De persoonsdossiers vein de medisch adviseur: selectie in de praktijk archieven en collecties archieven en collecties ■ZF^ÜT 0 De Wet Bescherming Persoonsgegevens (2001) en de selectie en bewaring van persoonsdossie rs,14 Zij concluderen dat er juridisch geen bezwaren bestaan tegen het bewaren van persoonsdossiers en van een steekproef daaruit en geven adviezen over een aantal praktische zaken waaraan dan aandacht moet worden besteed. In 2004 publiceerde Kappelhof een samenvattend artikel, met daarin een overzicht van de geschiedenis van persoonsdossiers vanaf de negentien de eeuw, van de waarde daarvan voor het wetenschappelijk onderzoek en adviezen over de manier waarop daarmee zou moe ten worden omgegaan.15 Dat laatste is ver der uitgewerkt in het rapport Persoonsdossiers: een geval apart uit 2005.16 De samenstellers daarvan komen tot de conclusie dat van geen enkel type per soonsdossier bij voorbaat is vast te stellen dat het altijd en overal bewaard moet wor den. Daarom komen zij met een lijst van tien criteria, die bewaring van persoons dossiers rechtvaardigen. Die hebben zowel betrekking op de aard van de dossiers (bevatten ze informatie over: sociale basis kenmerken, weinig of onbekende groepen, bijzondere gebeurtenissen, belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, werk processen of uitvoeringsaspecten, invloed rijke of opvallende personen) als op de relatieve informatiewaarde (volledigheid, uniciteit, diversiteit, uitgebreidheid). Ze pleiten voor zorgvuldig onderzoek in de loop van het selectieproces en uiten hun zorgen, onder meer over de tendens om archiefbeheer in bijzondere wetten anders te regelen dan in de Archiefwet 1995. Uit het voorbeeld van de medisch adviseur kan een aantal zaken worden geconclu deerd. Ten eerste dat het, anders dan wel werd (wordt) gedacht niet zo is dat alle per soonsdossiers zonder meer worden vernie tigd. Ten tweede dat het heel goed moge lijk is om uitzonderingen te maken op bestaande selectielijsten. De medewerking van de toekomstige beheerder en de zorg drager is daarvoor wel een vereiste. Ten derde dat het bestaande beleid om uitzon deringen beleidsmatig vast te leggen ver der uitgebouwd zou moeten kunnen wor den. Dit alles is niet nieuw. In het eerder vermelde rapport van Kappelhof en Rigter uit 2001 wordt er al op gewezen dat de in de wet opgenomen vernietigingsplicht niet betekent dat alle persoonsdossiers ook daadwerkelijk moeten worden vernietigd. Het echte probleem bij persoonsdossiers ligt anders. Het gaat om drie kwesties. Allereerst, als het gaat om selectie, de prak tijk van het routinematig vernietigen van persoonsdossiers door de administratie zonder dat de latere beheerder er aan te pas komt. Ten tweede het probleem van de omvang en diversiteit en het bepalen hoe om te gaan met de vaak zeer omvangrijke bestanden. Het lijkt erop dat het niet mogelijk is voor de verschillende catego rieën persoondossiers eenzelfde steekproef- methode te gebruiken.17 Het derde pro bleem heeft te maken met het raadplegen. De procedures die moeten worden gevolgd om inzage mogelijk te maken zijn tijdro vend, en voor een deel onuitvoerbaar.18 Maar dat valt buiten het bestek van dit arti kel. 16 Zie noot 1. was de uiteindelijke bestemming van in de Tweede Wereldoorlog bij de bank ingele verde joodse sieraden genoteerd. Voor de uitvoeringdossiers van deze organisatie was in 1977 en in 1984 door het Ministerie van Financiën een machtiging tot vernieti ging gevraagd. In oktober 1984 werd deze door de algemene rijksarchivaris afgege ven. Dit was in overeenstemming met de toen geldende criteria om alleen archieven te bewaren die van blijvend belang zijn voor de overheidsorganen zelf, de recht en bewijszoekende burger en het histo risch onderzoek. Een in 1998 ingestelde regeringscommissie concludeerde, mede op basis van archiefonderzoek in binnen- en buitenland, dat de overheid de zaak cor rect had afgehandeld, maar dat 'de emotio nele betekenis van deze archieven in 1977 ern stig is onderschat'. Uiteindelijk is het archief dan ook, op enkele willekeurig gekozen voorbeeld-dossiers na, vernietigd.11 Met deze zaak in het achterhoofd wees de alge mene rijksarchivaris Maarten van Boven in 2001 opnieuw op de emotionele waarde van de stukken: als archivarissen en de over heid in het algemeen geloofwaardig willen blij ven dan zullen ze het emotioneel belang als onderdeel van het historisch belang als selec tiecriterium moeten accepteren. In dit kader verwees hij naar de vrijwel integrale over dracht van het archief van Bijzondere Rechtspleging (ruim 500.000 dossiers) en naar de gedachte om het archief van de BVD (met vele individuele dossiers) en dat van de Immigratie- en Naturalisatiedienst voor lange tijd integraal te bewaren. Waarbij hij overigens ook het absolute van blijvende bewaring ter discussie stelde.12 Ook Ketelaar verwoordde zijn zorgen over de persoonsdossiers. Volgens hem lopen bestanden als personeels-, cliënten-, en patiëntenadministraties extra gevaar te verdwijnen omdat ze vaak buiten het domein van het 'echte' archief worden beheerd, waardoor de bestaande regels bui ten toepassing blijven. Hij pleit dan ook voor het aanpassen van de bestaande archiveringssystemen met ruimte voor deze 'schaduwarchieven'. Met de invoering van de Wet Bescherming Persoons gegevens, per 1 september 2001, ontstond er een nieuw probleem, namelijk de op basis van die wet vereiste vernietiging van persoonsgegevens. In opdracht van DIVA, het IISG, het ING en het KNHA schreven Kappelhof en Rigter daarover het rapport Vervolg van pagina 15 selectielijst vernietigd moeten worden bij wijze van uitzondering toch te kunnen bewaren. In recente selectielijsten is dan ook een opsomming van dergelijke criteria te vinden. In de selectielijst voor provin ciale organen bijvoorbeeld beslaat de lijst negen categorieën, waaronder: overige bescheiden van bijzonder historisch belang in verband met bijzondere gebeurtenissen of gere lateerd aan personen die op enig gebied van bijzondere betekenis zijn geweest.6 In het geval van de medisch adviseur is nog een vernietigingslijst uit 1959 van kracht.7 Daarin zijn geen criteria voor bewaring opgenomen. Daarom moest worden gewerkt in de geest van de regelgeving. Volgens de Wet Bescherming Persoons gegevens (WBP) mogen persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan noodza kelijk is voor het doel waarvoor ze zijn ver zameld of verwerkt. Een uitzondering is gemaakt voor persoonsgegevens die voor historische, statistische of wetenschappe- lijke doeleinden worden bewaard. Er moe ten dan wel voorzieningen worden getrof fen om te garanderen dat de gegevens voor de gemelde doeleinden worden gebruikt. Archiefbescheiden die naar een openbare archiefbewaarplaats zijn overgebracht val len onder het criterium behoud van een deel van het Nederlandse culturele erf goed, en mogen in beginsel voor onbepaal de tijd worden bewaard.8 Over het belang van persoonsdossiers voor het wetenschappelijk onderzoek is herhaaldelijk gepubliceerd, onder anderen door auteurs als Klep, Ketelaar en Kappelhof. Zij signaleren allemaal het pro bleem van het op grote schaal vernietigen van persoonsdossiers, veelal gerelateerd aan de omvang van de bestanden. Met betrekking tot het behoud van persoons dossiers wordt gewezen op praktische hulpmiddelen bij het kiezen (steekproe ven), aanvullende selectiecriteria ('emotio nele waarde') en een beter beheer van de siers. Een kort overzicht, ris een van de eersten wezen Kappelhof en Wolf in 1985 al op het belang van medische patiëntendossiers.9 In 1997 werd een studie dag gewijd aan steek proeven uit massale archiefbestanden. Verschillende metho den en ervaringen daar mee passeerden de revue en de algemene conclusie was, in de woorden van Klep: dat steekproeven een zeer bruikbaar middel zijn om massale archieven te bewaren ter wiüe van bepaalde aspecten van historisch belang.10 In december 1997 laaide de discussie over vernie tiging op naar aanlei ding van het door het Ministerie van Finan ciën 'vergeten' kaartsys teem van de liquidateur van de Duitse roofbank Lippmann-Rosenthal (LIRO). Op deze kaartjes ra DEPONEREN: AFDELING 3.^ Z. SSa OrtCHMVtNV.* Jaa'/C K?67 O"" ficSj./fotei - MESEPARAAF. R VOORLEGDEN Nr. 'W-'i -■-s. V olksge z onilhe id 6 het gesielde ln Uw bovenaangehaald daarbij gevoegde ooneapt-iaetrnotle algsmaen wel veracigen. t ia m. I. noodzakelijk - zulks ter vc -lot van pURt XI d ins h 1958, daarbij behorende wordt aangevuld m vooraf overleg met deze lusoft plaats «hal op eventuele financiSle consequenties", Ven de inhoud van Uw brief dd. 18 Janui *fd. Perooneel, flr. j bijlagen, heb ik ker_. Het komt mij gewenst voor dat zo spoedig mogelijk naler overlag gepleegd wordt inzake de medische var- Zar^ tn uoonoorden ondergebrachte Ambonezen, iet verdient m. i. aanbeveling met het nog hieroo i~ ontworpen Instructie Taan --- - -- instructie terzake Rodere voorste lli in- \Jte2 NINI8SER, enz. ^(iij Overeenstemming over de instructie van de medisch adviseur tussen de ministers van respectievelijk Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Maatschappelijk Werk (Nationaal Archief, archief Medisch Adviseur, toegangs nummer 2.27.09). Tot slot Yvonne Bos-Rops is werkzaam in het Nationaal Archief, bij het beleidsbureau Rijksarchiefdienst. Dit artikel is een bewerking van een praktijkopdracht uit de module 'selectie' van het na- en bijscholingsprogramma Kennis Nabij van de Archiefschool (najaar 2004). Met dank aan Dick Kaajan (Nationaal Archief), die mij op het onder werp attendeerde en van waardevolle informatie voor zag. Noten 1 Persoonsdossiers: een geval apart. Nota voor het bestuur van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en het Nationaal Archief (septem ber 2005), samengesteld door J. Kloosterman (MSG), T. Kappelhof (ING), B. Abels (NA), A. Knotter (Universiteit Maastricht), C. Noordam (KVAN); te raadplegen op www.inghist.nl. 2 Zie ook: F. Stijlen, 'Het archief van het commis sariaat Ambonezenzorg', in Archievenblad 108 (2002) p. 18-23. 3 Brief van de Algemene Rijksarchivaris van 28 april 1998 (98.212/MvB/hd). 4 'Toelichting begrip oorlogsgerelateerd, geaccor deerd door Bert de Vries, Maarten van Boven en het NI0D'; bijlage bij de brief van het hoofd van de productgroep Bewerken van het Algemeen Rijksarchief aan de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten (nr. R&B/BERW/FD d.d. 15 november 1999). 5 F.C.J. Ketelaar, Archiefrecht, (Alphen aan den Rijn, 2001) p. B5-2. 6 Ketelaar, Archiefrecht, p. B5-4. 7 Lijst houdende opgaaf van voor vernietiging - c.q. voor bewaring - in aanmerking komende stukken in de archieven van het Ministerie van Maatschappelijk Werk en in de archieven van de onder dat Ministerie ressorterende takken van dienst, colleges, commissiën en ambtena ren, vastgesteld bij beschikking ON 64841 d.d. 23-04-1959 AJZ U700325 d.d. 29-01-1959. 8 Ketelaar, Archiefrecht, p. A5-5. 9 T. Kappelhof R. Wolf, 'Patiëntendossiers: een verwaarloosde categorie van archiefstukken', in Nederlands Archievenblad 89 (1985) p. 169-180. 10 P. Klep, Steekproeven uit massale archiefbe standen ter wille van het historisch belang (Den Haag 1997). 11 H. van Schie, 'Joodse tegoeden en archieven. Context in de praktijk'in: P.J.Horsman e.a. red., Context. Interpretatiekaders in de archivistiek ('s-Gravenhage 2000) p. 257-269. 12 M.W. van Boven, 'Toespraak van de Algemeen Rijksarchivaris bij viering 20-jarig bestaan CAS op 27 september 2001'in: CAS nieuws 5 (nov. 2001) p. 16-20. 13 E. Ketelaar, 'De schaduwboekhouding van Nederland', in 0D 56 (2002) p. 443-447. 14 A.C.M. Kappelhof en D. Rigter, De Wet Bescherming Persoonsgegevens (2001) en de selectie en bewaring van persoonsdossiers (Amsterdam/Den Haag 2002). 15 T. Kappelhof, 'Persoonsdossiers - meer dan de moeite waard', in: P. Brood e.a.ed., Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archie ven, ('s-Gravenhage 2005) p. 222-231. 17 Klep, Steekproeven. 18 T. Kappelhof/D. Rigter, 'Persoonsdossiers: een oplosbaar probleem?' in Archievenblad 106, sep tember 2000, p. 46-49. De aankomst van repatrianten. Collectie Nationaal Archief. De literatuur

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2006 | | pagina 8