over historisch romanschrijven en archiefonderzoek
WK, 1 t zï,
M
P
jf
VROUWEN
m
/id ca/
Brieven van vrouwen vormen de basis
van de romankunst in
de moderne tijd" Hella S. Haasse
/A\v t».
Ze erkent dat ze last heeft van de
warmte. Geboren en opgegroeid met de
hitte van de tropen, zijn de hoge tempera
turen van deze zomer ook Haasse te veel.
Ze stapt echter met graagte over dit onge
mak heen om over haar werk te praten.
Hella S. Haasse is bij de meeste lezers
bekend als auteur van historische ro
mans en Indische romans. Haar oeuvre
omvat werken die in een tijdspanne van
meer dan een halve eeuw zijn geschre-
Hooftprijs (1984), de Annie Romeinprijs
(1995) en de Prijs der Nederlandse
Letteren (2004).
Veel van Haasse's werk is gebaseerd
op uitgebreid en gedegen onderzoek in
archieven. In een lezing voor de Maat
schappij der Nederlandse Letterkunde
bracht zij eens naar voren: "Om mijzelf
compleet te voelen heb ik nodig wat
Henry James aanduidde met de woorden
ci sense of the past." Het is die vonk die
overslaat als Haasse met archiefmateriaal
werkt: "Als ik historische bronnen raad
pleeg, wordt alles geweldig visueel voor
me. De basiskennis die ik van een
bepaald thema bezit, wordt dan gecom
pleteerd met een universum dat voor mij
zichtbaar gaat leven. Behalve tekstueel,
ben ik ook zeer visueel ingesteld: als ik
niets bij mijn bronnen zou zien, zou ik
niet kunnen schrijven. Natuurlijk ken ik
het fenomeen van de historische sensa
tie. Dat was bijvoorbeeld heel sterk tij
dens het archiefonderzoek voor mijn
ven. Haar Indische werk omvat de
debuutnovelle en tevens boekenlijstbest
seller Oeroeg (1948), Krassen op een rots.
Notities bij een reis op Java (1970), Heren
van de Thee (1992), Parang Sawat. Een
handvol achtergrond (1993) en Sleuteloog
(2002). Een weergave van haar verdien
sten resulteert in een indrukwekkende
lijst van haar merites. Haasse ontving tal
loze literaire prijzen, waaronder de
Constantijn Huygensprijs (1981), de P.C.
boek Charlotte Sophie Bentinck. Onvere
nigbaarheid van een karakter (1978). In het
Bentinck-archief waren staaltjes van
haakwerk en speelkaarten met tijdens het
spel door de deelnemers aan elkaar
geschreven boodschappen bewaard
gebleven. Dat activeert de herinnering.
Ik zie de leefwereld van de vrouwen uit
de tijd van Charlotte Sophie Bentick dan
innerlijk voor me."
In Biografie Bulletin van 1998 voegde
Haasse bovendien een persoonlijke
dimensie toe aan haar passie voor
archiefonderzoek. Ze beschreef dat ze als
auteur gedurende het uitpluizen en
beschrijven van levens niet alleen zaken
over die mensen ontdekte, maar tegelij
kertijd gestalte gaf aan iets dat voor haar
zelf essentieel bleek te zijn. In ons
gesprek illustreert ze dit proces aan de
hand van haar debuutroman Het woud
der verwachting (1949): "Dit boek speelt
aan de hoven van Frankrijk en Engeland
in de vijftiende eeuw. Om de wereld van
de hoofdpersoon Charles d'Orleans te
kunnen beschrijven, werkte ik vooral
enorme lijsten secundaire literatuur door.
Archiefonderzoek was toen minder goed
mogelijk, omdat ik door de oorlog niet in
staat was om naar Frankrijk af te reizen.
Als kind was ik al verzot op de
Middeleeuwen. Door het bestuderen van
schilderijen en miniaturen met al die
details van kleding en gebruiksvoorwer
pen kreeg ik een beeld van de omgeving
en het dagelijkse leven. Zonder authen
tiek materiaal als brieven, dagboeken en
portretten geen sense of the past."
In het slot van Het woud der verwach
ting verwoordde Haasse als 31-jarige
auteur een overtuiging die zij in haar
gehele historische en postkoloniale werk
heeft uitgedragen: alleen vanuit de 'klei
ne' geschiedenis (van mensen) kan de
'grote' geschiedenis (die van de politiek)
worden begrepen. Voortgaand op de per
soonlijke binding van Haasse met Indië
komen de volgende vragen naar boven. Is
deze overtuiging een reflectie van haar
eigen ervaring als Indische Nederlander
en de wijze waarop Indië in de geschied
schrijving is beschreven? Is die discrepan
tie een inspiratiebron voor Haasse's
Indische romans geweest? Hoe spelen
archieven hierbij een rol?
"Als kind in Nederlands-Indië kon ik niet
over de rand van de geschiedenis heen
kijken. Ik heb toen bijzonder weinig van
de 'grote' geschiedenis gemerkt. Toen ik
als twintigjarige Indië in 1938 verliet om
in Nederland te gaan studeren, ben ik mij
andere vragen over Indië en Indonesië
gaan stellen. Dat heb ik altijd gedaan en
dat doe ik nu nog. Mijn boek Heren van de
Thee (1992) is gebaseerd op 'Het Indisch
thee- en familiearchief' van de gelijkna
mige stichting, waarin brieven en andere
documenten zijn ondergebracht van
onder andere de families van der Hucht
en Kerkhoven. Een bevriende uitgever
heeft mij attent gemaakt op het bestaan
dit archief. Het bleek heel belangrijk voor
kennis van het ontstaan en beheer van de
grote cultures in de Preanger in West-
Java. Hij vond het jammer dat er zo wei
nig van deze bronnen was gebruikt.
Omdat het verhaal van deze families zich
afspeelt in een gebied dat ik uit mijn
jeugd kende, heb ik de mogelijkheid aan
gegrepen om het materiaal voor een
roman te gebruiken. Het verhaal ont
stond vanzelf. Naast het materiaal
beschikte ik over secundaire bronnen,
plus mijn eigen indrukken. De onderne
mingen Gamboeng en Malabar, waar
thee en kina werden verbouwd, heb ik
zelf gekend. Voor Heren van de Thee heb
ik ongeveer zes jaar bronnenonderzoek
verricht en in minder dan een jaar tijd
heb ik het boek geschreven. Ik ben er dan
wel dag en nacht mee bezig! En ja, in
mijn roman presenteer ik een ander
beeld van Indië dan de grote geschiede
nis weergeeft."
De jury van de Prijs der Nederlandse
Letteren constateerde twee polen in het
historische werk van Haasse: die van de
documentatie en van de imaginatie. "Als
Haasse recentere historische stof onder
handen heeft, krijgt de documentatie de
overhand op de fictie, en de montage op
een vertelling," zo staat in het juryrap
port. In de verantwoording van Heren van
de Thee, dat zich tussen 1873 en 1918
afspeelt, bevestigt Haasse dat niet alleen
het materiaal een vorm kan afdwingen,
maar ook het genre. "De interpretatie
van karakters en gebeurtenissen berust
op brieven en andere documenten.
De stof is dus niet verzonnen, maar wél
geselecteerd en gearrangeerd volgens de
eisen die een romanaanpak stelt." Voor
de roman Sleuteloog (2002) koos zij een
andere werkwijze: "Het speurwerk van
een journalist is daar een essentieel
onderdeel van de compositie van het
boek. De feiten en gegevens die de lezer
moet kennen, komen in de brieven van
de journalist aan de hoofdpersoon
Herma Warner aan de orde. Door zijn
vragen en onderzoek gaat Herma Warner
zich rekenschap geven van haar leven,
haar Indische jeugdvriendin Dee Meijers
en haar man Taco Tadema. De journalist
fungeert hier als een soort ezelsbruggetje
naar het geheugen van Herma Warner."
Haasse heeft vele historische vrou
wenlevens beschreven. Hoewel ze zich
schatplichtig ten opzichte van de vrou
wenbeweging heeft getoond, heeft ze zich
terughoudend opgesteld tegenover femi
nistische claims ten aanzien van haar per
soon en werk. Het thema 'vrouwen en
archieven' veronderstelt een speciale rela
tie tussen deze twee grootheden; bijvoor
beeld dat bronnen over vrouwen kwets
baarder, want moeilijker te vinden zijn en
anders geïnterpreteerd kunnen of moeten
worden. Dit waagt Haasse te betwijfelen:
"Als onderzoeker en schrijver heb je één
relatie met archieven en dat is een weten
schappelijke betrekking. Vrouw-zijn heeft
hier niets mee te maken. Ik ben in de eer
ste plaats geïnteresseerd in een persoon en
ga op zoek naar wat er over hem of haar
beschikbaar is. In de particuliere corres
pondentie sinds de achttiende eeuw zijn
vrouwen wel degelijk aanwezig. Brieven
van vrouwen vormen zelfs de basis van de
romankunst in de moderne tijd. Ze weer
spiegelen de sinds de Verlichting groeien
de belangstelling voor intimiteit, verhou
dingen tussen familieleden, vrienden en
geliefden en vormen daardoor een belang
rijke bron voor ontwikkelingen in het
individuele en maatschappelijke leven. Ik
zie het belang niet van een afzonderlijk
archief voor vrouwen. Dat zou niet iets
speciaal moeten zijn. Egodocumenten van
en studies over vrouwen horen gewoon
thuis in de cultuurgeschiedenis."
Door Esther Captain*
Er zijn maar weinig auteurs in ons taalge
bied als Hella S. Haasse (Batavia 1918), die
soms jarenlang archiefonderzoek verrichten
voordat ze tot het schrijven van een histori
sche roman overgaan. Wat is voor Hella
Haasse de waarde van archieven? "Ik zie
het belang niet van een afzonderlijk archief
voor vrouwen", zegt deze auteur en een van
Nederlands meest geliefde schrijvers in een
gesprek tijdens de laatste dagen van de
hittegolf.
Ester Captain en Hella Haasse bij een evenement in het
Indisch Huis.
Visueel
Ezelsbruggetje
J
Marga Arendsen,
Dienstencentrum Kloosterarchieven
Geredde kloosterarchieven:
Marga Arendsen werkt sinds 1997 als
directeur van het Dienstencentrum
Kloosterarchieven, dat religieuze instituten
ter plaatse ondersteunt bij het archiefbeheer.
Het Dienstencentrum ontwikkelde zich recen
telijk tot Klooster Sint Aegten, erfgoedcen
trum voor het Nederlandse kloosterleven,
gevestigd in het kruisherenklooster van
Sint Agatha, nabij Cuijk. Dit centrum werd op
2 juni 2006 geopend en beheert kloosterar
chieven, maar ook boeken en voorwerpen
over kloosterleven. Bij het oude kruisheren
klooster werd een modern archiefdepot
gebouwd. Marga heeft geen archiefachter-
grond. Zij studeerde muziekwetenschappen
in Utrecht. Hiernaast heeft ze ook nog enkele
jaren theologie gestudeerd. In haar functie
als directeur geeft ze leiding aan een team
van archivarissen, andere medewerkers en
vrijwilligers.
Egodocumenten
Esther Captain is historica en werkzaam als adjunct
directeur/hoofd programmering en onderzoek bij stich
ting Het Indisch Huis in Den Haag. In maart 2005
schonk Hella S. Haasse haar Indische boekerij aan het
Indisch Huis.
Foto's: Gerlinde de Geus, Robyn Kampshoff-Pooly M