[De ©aak] KVAN nieuws 'an ;sen in nederland KVAN Nieuws Bureau KVAN Redactie Archievenblad Over vraag en antwoorden 34 KVAN nieuws koninklijke vereniging van archivarissen in nederland Voor het voetlicht: Harrie-Jan Metselaars Een loopbaan in het archiefwezen 35 kan Bureau Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland. Voor informatie over de KVAN, bestelling van publicaties, aanmelding voor activiteiten en wijzigingen in de ledenadministratie kunt u contact opnemen met het bureau. Kopij voor het Archievenblad, berichten voor deze rubriek en mutaties in de Almanak van het Nederlands Archiefwezen kunt aan het bureau van de KVAN doorgeven. Cruquiusweg 3 I 1019 AT Amsterdam Tel. (020) 462 77 27 Fax: (020) 462 77 28 E-mail: bureau@kvan.nl Internet: www.kvan.nl Postbank Bureaurekening: 84767 Een collega kwam met de volgende vraag. "Ik heb onlangs onderzoek gedaan ten behoeve van een gerenommeerde buitenlandse instel ling, die gespecialiseerd is in het uitgeven van werken van en over een Europese topfiguur. Daarbij heb ik een aantal vondsten gedaan, die tot nu toe nog niet bekend lijken te zijn. Nu weet ik toevallig dat een andere geleerde (even gerenommeerd en ook uit het buitenland) hier in ook geïnteresseerd is. Mag ik de gevonden informatie ook aan deze persoon doorgeven?" Er werd nog aan toegevoegd dat er voor het onderzoek, dat verder ging dan alleen richting gevende informatieverstrekking, 'gezien het belang en prestige van de zaak', geen kosten waren gerekend. Eigenlijk is dit een dilemma waar veel archivarissen geregeld mee worstelen. Als er uit onderzoek ten behoeve van een inlichtingenvraag iets opduikt, dat ook voor een ander interessant is, mag je dat dan die ander ook vertellen? Of moet je dat misschien altijd doen? Mag of moet je dat ook doen zon der dat er om gevraagd wordt? Op het eerste gezicht lijkt een logische reactie: 'waarom niet?' De onderzoeker is ermee gehol pen en een behulpzame instelling is goed voor de reputatie van het archief. Het onderzoek is bovendien kosteloos verricht. De oorspronkelij ke vragensteller kan dus geen recht op de infor matie ontlenen aan het feit dat ervoor betaald is. Daarbij, als iemand iets vraagt en antwoord krijgt, dan betekent dat toch niet dat hij het alleenrecht op die informatie heeft? Of ligt dat bij een publieksinstelling als een archiefdienst toch anders? Een reden om eens te rade te gaan bij de beroepscode voor archivarissen. Wat staat daar eigenlijk over dienstverlening? Als uit gangsprincipe voor dienstverlening geldt: De archivaris dient het gebruik van archieven zo breed mogelijk te bevorderen en onpartijdig aan alle gebruikers diensten te verlenen (art. 6). Voor het verstrekken van inlichtingen zijn dan de vol gende twee bepalingen relevant: de archivaris zal alle redelijke vragen over de door hem bewaarde archiefbestanden hoffelijk en bereidwillig beant woorden, en: hij zal het optimale gebruik ervan aanmoedigen, rekening houdend met het beleid van de instelling, de goede bewaring van het archief, wettelijke bepalingen en reglementen, de rechten van het individu en de afspraken met de schenkers. Als we kijken naar de bovenstaande zaak, dan hoeft aan de hoffelijkheid en bereidwilligheid van de beantwoording niet getwijfeld te wor den. En dat deze archivaris gericht is op het breed bevorderen van het gebruik van archie ven en op het optimale gebruik ervan, moge uit het aankaarten van dit probleem duidelijk zijn. Een antwoord op de vraag of de gevonden informatie aan derden mag worden meege deeld, is in de beroepscode niet direct te vin den. Maar indirect bestaat er wel een verband met de bepaling rekening houdend met de rechten van het individu. Want mag iemand die bij een openbare archiefdienst een onderwerp aankaart niet uitgaan van een zekere vertrouwe lijkheid over wat hij vraagt? Zeker in de huidige wetenschappelijke wereld kan een reputatie gevestigd worden door als eerste met bepaalde gegevens te komen. En voor alle duidelijkheid: zonder de beginvraag had de archivaris die nieuwe vondsten niet gedaan. Daarom is het verstandiger om enigszins terughoudend te zijn bij het aan anderen doorgeven van informatie, die gevonden is naar aanleiding van een vraag van één bepaalde onderzoeker. Of daarvoor nu betaald is of niet. En als het doorgeven gebeurt op eigen initiatief van de archivaris, zonder dat die anderen een concrete vraag hebben gesteld, is extra zorgvuldigheid geboden. En bij twijfel, niet doen! Het probleem is in het geval van het onderzoek waar hierboven van is uitgegaan, overigens een voudig op te lossen. Gewoon door aan de instelling die om de informatie heeft verzocht te vragen of er bezwaar tegen bestaat dat de uit komsten van het onderzoek ook aan andere onderzoekers worden meegedeeld. Dat past helemaal bij de hoffelijke houding die de code aanbeveelt. Goede lezers van deze rubriek zullen inmiddels al wel doorhebben dat er in deze zaak nog een 'Zaak' zit. Maar die is voor de volgende keer. Yvonne Bos-Rops archievenblad december 2005 van archivarissen Op 1 december 2005 beëindigde Harrie-Jan Metselaars zijn ambtelijke loop baan. Het was toen precies 35 jaar geleden dat hij in het oude gebouw van het Algemeen Rijksarchief in het Blijenburg met de toenmalige algemene rijksarchiva ris Ribberink en de directeur van de Archiefschool, Eric Ketelaar, een gesprek had over zijn mogelijke toelating tot de opleiding hoger archiefambtenaar. Rechten Henri Johan Anton Hubert Gerard Metselaars werd geboren in Nijmegen op 16 januari 1947. Hij groeide op in Gennep en had reeds vroeg een grote belangstelling voor geschiedenis. Toch koos hij na het gymnasium in Nijmegen en Mook voor de rechtenstudie, eveneens in Nijmegen. Geschiedenis was toen weer even niet in de gratie en werd hem dus ontraden. In 1969 wilde Harrie-Jan alsnog overstappen naar geschiedenis. Het bleek toen dat men ook met doctoraal rechten naar de archief- school kon. Zijn plan om geschiedenis te gaan studeren gaf hij even op en zijn rech tenstudie rondde hij af via de vrije studier ichting, hoofdvak staatsrecht. Archiefschool Met twaalf studenten voor de hogere en veertig voor de middelbare studie begon Harrie-Jan in het cursusjaar 1971-1972 aan zijn archiefstudie. Stage liep hij bij het gemeentearchief van Nijmegen en bij het rijksarchief in Arnhem. Daar kreeg hij in 1974 een aanstelling als derde charter meester, naast Toon Jenniskens en Jos Wieland, en met Gerrit Mentink als rijksar chivaris. Daar werkten toen ook nog dage lijks de oud-rijksarchivaris Van Schilf- gaarde (geboren 1896) en oud-charter meester juffrouw Maris (geboren 1900). Van Schilfgaarde was na zijn pensioen gewoon doorgegaan met het inventarise ren van huis- en familiearchieven en juf frouw Maris bleef tot ver in de jaren tachtig werken aan het archief van het Hof van Gelre. Toen hij in Arnhem werkte, woonde Harrie-Jan reeds in Amsterdam. In 1980 werd het personeel bij de rijksarchiefdienst met een derde uitgebreid. Daardoor kreeg hij de kans dichter bij huis te gaan wer ken, namelijk bij het rijksar chief in Haarlem. Daar is hij meer dan zestien jaar werk zaam geweest. In april 1997 ging Harrie-Jan naar Den Haag, naar wat toen heette de Concerndiensten van de Rijksarchiefdienst. Daarvan is uiteindelijk een heel klein deel overgebleven, het be- leidsbureau van de Rijksar chiefdienst, waarvan hij tot aan zijn pensioen hoofd is geweest. Hoofd externe dienstverlening Zowel in Arnhem als Haarlem gaf hij leiding aan de afdeling Externe Dienst verlening. Daar viel toen alles onder, behalve inventariseren. Dus de hele publieksdienst, collectievorming en materiële zorg. De andere afdeling, Inven tarisatie, hield zich alleen bezig met het primair ontsluiten van afzonderlijke archieven door de oorspronkelijke orde ervan te herstellen. Toen de afdelingen inventarisatie begin jaren zeventig werden ingesteld, was dit eigenlijk bedoeld als een inhaaloperatie. Je kon immers nauwelijks het publiek van dienst zijn, als de archie ven niet behoorlijk waren geordend en beschreven. "Soms leek het er wel op of dat inventariseren een doel op zichzelf was. De prioriteit werd niet bepaald door de publieksvraag. Er was veel aandacht voor de structuur van een archief en minder voor de inhoud. Daar vond je in de inlei ding van zo'n inventaris weinig over. Ook werd daar nauwelijks iets gezegd over de informatiewaarde van een archief. Of hoe die was in relatie tot de inhoud van andere archieven of ander historisch materiaal," vindt Harrie-Jan. Serie archievenoverzichten De belangstelling van Harrie-Jan is altijd uitgegaan naar de inhoud van archie ven: wat het publiek daarmee zou kunnen en hoe je het publiek daarover het beste kunt informeren. Op dat terrein was hij betrokken bij enkele landelijke projecten. Het grootste daarvan was de serie provincia le archievenoverzichten, die in het midden van de jaren zeventig werd gestart. Hij was secretaris van de redactiecommissie en eindredacteur van het laatste deel, dat over de particuliere archieven. Het totstandko men van die serie was in die tijd iets heel bijzonders. Het eerste grote samenwerkings project tussen rijks- en gemeentearchieven, en later zelfs particuliere en categorale instellingen. Dat laatste ging aanvankelijk heel moeizaam, omdat bij veel van die instellingen weinig deskundigheid bestond op archiefgebied. Door hun medewerking aan dit project is bij veel categorale instel lingen ook bereikt dat het archiefbeheer er professioneler werd. Tot een nieuwe gedruk te uitgave van deze serie is het nooit geko men. Dat leek ook niet nodig vanwege de digitalisering. In werkelijkheid bestaat er nog steeds geen landelijk doorzoekbaar digitaal archievenoverzicht. Lees verder op pagina 37 december 2005 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 17