Gedroomd en werkelijk archief Het onvoltooide leven van de joodse psychologe dr. R.A. Biegel 1886-1943) VROUWEN m /iet mA vrouwen en archieven Voor een biograaf bevat het ge droomde (persoons)archief van zijn held of heldin kindertekeningen, een poëzie album, schoolrapporten, agenda's, corres pondentie met vrienden, familieleden en collega's, dagboeken, adressenboekjes, telefoonbriefjes en graag ook notitie boekjes, waarin nauwkeurig genoteerd staat wanneer - en als het even kan ook waar - welke romans, poëziebundels en andere boeken gelezen werden.2 En het zou nog mooier zijn wanneer dit ge droomde archief ook trivialiteiten zou bevatten, die normale mensen na ge bruik meteen weggooien, zoals treintic- kets, entreebewijzen voor musea en bio scoop- en schouwburgkaartjes. Met dit gedroomde archief kan het leven van de held of heldin heel nauwkeurig, van de wieg tot het graf, gereconstrueerd wor den. Helaas, het gedroomde (persoons)archief is een illusie. In de loop van een leven gooien mensen veel weg; dit geldt óók voor helden en heldinnen van wie in de toekomst een biografie zal verschijnen. De correspondentie met die ongelukkige jeugdliefde wordt uit wraak, woede of schaamte na het verbreken van de relatie in het haardvuur verbrand, de weduwe of weduwnaar vernietigt na het overlijden van de partner de in de geheime bureau lade gevonden dagboeken, waarin wel licht buitenechtelijke affaires en existen tiële twijfels aan het papier zijn toever trouwd.3 Veel biografen worstelen daar om met het leven van hun held of hel din: de reconstructie van een leven ver toont vaak gaten, om van een psycholo gische interpretatie maar te zwijgen, wegens die verdwenen, onvindbare of nooit geschreven dagboeken, waarin de meest persoonlijke zielenroerselen zou den staan opgetekend. De onvolledigheid van (persoonsar chieven - een bronnenprobleem - weer houdt biografen er niet van om in alle denkbare hoeken, gaten en andere 'nooit-aan-gedacht-plekken' te speuren naar snippers, brokken en brokstukjes uit het leven van de held of heldin. Het leven van de psychologe dr. Rebekka Aleida Biegel (1886-1943) - voor intimi Betty - is hier een schoolvoorbeeld van. Jarenlang zocht haar biograaf Coen Rümke (1924) stad en land af naar spo ren uit het leven van deze joodse vrouw, die voor de Tweede Wereldoorlog in de door mannen gedomineerde wereld van de (bedrijfs)psychologie een belangrijke, toonaangevende positie bekleedde. Najaar 1957 begon Coen Rümke zijn car rière als selectiepsycholoog bij de Psy chologische Dienst van de PTT, voortge komen uit het in de jaren dertig door Biegel opgebouwde en geleide Psycho technisch Laboratorium. De pioniers van de psychotechniek wilden met hun tech nische toepassing van de psychologie het psychische welzijn en het maatschappe lijk functioneren van de mens verbete ren. In de eerste helft van de twintigste eeuw groeide psychotechniek uit tot een vorm van toegepaste psychologie: perso- neelsselectie met behulp van testappara ten waarmee aandachts-, concentratie- en vermoeidheidsproeven werden afge nomen, zodat de juiste man/vrouw op de juiste plaats terecht kwam. Op zijn eerste werkdag in 1957 maakte Rümke kennis met Biegels intellectuele erfenis: hij kreeg een map overhandigd, de zogenoemde Biegelmap, die artikelen van haar hand bevatte over psychotech- nische keuringen van chauffeurs, selectie van postbestellers, telegrafistes en telefo nistes, onderzoek naar de vormgeving van autonummerborden en tal van ande re onderwerpen. Rümke kon zich inder tijd niet herinneren tijdens zijn psycho- logiestudie ook maar eenmaal de naam van dr. Biegel gehoord te hebben. Binnen de muren van de Psychologische Dienst van de PTT was Betty Biegel niet verge ten, maar daarbuiten was ze een onbe kende figuur. Rümke trad in Biegels voetsporen: hij werd hoofd van de Psychologische Dienst en daarmee tevens de symboli sche erfopvolger van haar nalatenschap. Begin jaren zeventig, bij de introductie van een nieuwe selectiemethode voor chauffeurs, kwam bij hem het plan op grondig onderzoek te verrichten naar leven en werk van deze markante vrouw. Biegels werkzame leven bij de PTT was nauwelijks een probleem: haar vak- en wetenschappelijke publicaties waren bekend en na enig speurwerk in het PTT- archief kwamen interessante stukken boven tafel, zoals een Tweede Kamer verslag uit 1932, waarin vragen worden gesteld over haar functioneren; Biegels studiereizen (onder andere naar Mos kou); het bijwonen van buitenlandse congressen; en ook over haar 'vrouw zijn'. Kamerlid Arend Braat (1874-1947) van de conservatieve Plattelandersbond - een van de vele kleine vooroorlogse poli tieke partijen - vroeg zich af waarom bij de PTT een vrouwelijke ambtenaar, met de rang van referendaris, belast met de functie van psychotechnisch adviseur en een salaris van meer dan 5000 gulden per jaar (exclusief reis- en verblijfkosten) aangenomen is. Fijntjes merkte boer Braat, zoals hij badinerend genoemd werd, op dat er zoovele geleerde mannelijke krachten rondloopen, die geen betrekking kunnen krijgen en vaak een gezin te onderhouden hebben."4 De ongetrouwde Biegel, die met haar zus samenwoonde, kon volgens boer Braat maar beter een echtgenoot nemen en haar plaats afstaan aan een man die er verstand van had. Rümke's jarenlange zoektocht naar Biegels leven verliep grillig en moeizaam. De geschreven bronnen waren schaars en lagen soms diep weggestopt in archieven. In Groningen, Biegels geboorteplaats, vond Rümke in de belastingregisters gegevens over haar vaders lucratieve brandstoffenhandel en bij het kadaster kon hij achterhalen in welke huizen het gezin heeft gewoond. In de archieven van het Stedelijk Gymnasium te Gro ningen vond hij sporen van haar school tijd, in Leiden trof hij gegevens aan over haar studententijd en in Zurich kwam hij wat meer te weten over haar promotie in de sterrenkunde. Toch had Rümke een bronnenprobleem: met deze bronnen kon hij alleen Biegels formele leven reconstrueren. Via oproepen in het Nieuw Israëlitisch Weekblad en het Bulletin van het Nederlands Auschwitz Comité kwam hij in contact met familieleden, vrienden en kennissen die Betty Biegel niet alleen als psychologe, maar ook als privé-persoon hebben meegemaakt. Met behulp van de dikwijls fragmentarische bronnen en de interviews, oral history, wist Coen Rümke een korte biografie van Betty Biegel en haar omgeving te schrijven. Rümke's vasthoudende speurzin mondde uit in een boek waarin de geschiedenis van de psychologie, de vrouwengeschiedenis en de geschiedenis van het Jodendom in Nederland samenkomen. Betty Biegel was als psycholoog een inter mediair tussen de academische en de toe gepaste psychologie. Met haar bij de Utrechtse hoogleraar F.J.M. Roels (1887- 1962) opgedane kennis en onderzoeks vaardigheden heeft zij met haar 'metend' onderzoek in de jaren dertig de psycho techniek verder ontwikkeld en vormge geven. Voor dit onderdeel was Biegels publicatiearchief een onmisbare bron.5 Als vrouw wist Betty Biegel zich in te wer ken en staande te houden in een traditio neel door mannen gedomineerde wereld. Het genderaspect vond Rümke bijvoor beeld in het archief van de 'Vereeniging voor Vrouwelijke Studenten' (WSL) in Leiden. Tijdens haar studententijd riep Biegel als preses in oktober 1911 de leden van de WSL op er rekening mee te hou den, dat haar seksegenoten naast 'gevoelsvrouw' óók 'verstandsvrouw' zijn: "Beseft dan, dat, waar gij u niet gelukkig hebt gevoeld met het verstandelijke alleen, gij u ook niet tevreden kunt stel len, wanneer alleen uw gevoel aan het woord komt. Dat zoowel de gevoels vrouw als de verstandsvrouw maar halve wezens zijn, dat ver boven deze twee de vrouw staat, die beide in zich vereent. Dat de intellectueel hoogstaande vrouw de maatschappij vooruit zal brengen, niet alleen wanneer zij haar ambt ver vult, maar ook als vrouw en moeder." Later, binnen de vooroorlogse 'mannen- cultuur' van de PTT en de academische psychologie, waarin zij bestuurslid was van het Nederlandsch Instituut van Praktizeerende Psychologen (NIPP), was ze als vrouwelijke pionier een hoge uit zondering. Omdat geschiedenis wordt beleefd vanuit het heden, waar driekwart van de eerstejaarsstudenten psychologie vrouw is, kan Betty Biegel gezien worden als een vroeg vrouwelijk rolmodel.6 Lees verder op pagina 31 28 29 Door Jacques Dane* Het gedroomde archief Het bestuur van WSL (191 I -1912), bestaande uit, van links naar rechts: C. Hovens Gréve.abactis; M. van Ulven-Duyvis, quaestrix; B. Biegel, praeses; D. Kalshoven, bibliothecaris: M. Doorenbos-de Groot, assessor. Foto: Stichting Archief Leids Studentenleven. De speurtocht naar een leven r Portretfoto van dr. R.A. Biegel, februari 1934. Foto: Museum voor Communicatie, Den Haag. Proef voor de concentratie van opmerkzaamheid. Foto: Museum voor Communicatie, Den Haag. Annemieke Nijdam-Dekker, Tresoor Archieven van vrouwenorganisaties): "Het valt me op dat collectievormingsbeleid bij rijksarchieven, gemeentearchieven en RHC's doorgaans een zaak van mannen is. Dat heeft zijn weerslag op de collecties die door deze diensten worden beheerd: archie ven van en over vrouwen(organisaties) zijn doorgaans slecht vertegenwoordigd. Toen ik bij mijn indiensttreding bij Tresoar, eind 2003, mijn weg zocht in de acquisitie dossiers van het voormalig Ryksargyf, bleek daar een subrubriek 'Vrouwenorganisaties' te zijn, met een zestal archie ven van vrou wenorganisa ties. Ook bij de persoonlijke en familiearchie ven zijn vrou wen in de min derheid. De komende jaren zullen we ons bij de collectievorming nadrukkelijk richten op dergelijke 'witte vlek ken' in onze collectie." archievenblad september 2006 september 2006 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2006 | | pagina 14