de praktijk dan verander je het werk, maar wat nog belangrijker is: je verandert een van de agencies, een van de vermogens die samen met de mensen dat werk doen. Want mensen doen hun werk niet 'naakt', maar bekleed met vermogens, hun eigen fysieke en intellectuele vermo gens, hun zintuigen, maar ook de instru menten en technologieën waarmee de mens omgeven is. Vanuit verschillende disciplines wordt hiernaar onderzoek gedaan. Van de com municatiewetenschappers die zich bezig- procedures) krijgen opgedrongen dat is gebaseerd op ontwerpprincipes die geen of weinig rekening houden met de manier waarop mensen leren, waarop mensen reageren in onverwachte situ aties, of de manier waarop mensen in een groep werken en op elkaar reageren. Die gedachte dat je vooral moet kij ken naar de manier waarop mensen zélf heel inventief technologie inzetten in hun werk en aanpassen aan hun behoef- 30 I Dat geldt ook voor de inzet van de computer voor de creatie, de communi catie en de opslag van digitale archief stukken. Mensen willen geen pc bedie nen: ze willen hun ideeën 'ergens' vast leggen, er samen met anderen verder aan ontwikkelen, communiceren op afstand, afstand in plaats en in de tijd. Systeemontwikkelaars hebben zich heel lang gericht op het individu achter de desktop. Maar kantoorwerk is interactief, met andere mensen (de groep), met de technologie en met de organisatie. Deze worden veelal als afzonderlijke structure le elementen - als het ware buiten de mens - gezien. De socioloog Anthony Giddens wijst dat af. Hij propageert in zijn 'structuratie'-theorie dat organisatie, technologie en groep geconstrueerd wor den door de manier waarop we werken. Je kunt het ook anders zeggen, zoals Bruno Latour doet: werk is een hybride mengsel van menselijke en niet-mense- lijke agencies. Die laatste krachten of ver mogens - of misschien zelfs wel regimes - bestaan uit technologieën en artefacten, die op hun beurt het product zijn van voorafgaande structuratie. We weten alle maal dat een groot deel van de tacit knowledge van mensen, groepen en orga nisaties ingebed is in de instrumenten, het meubilair, de kantoorinrichting, de setting van de werkplek. Ons werk is situated action, situated com munication: het werk en de communica tie hebben plaats in een omgeving - zowel figuurlijk als letterlijk - die van invloed is op het werk, terwijl het werk invloed heeft op de omgeving. Verander je de omgeving - bijvoorbeeld door de papieren dossiers te vervangen door een paperless document management systeem - houden met de human-computer interac tion - en dan vooral de mens in groeps verband - is een van de voortrekkers James Taylor, hoogleraar aan de Univer siteit van Montreal. In The Computeri zation of Work. A Communication Perspective (2001) presenteren Taylor en drie van zijn medewerksters resultaten van empirisch onderzoek, dat ze in het kader van de structuratietheorie plaatsen. Hun boodschap is: mensen zijn heel inventief, wanneer ze aan zichzelf wor den overgelaten, in het aanpassen van de technologie aan hun eigen activiteiten. Mislukkingen komen voor daar waar mensen een systeem (soft- en hardware, ten, komt mooi uit in het rapport Netwerken in de schaduw van hiërarchie, dat Albert Meijer (Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap) onlangs op internet publiceerde (zie: www.usg.uu.nl/onderzoek/e-mail-pro- ject/). Het rapport gaat over het gebruik van e-mail binnen de overheid en de effecten hiervan op de organisatie en de werkbeleving van ambtenaren. Albert Meijer is eens begonnen als aio in het programma Digitale Duurzaamheid. U kent waarschijnlijk zijn mooie dissertatie De doorzichtige overheid, of zijn vorig jaar verschenen boekje Vreemde ogen dwingen. De betekenis van internet voor maatschappe lijke controle in de publieke sector. Netwerken in de schaduw van hiërarchie behandelt drie overheidsorganisaties: de bestuursdienst van een gemeente, de de praktijk Admiraliteit van de Koninklijke Marine en de Nederlandsche Bank. Bij alle drie de onderzochte organisaties blijkt dat e- mail niet werd beschouwd als een strate gisch instrument. 'De betrokkenheid van de politieke en ambtelijke top bij de implementatie van e-mail was nihil. E- mail werd beschouwd als een standaard onderdeel van de kantooromgeving - medewerkers hebben e-mail nodig net zoals ze een bureau en een telefoon nodig hebben - of geïntroduceerd als een bijproduct bij andere digitale systemen.' Meijers onderzoek bevestigt dat e-mail vooral gebruikt wordt om tijd en plaats te overbruggen binnen de groep of in de organisatie. Vooral een instrument voor merendeels informele communicatie. Wanneer het écht belangrijk is, komt er toch papier aan te pas. Interessant is de bevinding dat op het werk de e-mail slechts in beperkte mate voor strikte privé-doeleinden wordt gebruikt, dat wil zeggen voor communicatie met vrienden en familie die verder niets met het werk of de organisatie te maken hebben. Voor het overige is er een groot gebied waar de e-mail weliswaar niet strikt aan de taak van de medewerker is gerelateerd, maar wel als smeerolie van de organisatie kan gelden. Uit ander onderzoek (Marianne Simons, Wired Attraction. Effects of ICT use on Social Cohesion in Organizational Groups, dissertatie Universiteit van Amsterdam 2004) weten we dat ICT de sociale cohesie in kleine groepen negatief beïnvloedt, maar de sociale cohesie in de organisatie als geheel juist bevordert. Maar de oorzaak daarvan is niet de tech nologie op zichzelf, maar de technologie in de handen of nog beter in de hoofden van mensen. Daarom ook adviseert Meijer: 'Gezien de diversiteit aan com municatiepatronen, de vele manieren die medewerkers zelf hebben gevonden om e-mail te beheren en de centrale positie van e-mail in hun werkzaamheden is het niet verstandig om van bovenaf beleid inzake het archiveren van e-mail aan medewerkers op te leggen. Het is cruciaal dat een beleid bottom-up wordt ontwik keld. Het beleid dient aan te sluiten op de werkpraktijk van medewerkers en door hen zelf gedragen te worden.' En hij ver bindt hieraan de waarschuwing: 'Dit zal betekenen dat er niet direct een oplos sing wordt gevonden die voldoet aan alle eisen die hier vanuit een archiefweten- schappelijk perspectief aan kunnen wor den gesteld. Het zal veeleer gaan om een groeipad waarbij medewerkers samen zoeken naar adequate manieren om e- mail te beheren/ En dat is precies ook een van de aanbevelingen van Taylor en zijn medewerksters. In plaats van suchiefwetenschappelijk zou ik zeggen: archief rechtelijk. De ar chiefwetenschap is immers niet norma tief, maar eerder fenomenologisch: ar chiefwetenschap beschrijft en poogt te verklaren hoe individuen, groepen, orga- We moeten bij het ontwerpen en implementeren van archiveringssyste men niet proberen de mens aan het systeem aan te passen. nisaties archieven creëren, gebruiken, bewaren. Het archiefrecht echter schrijft voor, het wil door regels, door geboden en verboden het gedrag beïnvloeden. Maar wat nu als dat gedrag anders ver loopt dan de regelgever heeft gewenst? Soms is dat niet-gewenste gedrag een blessing in disguise, in andere gevallen moet je misschien eerder de regel aanpas sen dan het gedrag. Ik geef een voor beeld. In de 'Regeling geordende en toe gankelijke staat archiefbescheiden' van 2002 schrijft art. 3 voor: 'een actueel, compleet en logisch samenhangend overzicht, geordend overeenkomstig het ten tijde van de vorming van het archief daarvoor geldende documentaire struc tuurplan...' De regeling schrijft niet een documentair structuurplan voor, maar alleen dat als er een documentair struc tuurplan is, het overzicht van de bestan den is geordend volgens dat documentai re structuurplan. Bij het ontwerpen van dit artikel dachten we niet aan het voor schrijven van een documentair struc tuurplan, al was het slechts omdat de regeling niet betrekking heeft op het hele archief, maar alleen op dat deel dat niet op termijn vernietigd wordt. Maar heel veel organisaties hebben dit artikel opge vat als een verplichting om een docu mentair structuurplan te gaan maken - er zijn cursussen en congressen over geor ganiseerd, een hele documentair-struc- tuurplan-industrie is ontstaan - tot grote verbazing van de ontwerpers van de Regeling. Niet dat ik tegen een documen tair structuurplan ben - integendeel - maar de huidige documentair-structuur- plan-rage is een volstrekt niet voorzien gevolg van wetgeving. In dit geval kwam er nieuw gedrag dat niet bedoeld was in de regels. Vaker komt het voor dat de regel zo afwijkt van wat mensen denken en doen, dat de regel een dode letter blijft. In het recente rapport van de Rijksarchiefinspectie Een demente rende overheid? wordt geconstateerd dat vele mensen de archiefwetgeving als een lastige 'extra' zien, in plaats van als een ondersteuning bij professioneel informa tiebeheer: 'het archief moet ertoe dienen dat de organisatie optimaal kan werken. De archiefwetgeving verzet zich niet tegen deze opvatting, maar ondersteunt deze juist. Wij hebben tijdens onze onderzoeken en inspecties geconstateerd dat er een wereld is gewonnen als we dui delijk kunnen maken dat alle betrokke nen bij procesbeschrijving, kwaliteitsma nagement en informatie- en recordma- nagement dezelfde taal spreken en uit gaan van dezelfde belangen.' Ik zou daaraan willen toevoegen: we moe ten bij het ontwerpen en implementeren van archiveringssystemen niet proberen gedrag aan mensen op te leggen, niet de mens aan het systeem aan te passen, maar ervoor zorgen dat de systemen als het ware ongemerkt en op natuurlijke wijze integreren met wat mensen doen. Een archiveringssysteem moet zich voegen in de fysieke en intellectuele vermogens, de zintuigen, en de instrumenten en techno logieën waarmee de mens omgeven is. Dan pas is er Digitaal Leven, waarin onze digitale daden met digitale documenten worden ondersteund, vastgelegd en door de tijd heen worden doorgegeven. 31 Digitaal mensenwerk Door Eric Ketelaar* Tien jaar geleden publiceerde Nicholas Negroponte 'Being Digital', in het Nederlands uitgebracht onder de titel 'Digitaal Leven'. De rode draad door het boek is de voorspelling dat de fysieke inter face verdwijnt. Mensen willen geen machi ne, ze willen iets gedaan krijgen. Ze willen geen telefoontoestel bedienen, ze willen met iemand op afstand spreken. 'Gebruiksgemak' is een functionaliteit voor de interface, maar eigenlijk zouden we com puters direct met mensen moeten laten communiceren. E-mail 1 archievenblad april 2005 E-mail wordt vooral gebruikt om tijd en plaats te over bruggen.Wanneer het écht belangrijk is, komt er toch papier aan te pas. Foto: Joost Bolten. Gedrag Eric Ketelaar is hoogleraar Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is een gedeelte van een voordracht die op 16 maart 2005 is gehouden tijdens het seminar 'Overleven met digitale documen ten' van de Special Interest Group 'Document Management' van de Interex Netherlands Hewlett Packard User Group. april 2005 archievenblad I

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 15