Tweestromenland leidt totgeheugenverlies DIGITAAL EN PAPIER: aasga de praktijk de praktijk In dit artikel beschrijven we aller eerst de historische context van ons onderzoek, door de problematiek die als gevolg van de digitalisering is ontstaan weer te geven. Vervolgens besteden we aandacht aan eerdere publicaties over het beheer van digitale archiefbestanden bij de centrale overheid. De kern van dit artikel wordt gevormd door een verkorte analyse van het tweestromenland dat is ontstaan tussen de digitale en de papie ren informatie. Aan het eind van ons betoog komen ook de kansen aan de orde, die digitalisering voor een betrouw bare en verantwoorde informatievoorzie ning kan bieden. Wat is er sinds het begin van de automatisering en digitalisering bij de Nederlandse overheid gebeurd? Hoewel automatisering al decennialang een rol speelde binnen de overheid (denk bij voorbeeld aan het elektronische berich tenverkeer binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken), nam de ontwikke ling in de jaren tachtig pas echt een grote vlucht. Aan het einde van dit decennium had vrijwel elke overheidsmedewerker een pc op zijn bureau staan. Halverwege de jaren negentig kwam Nederland collectief terecht in de inter nethype. Vanaf dat moment gingen amb tenaren ertoe over een groot deel van hun communicatie via e-mail te voeren. De overheid stimuleerde het ook om al die middelen te gebruiken. In 1998 stond er in het tweede paarse regeerakkoord dat de toegankelijkheid van overheidsinfor matie door toepassing van nieuwe tech nologieën diende te worden bevorderd: overheidsinformatie moest beter toegan kelijk worden. Dit uitgangspunt werd nog versterkt na het verschijnen van het rapport In dienst van de democratie, waarin stond dat maximale transparantie van het overheidshandelen een voorwaarde is voor een voor overheid én burger bevredigend tweezijdig contact.1 Het rap port gaf een pleidooi om voor het berei ken van die transparantie moderne tech nologie in te zetten. De keerzijde van de informatierevolutie was echter dat de hoeveelheid digitale bestanden exponen tieel toenam en daarmee ook de proble men voor een verantwoorde digitale archivering bij de overheid. De conclusie dat er in sneltreinvaart een gat in ons collectieve geheugen ont staat, is voor vakgenoten geen nieuws. Er is de afgelopen jaren al vanuit diverse hoeken aandacht voor het probleem gevraagd, en er zijn ook diverse initiatie ven genomen. We schetsen een paar mijlpalen uit de afgelopen vijftien jaar. Al in 1988 vroeg de Algemene Rekenka mer aandacht voor de status van geauto matiseerde bestanden. In 1991 rappor teerde zij uitgebreider met een onderzoek over wat toen nog 'machineleesbare gegevens' (MLG's) werden genoemd.2 Eén van de aanbevelingen was dat de regelgeving op het terrein van de archi vering moest worden toegesneden op MLG's. Gezien de risico's stelde de Alge mene Rekenkamer dat voortvarendheid hierbij op zijn plaats zou zijn. In de Archiefwet 1995 werd een zinsnede opgenomen dat archiefbescheiden beschei den zijn 'ongeacht hun vorm', waarmee digitale documenten nadrukkelijk werden geïntroduceerd in de archiefwetgeving. Deze regelgeving werd in 2002 verder uitgewerkt in de Regeling geordende en toe gankelijke staat archiefbescheiden. De rege ling geeft de kaders voor het beheer van blijvend te bewaren digitale bestanden. Eind jaren negentig gingen de program mabureaus Digitale Duurzaamheid en Testbed Digitale Bewaring van start. Deze bureaus droegen bij aan het oplossen van het probleem door onder meer een aan tal onderzoeken uit te voeren naar de authenticiteit van digitale archiefbestan den. De onderzoeksresultaten van het Testbed zijn opgenomen in de publicatie Van digitale vluchtigheid naar digitaal hou vast. Tot slot willen we nog opmerken dat de Rijksarchiefinspectie de laatste jaren in haar jaarlijks verslag over het toezicht aandacht vraagt voor de problematiek van het verantwoord beheer van digitale informatie. Hoewel we dus zeker al eer der aandacht hadden voor het probleem, vonden we het in 2002 de hoogste tijd voor grootschalig praktijkonderzoek. Een unieke onderzoekskans deed zich voor toen wij werden uitgenodigd om deel te nemen aan het project om de digitale erfenis van de voormalige Arbeidsvoorziening te redden. Dit pro ject gaf alle betrokkenen inzicht in de consequenties van een nalatenschap van twaalf terabyte ongeordend digitaal archief. Eén van de belangrijkste conclu sies van ons onderzoek was dat DIV en ICT zich in gescheiden werelden hadden bewogen en dat het digitale en papieren archief wederzijds gaten vertoonden. Na het project bij Arbeidsvoorziening heb ben we daarom besloten dat we nog meer dan voorheen in de praktijk wilden kij ken hoe nu precies de relatie was tussen het papieren en het digitale archief. We breidden ons onderzoek uit door ook bij het CWI en Kadaster gesprekken met medewerkers te voeren. Daarnaast ont wikkelden we een nieuw toetsingsinstru ment en voerden we in 2004 dertien quick scans uit naar digitaal archiefbeheer bij zelfstandige bestuursorganen en onderdelen van ministeries. Het nieuwe aan een rapportage over dit onderwerp is, dat Een dementerende over heid? de kennis bundelt die we recht streeks in de praktijk opdeden tijdens inspecties en onderzoeken. Voor het eerst hebben we op grote schaal in de praktijk vastgesteld hoe ambtenaren in hun werk met digitale archivering omgaan. We keken over de schouders van medewerkers mee naar de inhoud van hun persoonlijke schijven, e-mailboxen en databases. Zo kregen we een (somber) beeld van de mate waarin de bovengenoemde regelge ving in de praktijk haar beslag heeft gekregen, én van de mate waarin de rap portages van de Rekenkamer en andere aanbevelingen over het onderwerp digi taal archiefbeheer zijn vertaald naar beleid en concrete verbeteringen. Binnen de centrale overheid beston den en bestaan voor het beheer van papieren documenten meestal duidelijke afspraken. Doordat de digitalisering zich vliegensvlug voltrok en voor een groot Er is een volledige omslag in denken en doen nodig om een betrouwbare informatievoorziening bij de centrale overheid te kunnen realiseren. deel buiten het blikveld van de docu mentaire informatievoorziening, bleven kaders en afspraken voor de digitale informatievoorziening achterwege. In de tussentijd gingen medewerkers wel steeds meer gebruikmaken van de digita le omgeving om hun documenten in op te slaan, op een manier die optimaal aan sloot bij hun werkprocessen. Tegelijk bleef de DIV-afdeling op traditionele wijze dossiers vormen. Zo ontstond een tweestromenland aan informatie binnen veel organisaties. Deze analyse kunnen we onderbouwen aan de hand van wat we tijdens onze onderzoeken en inspec ties in de praktijk zijn tegengekomen. Zoals gezegd kwam grote input voor het rapport uit gesprekken met beleidsmede werkers van overheidsorganisaties en het bekijken van de digitale documenten die zij zelf beheerden. 'Ja, maar dat is geen archief!', was hierbij een veelgehoorde kreet. We hebben tijdens onze bezoeken veel tijd moeten besteden aan de uitleg waar om wij (en de Archiefwet 1995) de docu menten die (beleids)medewerkers zelf beheren wel als archiefbescheiden van de organisatie zien. Documenten in dit 'informele' archief kunnen zelfs nog wel waardevoller zijn dan de formele papie ren dossiers. Organisaties bewaren immers de informatie die nodig is om werkzaamheden te kunnen uitvoeren of om op een later moment verantwoor ding te kunnen afleggen over die werk zaamheden. Juist als we naar de inhoud van persoonlijke schijven, gezamenlijke schijven of mailboxen keken, dan zagen we dat ambtenaren daar documenten beheerden om hun werk goed te kunnen doen. Verantwoordingsinformatie in mailboxen, op persoonlijke schijven en in databases is dan ook essentieel bij de reconstructie van het primaire proces. We hebben gezien dat bij calamiteiten vaak in de eerste plaats moet worden teruggegrepen op het goede geheugen van medewerkers en op hun (digitale) werkdossiers. De opluchting is vaak groot als blijkt dat een medewerker - na lang zoeken - nog een versie (welke versie?) van een stuk te voorschijn kan toveren. Men laat alle hoop varen als de betrok ken medewerker al enige tijd is vertrok ken, want dan zijn de persoonlijke schij ven gewist en de papieren werkdocumen ten in de versnipperaar verdwenen. Wat dan overblijft is het formele archief, voor onze gesprekspartners uit het pri maire proces de plaats waar ze de formele stukken (met name brieven) naar sturen als ze afgehandeld zijn. Medewerkers van organisaties sturen stukken door naar het archief omdat het moet, niet omdat ze hier later nog iets aan kunnen hebben. Ook de traditionele DIV-afdelingen bewaren documenten vaak om het bewa ren, 'omdat dit van de Archiefwet moet'. Na vergelijkingen van de formele dos siers met digitale bestanden en werkdos siers, hebben we kunnen vaststellen dat 26 27 saaH?55&a!55 itiiiKngasrgtrr Door Hélen Heskes en Manja Koomen* De Rijksarchiefinspectie heeft in februari het rapport 'Een dementerende overheid?' uit gebracht. Het rapport heeft het beheer van digitale verantwoordingsinformatie bij de rijksoverheid als onderwerp en is het resul taat van uitgebreid praktijkonderzoek in 2003 en 2004. Voor het eerst werd op grote schaal bekeken welke digitale verantwoor dingsinformatie overheidsorganisaties behe ren en op welke wijze dit gebeurt. Eén van de hoofdconclusies van het rapport is dat er in sneltreinvaart een gat ontstaat in ons digitale geheugen. Het ontstaan van het probleem: de informa tierevolutie Rapport: Een dementerende overheid? Het rapport van de Rijksarchiefinspectie geeft een 'state of the art' van het beheer van digitale (verantwoordings)informatie bij de centrale overheid. Onze doelgroep is het management van organisaties bij de centrale overheid. Tijdens gesprekken met managers, DIV-medewerkers en ICT'ers bleek er grote onduidelijkheid te bestaan over de vraag wat nu eigenlijk digitale archiefbescheiden zijn. We geven in het rapport daarom eerst een afbakening aan van het onderwerp. Vervolgens stellen we ons de vraag of er nu eigenlijk wel zoveel verschil is tussen het beheren van papieren en digitale informatie. Het grootste deel van het rapport beschrijft de risico's die de overheid loopt als zij haar informatie onzorgvuldig blijft beheren: documenten raken voortijdig verloren door misverstanden, bewuste en onbe wuste schoonacties; documenten zijn niet terug te vinden omdat iedereen ze naar eigen inzicht heeft opgeborgen; documenten zijn niet juist meer te inter preteren doordat de juiste contextinfor matie ontbreekt; gegevens worden langer bewaard dan op grond van de privacy- en archiefwetgeving is toegestaan; documenten raken onbedoeld in de open baarheid. Het laatste hoofdstuk bevat een analyse van de risico's: hoe kunnen ze ontstaan, maar ook: hoe zouden ze kunnen worden voorko men? We sluiten af met een concluderend hoofdstuk en met aanbevelingen. Alle hoofdstukken bevatten voorbeelden uit de praktijk van onze inspecties en onder zoeken. Het volledige rapport kunt u vinden op www.rijksarchiefinspectie.nl ARCHItFINSPECT t iiniin Een dementerende overheid? 0» 'Uleol »»n dlflual I rrtwoo'rtlnailnfo'nijtia bij da cirM'fll Eerdere waarschuwingen en oplossingen De praktijk als basis E-mail is ook archief! archievenblad april 2005 april 2005 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 13