I de praktijk de praktijk Jeurgens schetste de van oudsher bestaande haat-liefdeverhouding tussen de archivaris en de historicus, die er vol gens hem in de afgelopen jaren bepaald niet beter op is geworden. De archiefwe tenschap en de historische wetenschap zijn van elkaar vervreemd geraakt. Jeurgens betoogde in zijn oratie dat beide vakgebieden niet zonder elkaar kunnen. De archivistiek kan nog veel bijdragen aan een meer verantwoord gebruik van historische informatie, aldus Jeurgens. Na een terugblik naar de begintijd van de Nederlandse eenheidsstaat schet ste Jeurgens hoe de verhouding tussen archivarissen en historici in de loop der tijd is veranderd. De negentiende-eeuwse historici en archivarissen waren bezeten van wat Robert Fruin in zijn afscheidsre de in 1894 de neiging tot napluizen noemde. Historici kwamen door deze ijver tot napluizen van documenten, het verzamelen van feiten en het kritisch beoordelen ervan echter nauwelijks toe aan het beschrijven van de geschiedenis in grote samenhang. De geschiedenis werd gezien als een chronologische serie feiten. De bewijsstukken van de geschie denis werden, om dit napluizen en verza melen zo eenvoudig mogelijk te maken, door archivarissen in chronologische volgorde, in zogeheten tijdrekenkundige registers beschreven. Die intieme verhouding tussen archivaris en historicus is in de afgelopen honderd jaar drastisch gewijzigd. De eer ste haarscheurtjes werden al aan het einde van de negen tiende eeuw zicht baar, toen enkele historici kritiek leverden op het ver laten van de chrono logische methode van archieforde ning. Zij hadden niet zo'n hoge dunk van de systemati sche ordening die er voor in de plaats kwam en die door de nieuwe lichting archivarissen als een wetenschappelijke methode werd gepresenteerd. De verwij dering tussen archivarissen en historici was begonnen. Van al te veel kritiek waren de voorvechters van deze nieuwe methode van ordenen en beschrijven niet gediend. De nieuwe lichting archiva rissen was bezig zich los te maken van de historici en de historische wetenschap en bezig met het voeren van een emancipa tiestrijd. De archivarissen wilden zich bevrijden van de status houthakkers en waterputters voor de historici te zijn. De archiefwereld had met de in 1898 uitgebrachte Handleiding van Muller, Feith en Fruin duidelijk positie gekozen voor ontsluiting van de archieven vanuit het perspectief van de archiefvormer en slechts in de tweede plaats lette men op de belangen van historische onderzoe kingen. De invloed van deze Handleiding op de archiefwereld was enorm, aldus Jeurgens. Archivarissen hielden zich voortaan bezig met het ordenen en beschrijven van de archieven volgens deze regels en voorzagen daarmee gene raties historici van een instrument om toegang te krijgen tot de historische informatiebronnen. De Handleiding gaf de ambachtelijke archivaris houvast in zijn strijd om de papiermassa's onder controle te krijgen. Het sterk normatieve karakter van de Handleiding blokkeerde daarmee wel de ontwikkeling van de archieftheorie. Historici beschouwden de archivistiek op zijn best als een instru menteel hulpvak. Van wetenschappelijke belangstelling voor dit vak was bij histo rici weinig merkbaar. In de jaren negentig van de twintig ste eeuw leidden twee ontwikkelingen tot grote veranderingen voor het archief wezen. Als gevolg van de sinds 1945 explosief toegenomen productie van archieven die het resultaat was van de groeiende bureaucratisering, werd een nieuwe methode van waardering, selectie en vernietiging van archiefmateriaal ont wikkeld om de lawine aan papier de baas te kunnen worden. Deze nieuwe metho de zorgde voor heftige reacties van de zijde van historici. Zij vreesden voor ver nietiging van waardevol historisch bron nenmateriaal, omdat archivarissen zich in hun ogen te veel lieten leiden door de belangen van de overheidsadministratie. Deze botsing leidde tot een vertrouwens breuk tussen archivarissen en historici. Daarnaast zorgde de omschakeling van papier en inkt naar bits en bites tot grote conceptuele verschuivingen binnen de archivistiek. In de ogen van veel historici zijn archivarissen door deze ontwikkelin gen echter vooral informatiemanagers van de overheid geworden die de geschiedwetenschap alleen nog maar raken, omdat zij bepalen welke 'neerslag' wordt toegelaten. De afstand tussen de archivistiek en de geschiedwetenschap is groter geworden dan ooit tevoren. Jeurgens kwam in zijn betoog nu bij zijn tweede punt, namelijk de vraag hoe het nu verder moet met de verhouding tussen archivarissen en historici. Hij gaf aan zich ervan bewust te zijn zich op gevaarlijk terrein te begeven, zeker gelet op hoe genadeloos sommige auteurs wor den neergesabeld die proberen de archiefwetenschappelijke basis nog steeds in de historische wetenschap te leggen. Dat is hij dus niet van plan. Hij stelde wel de vraag hoe de verhouding tussen de autonome archiefwetenschap en de historische wetenschap bepaald zou kunnen worden. Met de emancipatie van de archiefwetenschap zou de verhou ding tussen archivarissen en historici niet langer gedomineerd hoeven te wor den door de soms krampachtig aandoen de behoefte te bewijzen dat de archiefwe tenschap een zelfstandige discipline is. Hierdoor ontstaat volgens hem meer ruimte voor het inhoudelijke debat tus sen beide disciplines. Jeurgens rekent zichzelf tot de groep van archivarissen die van mening is dat het in het belang van zowel de historische wetenschap als van de archiefwetenschap is, dat er op zijn minst een aantal stevige bruggen gebouwd worden over de kloof die tussen beide vakgebieden is ontstaan. Terug dus naar de wetenschappelijke fundamenten van de beide vakgebieden. Historici verkeren in een voortdu rend gevecht met de vraag of de inhoud van de archieven een getrouwe afspiege ling vormt van de werkelijkheid en in hoeverre de bronnen geschikt zijn voor wat Jeurgens gemakshalve waarheidsvin ding noemde. Is het niet vreemd dat het bijna uitsluitend de methodologisch geïnteresseerde historici zijn die zich met dit vraagstuk bezighouden? Archivarissen hebben zich in de twintig ste eeuw nauwelijks in die discussie gemengd. De dingen die in de documen ten gevonden werden, vormden voor de historici van toen de objectieve waar heid. Het proces van selectie begint immers niet bij de archivaris of histori cus, maar bij de mensen die de dingen opschrijven in deze documenten. Het vraagstuk van de waarde en zeg gingskracht van documenten, van histo rische teksten, is onder invloed van de postmoderne twijfel nog meer in de schijnwerpers komen te staan. In haar meest eenvoudige vorm is de kritiek van de postmoderne wetenschappers als volgt weer te geven: we kunnen nooit iets zeker weten omdat de taal die we gebruiken nooit een stabiele betekenis kan overbrengen of bevatten. Omdat taal essentieel is voor het weten, is evenwich tige, stabiele kennis onmogelijk. Daarom wordt de meeste informatie gewan trouwd als zijnde een bijdrage aan de manipulatieve beeldvorming van hen die aan de macht zijn. Deze postmoderne aardbeving was wellicht nodig om de archivistiek wakker te schudden en op het spoor te zetten van een niet-instrumentele benadering. Want ondanks de vele kritiek die moge lijk is op de mistigheid van de postmo derne terminologie en het postmoderne woordgebruik, heeft deze benadering van het archief wel geleid tot het inslaan van een aantal nieuwe wegen. Archiefweten schappers kregen belangstelling voor aspecten van de archiefvorming die tot dan toe nogal op de achtergrond waren gebleven of tot het werkterrein van de historicus werden gerekend. Archieven zijn het resultaat van een reeks beslissin gen, keuzes en onderhandelingen. Als we die niet kennen, is de waarde van de inhoud van die archieven op zijn minst twijfelachtig te noemen. Het onderzoek dat Jeurgens binnen de historische archivistiek voorstaat, zal erop gericht zijn om in het verleden gebruikte classificatieschema's te door gronden en de conceptuele kaders van de ordeningsschema's zichtbaar te maken. Als men de architectuur van ordenings schema's wil begrijpen, moet men naar de sporen van de eigen geschiedenis kij ken. En dat is lang niet altijd eenvoudig, want dat wat het dichtstbij is, is meestal het meest onzichtbaar. Alledaagse cate gorieën worden vaak niet meer als zoda nig herkend in de classificatie-infrastruc tuur. Heeringa schreef in de jaren dertig al: de indeling in de inventaris 'steunt minder op de feiten dan op onze zwak heid, onze behoefte om hier en daar stre pen te zetten.' Het onderwijs en onder zoek binnen de historische archivistiek heeft tot doel het grote aantal filters waarlangs de informatie stroomt zicht baar te maken en te analyseren. Door de filters te bestuderen, kunnen we het resi du van de geschiedenis, dat achter blijft in de documenten en op basis waarvan de geschiedenis wordt gemaakt, proberen beter te begrijpen, aldus Charles Jeurgens. 21 Oratie Charles Jeurgens: Door Harry Strijkers* een brug tussen twee werelden Met het uitspreken van de titel 'Een brug tussen twee werelden' begon de Dordrechtse stadsarchivaris dr. Charles Jeurgens vrijdagmiddag 20 mei jl. klokke 16.15 uur zijn oratie bij gelegenheid van het aanvaarden van het hoogleraarschap in de archivistiek. Een en ander vond onder grote belangstelling plaats in het groot auditori um van de Universiteit Leiden. De 'hele' Nederlandse archiefwereld was er; dus ook de redactie van het Archievenblad. Het groot auditorium van de Universiteit Leiden. Foto: Harry Strijkers Een gelukkige twee-eenheid Verwijdering Versteende 'wetenschap' Vertrouwensbreuk Emancipatie Inhoud documenten Een illuster trio;v.l.n.r dr.Joan van Albada, secretaris-generaal van de International Council on Archives, prof.dr. Eric Ketelaar en prof.dr. Charles Jeurgens tijdens de receptie na de oratie. Foto: Harry Strijkers. Een close-up van de kersverse professor Charies Jeurgens tijdens de receptie. Foto: Harry Strijkers. Postmoderne twijfel Nieuwe wegen Historische archivistiek: herdefiniëring van een verhouding Harry Strijkers is redacteur van het Archievenblad. 20 archievenblad juni 2005 juni 2005 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 10