DE DICHTER FIX
TE HASSELK1825)
de praktijk
Vader Hendrik Fix was een verzamelaar. Hij stel
de een enorme collectie samen, een rariteitenka
binet. Vreemde opgezette dieren, portretten van
tijdgenoten, brieven van beroemde personen,
en hun haarlokken, en hun kostuums, en hun
doktersrekeningen, hun kadasterstukken, de
woningen waar zij huisden. Hendrik Fix had een
zoon, die opgroeide temidden van de verzamel-
stukken. Misschien was dat de oorzaak, het kan
ook zijn dat hij erfelijk was belast, maar zoon Fix
was niet geheel bij zinnen. Na zijn vaders dood
nam hij het verzamelheft in handen. Waar het
overzicht heel ordelijk was, trok hij de zaak uit
een, voor een orde die hem passend leek, hoe
hem leek dat het universum in elkaar moest ste
ken. Geel bij geel, rond bij rond, in de portret
tengalerij de langste neuzen bij elkaar, onderkin
nen lijst aan lijst. Moeder kreeg een eigen plaats,
moord, en vuur. En water. Het waterbeheer is in
de collectie van zoon Fix een van de meest uit
gesproken secties geworden. Ik heb dus in de
Overijsselse archieven goed gezocht naar stuk
ken in verband met waterbeheer. En vond een
dichtstuk van Fix. Dat Hendrik Fix de Tweede
dichten kon had ik nooit gedacht.
We verplaatsen ons naar Hasselt in Overijssel,
Hasselt, de trotse stad aan het Zwarte Water. Het
gaat om een inktzwarte bladzijde uit de geschie
denis van deze Hanzestad, de watersnood van
1825, waarbij vele huizen werden verwoest en
de schade na een minutieuze schatting als 'zeer
groot' werd betiteld. We volgen de belevenissen
van dijkgraaf Koerhuis, een luie man, die liever
in zijn leunstoel de Bijbel zit te lezen dan bij
nacht en ontij zijn ietwat lompe leden voort te
slepen over wal en kade. De titel luidt: 'Leerdicht
ter leniging van de nood onder de bevolking van
te Hasselt na de vloed in het rampjaar 1825'. Het
heeft er alle schijn van dat Fix de stad goed
kende. Over de waarheidsgetrouwheid van het
beeld dat Fix van dijkgraaf Koerhuis schetst ben
ik minder zeker, en ook van het portret van
Koerhuis' echtgenote Jans - duidelijk geteisterd
door de verschijnselen van de menopauze, waar
Fix II kennelijk een sterke persoonlijke belang
stelling voor had - ben ik niet helemaal zeker. In
een naschrift bij dit onvoltooide vers komt de
aap ook uit de mouw. Fix II had een hekel aan
dit echtpaar, dat hem blijkbaar eerder gastvrij
heid had geweigerd.
'Leerdicht ter leniging van de nood onder de
bevolking van te Hasselt na de vloed in het
rampjaar 1825' door Hendrik Fix de Tweede is
onvoltooid. Dit dichterlijke verslag van Fix II is
natuurlijk niet de betrouwbaarste bron. Dan kun
je beter het in 2002 door de IJsselacademie her
uitgegeven boek Overijssels Watersnood door de
negentiende-eeuwse, Zwolse schoolmeester en
dichter Ter Pelkwijk raadplegen. Fix vertelt bij
voorbeeld niet dat de kerk werd ontruimd, het
hele bankenplan uit het schip, om het vee onder
te brengen tijdens de storm. De Mastenbroeker
polder liep in 1825 onder water. De stranding
van de trekschuit van Hasselt naar Kampen op
de dijk, de heldendaad van modderschipper
Harm van Doorn die veertig
mensen behouden in de
Hasselter consistorie afleverde,
het feit dat de Friese schipper
Frans Janssen een heel gezin
van een zolder plukte en het
leven redde, bijgestaan door
twee moedige Hasseltenaars,
de heren Freriks en Kers, dat
twee vaste bruggen en één
vlotbrug de stormvloed niet
overleefden, over al die din
gen in het leerdicht van Fix
geen woord. Wat je bij Ter
Pelkwijk weer mist is de emo
tie van de waarnemer, met zijn
sympathieën en antipathieën.
Ook de schuldvraag, die altijd
opkomt in de ogenblikken
vlak na de ramp, vinden we bij
Fix.
Fix II en Ter Pelkwijk. Het is
mogelijk dat Fix II heeft
schoolgegaan bij de befaamde
Zwolse schoolmeester. En het
is niet uitgesloten dat een van
de leerlingen die op het Pelkwijk-portret
door Jacobus Schoemaker Doijer hun
onderwijzer omringen niemand anders is
dan Fix II. We zien drie leerlingen om de
geduldige schoolmeester dringen. Eentje
ervan is in aandacht verzonken. Hij heeft
een ridderorde van Pelkwijk een stukje
van de borst gelicht, en bestudeert het
eremetaal minutieus. In de collectie Fix is
een speciale afdeling, waarin de meest
uiteenlopende diploma's, onderschei
dingstekenen en glorieversierselen, alle
maal op naam van Hendrik Fix de
Tweede. Dit is tekenend voor de geestes
ziekte waaraan Fix II leed. De waan keizer
te zijn, of nog liever God zelve, is een
gebruikelijk symptoom in de ziektecate
gorie van Fix. Patiënten van dit slag
bestieren hun eigen universum, zij bren
gen de orde aan, zij zijn heerser in hun
eigen rijk, dat in hun fantasie even groot
is als de wereld zelf. De wereld is een ver
zameling losse verschijnselen, zo menen
ze, hun verzameling is dat ook, zij zijn
daar de baas, het middelpunt, de schep
per. Hun komt derhalve alle eer toe, alle
eretekenen en medailles en diploma's. Ik
denk dan ook dat als schilder Doijer de
hand van het ventje niet in zijn bewe
ging als het ware met olieverf bevroren
MÜ
had, dat het jongetje het eremetaal ogen
blikkelijk had losgerukt van Ter Pelkwijks
borst, om het zelf op te spelden. Hoe lan
ger ik erover nadenk, hoe meer ik over
tuigd raak dat het bij het medailleventje
gaat om de jonge Fix II. Opmerkelijk. Een
beeltenis van hem op zo jonge leeftijd
kende ik nog niet. Maar de trekken pas
sen: weelderig haar, gevuld gezicht, neus
en kaaklijn vertonen duidelijk al de
daadkracht van een waanzinnige.
Het beoefenen van geschiedenis is een
kwestie van puzzelen. Je verzamelt een
hoop details en probeert er een lijn in te
zien. Combineren, deduceren, dwalen,
thuiskomen en weer op pad gaan. Aan de
hand van fragmenten een idee ontwikke
len en dan kijken of het klopt. In een
archief rondwandelen, vervolgens de
deur achter je dichtslaan en vergeten wat
je vond, de gedachten herkauwen, je
komt op een conclusie, die vervolgens
weer vergeten, opnieuw het archief in, en
zo voort en zo verder. Het mooie is dat
hoe meer je je verdiept in een onder
werp, hoe meer je vindt.
In het begin van 2004 besloot ik de
levens te reconstrueren van vooralsnog
volstrekte onbekenden uit het verleden.
Van Vader Hendrik Fix, de stich
ter van de verzameling, vond ik
in het HCO een dagboek, bijge
houden tijdens diens Grand
Tour door Duitsland, Frankrijk
en Italië. Weduwnaar Fix I is
nooit meer getrouwd. Als verza
melaar correspondeerde hij met
beroemde tijdgenoten, ik vond
zijn brieven in verschillende
archiefinstellingen terug. Veel
over zeldzame stukken, en hoe
die heel te Zwolle te krijgen.
Terughoudend met persoonlijke
mededelingen is Fix I niet. Hij
schrijft over een grote schare
nakomelingen, verwekt bij de
stoet aan dienstboden. Een daar
van is Hendrik Fix II. De vader
moet iets bijzonders in dit kind
hebben gezien. In tegenstelling
tot alle anderen hield hij deze
zoon in huis, deed hem op
school bij de gerenommeerde
onderwijzer en onderwijspropa-
gandist Ter Pelkwijk - ik leid dit af uit de
aanwezigheid van de jonge Fix II op het
genoemde Pelkwijk-portret van Doijer -
en liet hem later studeren te Deventer.
Over de moeder van Fix II tast ik nog in
het duister. Ik weet niet of geestesziekte
tot het erfgoed der Fixen behoorde, maar
het kan zijn dat aan moederszijde krank
zinnigheid voorkwam. Om dat uit te zoe
ken zal ik moeten graven in de
Overijsselse gasthuisarchieven. Het leven
van Fix II, daar moet ik eigenlijk nog aan
beginnen. Maar een mooie vondst deed
ik al: het rijmloze 'Leerdicht ter leniging
van de nood onder de bevolking van te
Hasselt na de vloed in het rampjaar 1825'.
Geschiedenis is prachtig. Je kunt er als
gastarchivaris de mens in ontdekken, de
mens zoals je zelf niet bent maar best had
kunnen zijn, als omstandigheden en tijd
een beetje hadden meegewerkt. Je kunt je
inleven, je kunt als het ware het 'je staat
erbij en kijkt ernaar'-gevoel oproepen,
ook bij de 1825-ramp te Hasselt.
Het archief is een rijke omgeving. Je kunt
er schitterend mee aan de haal gaan.
Henry Fix II
als jongvolwassene.
Door Atte Jongstra*
Sinds voorjaar 2004 ben ik gastarchivaris in de
provincie Overijssel. Wat ben je dan, wat doe je
dan? Afleggen, of juist leggers oplichten uit de
beslotenheid der laden? Propaganda maken voor
en onrust brengen in wat traditioneel een rusthuis
voor papier en document wil zijn? Ik besloot me te
verdiepen in de wederwaardigheden van één fami
lie, genaamd Fix. Niet de arme tak, die eeuwen het
kalme bestuur beheerste van het Overijsselse stad
je Wilsum. Het gaat mij om de tot nog toe onbe
kend gebleven rijke tak, verzamelaars te Zwolle.
Een gast brengt altijd iets mee bij zijn bezoek, zo
ook een gastarchivaris bij archiefbezoek. Dit wordt
mijn eerbewijs: de schepping van een geheel nieu
we loot aan de stam der Fixen. Die wordt door mij
de archieven ingevoerd, alsof ze daar al eeuwen
was.
De jonge Fix II bestudeert eremetaal.
Atte Jongstra is gastconservator bij het Historisch
Centrum Overijssel.
20
archievenblad
april 2005
april 2005
archievenblad