwestie van goed bestuur. Twee eeuwen armenzorg in Weesp (1590-1822) Een kwestie Auke Kok, Dit was Veronica. Geschiedenis van een piraat literatuur betoogt Zondergeld dat de Nederlandse beleidsmakers handelden naar voorbeeld van de lutherse steden in Duitsland. De naasting van de katholieke gasthuizen en charitatieve fondsen door de overheid plaatst zij daarmee in de context van de Reformatie. Typisch voor de Nederlandse situatie was dat de overheid nadien nauw met de kerken samenwerkte. Daarbij bleef de overheid eindverantwoordelijk voor de armenzorg, maar werden de financi ële lasten in belangrijke mate afgewen teld op de kerken. Overigens blijken de lokale regenten als privé-personen de belangrijkste donateurs bij de kerkelijke inzamelingen te zijn geweest. Het economisch verval in de jaren na 1743 leidde niet tot ingrijpende verande ringen in dit systeem. Wel ondernam het stadsbestuur pogingen om door middel van subsidies de plaatselijke nijverheid te stimuleren en zo de almaar toenemende armoede te bestrijden. Helaas zonder veel succes. Tot een wezenlijke herstructure ring van de armenzorg kwam het pas, toen in de Bataafse tijd de scheiding tus sen kerk en staat werd doorgevoerd en de overheid, onbedoeld, een groter deel van de financiële lasten moest dragen. Zondergeld zegt oorspronkelijk een studie naar de beeldvorming rond de armenzorg te hebben willen schrijven. Van die opzet heeft ze later afgezien. Toch levert ze een bijdrage aan de mentaliteitsgeschiedenis, wanneer ze enkele exemplarische bedeel den en bestuurders de revue laat passe ren. Dan blijkt het kleinschalige Weesp van de achttiende eeuw vér weg van het negentiende-eeuwse Amsterdam uit het werk van de historicus M. van Leeuwen: armenzorg zou daar voor de bestuurders een middel zijn geweest om het grauw rustig te houden en opstanden te voor komen, en voor de armen zelf een van de strategieën om te overleven, naast bede larij en prostitutie. Dat beeld gaat niet op voor het provinciaalse Weesp, waar de sociale controle aanzienlijk groter was - Zondergeld spreekt zelfs van 'een stad onder controle' -, en waar de bestuur ders geen apart patriciaat vormden maar juist dicht bij de rest van de bevolking stonden. Volgens Zondergeld volgden de regenten hier geen lange-termijnstrate- gie. Hun beleid droeg veeleer steeds een ad hoe karakter, met als doel een leefbare samenleving te scheppen voor alle inwo ners van Weesp, rijk of arm. Dat was een kwestie van goed bestuur. De armenzorg in de vroegmoderne tijd kan gerust een populair onderwerp worden genoemd. De verklaring daar voor moet mede worden gezocht in de beschikbaarheid van een breed scala van bronnen die in de archieven van stads besturen, kerken, godshuizen en gilden bewaard zijn gebleven. De afgelopen decennia zijn er verschillende publica ties over dit onderwerp verschenen die zich op deze archieven baseren. Aan die literatuurlijst kan nu het boek van Aukje Zondergeld-Hamer worden toegevoegd, die in oktober 2006 op dit onderwerp is gepromoveerd. Haar keuze voor Weesp lijkt te zijn inge geven door het feit dat ze daar woont en het plaatselijk archief rijkelijk is voorzien van bronnen over de armenzorg. Het proefschrift verdient echter vooral aan dacht omdat het Gooise stadje - in de hier besproken periode nog geen 3000 zielen rijk - een totaal andere wereld laat zien dan het beeld dat voor ons opdoemt in de toonzettende studies naar armen zorg in de grotere Hollandse steden (Amsterdam, Leiden en Delft) of de meer landelijke provincies in Noord- en Oost- Nederland. Die wereld schetst Zondergeld in haar inleiding, dat een beknopte economische geschiedenis van Weesp geeft. Daarna komt ze tot de eigenlijke behandeling van het onderwerp, dat in bijzonder hoge mate gebaseerd is op origineel archief onderzoek. Haar verhandeling bestaat uit twee delen, waarbij de economische omslag rond 1743 als cesuur geldt. In het eerste deel behandelt zij de totstandko ming van het armenzorgstelsel dat tot de Bataafse Tijd zou worden gehand haafd. Waar de historica Joke Spaans in de Nederlandse armenzorg een humanis tische uitwerking zag van het plakkaat van de katholieke vorst Karei V uit 1531, iteratuur "192 - Goed idee" en "De nationale zaterdagmiddaggebeurtenis": welke veer tigers en vijftigers zijn niet met deze jingles vertrouwd? Ze verwijzen naar de golflengte van Radio Veronica en de Nederlandse Top 40, die vanaf januari 1965 iedere zaterdagmiddag op deze zen der was te beluisteren. Hele generaties zijn opgegroeid met de muziek van Veronica en de zender heeft dan ook een enorme betekenis gehad voor de popmuziek in Nederland. Het legendarische radiosta tion blijft tot de verbeelding spreken. Dat blijkt weer eens uit het onlangs versche nen boek Dit was Veronica. Geschiedenis van een piraat van de hand van journalist Auke Kok. Op vlotte toon behandelt hij de geschiedenis van Veronica vanaf het eerste begin in 1959 tot het definitieve einde in 1974. Alle achtergronden, intri ges en ruzies in het bestaan van de radio piraat komen uitgebreid aan bod. In het najaar van 1959 besloot een aantal ondernemers tot oprichting van een vrije radiozender om reclame voor hun bedrij ven te kunnen maken. Omdat dit niet vanuit Nederland kon, koos men voor een positie in de internationale wateren. Het voorbeeld was een Deens zendschip, Radio Mercur. Er werd een schip gekocht, de 'Borkum-Riff', dat vanaf de Noordzee voor de Nederlandse kust in 1960 met uitzenden begon. Al vrij snel werden de gebroeders Verweij, textielhandelaren uit Hilversum, de belangrijkste figuren bin nen de aandeelhouders en directie. Een coup van de twee jongere broers tegen de oudste (Dirk) zorgde er voor dat 'ome Buil' Verweij de baas van Veronica werd. Het zendschip werd in 1964 vervangen door de 'Norderney', die het tot 1974 uit hield. Was Veronica aanvankelijk een familie zender, het werd al snel een echt pop station, hoewel de auteur dat verderop in zijn boek weer wat nuanceert door te wijzen op het Hollands product (Vader Abraham, Corry en de Rekels en dergelij ke sterren) dat ook op Veronica gedraaid werd. De programma's werden trouwens niet op zee gemaakt, maar aan wal, in een studio in Hilversum. Het waren dus geen live-uitzendingen, in tegenstelling tot die van Engelse piratenzenders als Radio Caroline en Radio London. Het belang van diskjockeys was groot. Joost den Draaijer, pseudoniem van Willem van Kooten, maakte in 1964 een studie reis naar de Verenigde Staten. De Top 40, horizontale programmering en uit zending in blokken kwamen vooral uit zijn koker. Andere belangrijke dj's waren onder anderen 'Mr. Veronica' Rob Out, Jan van Veen (bedenker van het legenda rische en veel gepersifleerde programma Candlelight) en Lex Harding. Een diepte punt in de geschiedenis van Veronica was de aanslag op Radio Noordzee in 1971. Drie duikers brachten explosieven aan boord van de concurrent aan, waardoor brand ontstond. Als door een wonder was er geen persoonlijk letsel, maar Buil Verweij ging voor een jaar de gevangenis in. Deze affaire deed Veronica geen goed. Uiteindelijk ratificeerde ook Nederland de Europese anti-zeezenderwetten en ondanks massale protesten van luiste raars ging op 31 augustus 1974 de stekker eruit en werd het stil op 538 (de plaats op de middengolf waar het station vanaf 1972 te beluisteren was). Auke Kok voerde voor de samenstel ling van dit boek talrijke gesprekken. De namen van zijn gesprekspartners zijn achterin opgenomen. Oral history dus. Maar ook deed hij bronnenonder zoek. De bronnen- en literatuurlijst in het boek is echter niet compleet. Zo wor den de notulen van de ministerraad en de Handelingen van de Staten-Generaal (waarnaar op blz. 8 verwezen wordt) niet genoemd. En ook ontbreken de memoi res van Rob Out (die tot een autobi- AUKE KOK ografie hadden moeten leiden, waar het door zijn dood in 2003 niet van geko men is) en waarnaar in het boek veelvul dig wordt verwezen. Ten slotte wordt een register node gemist. I 33 'eesp (1590-182: Twee eeuwen armenzorg in AUKJE ZONDERGELD-HAMER ifflTTTiiS Hanno de Vries archievenblad Uitgeverij Verloren (Hilversum 2006), ISBN 90-6550-935-6, 400 blz., 37,50. juni 2007 Uitgeverij Thomas Rap (Amsterdam 2007), ISBN 978-90-6005-622-1, 367 blz., 19,90. Peter Sïjnke juni 2007 archievenblad I

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2007 | | pagina 16