e c e n s i e s ignalementen Ut Om die wrake wille. Eigenrichting, veten en verzoening in laat-middeleeuws Holland en Zeeland literatuur 5L 30 uteratuur Inventaris van het archief van de stad 's-Hertogenbosch 1262-1810 Tot ciraet, vermeerderinghe ende heerlyckmaeckinge der universiteit. Bestuur, instellingen, personeel en financiën van de Leidse universiteit, 1575-1812 Corien Glaudemans Historische Vereniging Holland/Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2004 ISBN 90-70403-52-8, 415 blz., 33,00 Eerwraak, bloedwraak, (familie)veten, het zijn begrippen die wij in onze westerse samenleving niet meer kenden, maar waarmee we sinds de komst van 'nieuwe Nederlanders' uit andere culturen opnieuw geconfronteerd worden. Collega Corien Glaudemans gaat in de handelseditie van haar proefschrift (waarop zij in 2003 aan de Rijksuni versiteit Leiden promoveerde) in op de vergelding van geweldsmisdrijven in de late Middeleeuwen in de graafschappen Holland en Zeeland. Het centrale ge zichtspunt in deze studie is eigenrichting en vetenvoering. Dit thema wordt vanuit verschillende gezichtspunten benaderd, waarbij niet alleen de historische weten schap, maar ook de sociologie en antro pologie worden benut. Na een inleiding, waarin stand van het onderzoek, pro bleemstelling, bronnen en begrippen worden geschetst, komen als voornaam ste onderwerpen in negen grote hoofd stukken, elk in kleine paragrafen onder verdeeld, het terugdringen van adels- veten, de vergelding na doodslag en de daders alsmede de oplossingen van geweldsconflicten aan de orde. Overal in West-Europa werd in de vroege en hoge Middeleeuwen vetenvoering als een aanvaardbaar middel tot conflicthantering beschouwd. Niet alleen na doodslag werden veten gevoerd, maar ook na vele andere geschillen. Na de negende eeuw is in het grootste deel van dit gebied de groep veten- voerenden beperkt tot edellieden.' (blz. 16). Later begon men die adelsvetenvoering echter onacceptabel te vinden. Toch bleef dit een vorm van conflictbehande ling die vrijwel uitsluitend door edellie den werd toegepast. In de late Middeleeuwen was de essentie van de adelsvete (in het Duitse taalgebied) niet zozeer wraakneming als wel genoegdoe ning. Boeren en burgers mochten alleen wraak nemen na doodslag. De auteur lardeert haar heldere en strak opgebouwde betoog met vele belangwek kende gegevens en casussen. Zo bleek het een veelvoorkomende gewoonte in Holland om de rechterhand van een gedo de persoon af te hakken en deze mee te nemen naar de rechtbank. Glaudemans vond in de door haar onderzochte reke ningen tussen ca. 1360 en ca. 1510 maar liefst 99 vermeldingen van afgehakte handen ten behoeve van klaagprocedu- res. Op blz. 84 is een Dordts register opgenomen, waarin een stadsklerk een afgehakte hand in de marge heeft gete kend. De beschreven periode laat een gewelddadige samenleving zien, waarin veel wapens in omloop waren. Men kende 'pothuven' (ijzeren pothelmen), borstharnassen, messen, stokken met ijzeren punten, 'wappers' (stokken of rie men met loden ballen) enz. Zodra de overheid een bepaald wapen verbood ontstond meteen een nieuwe variant. Een Zeeuwse kwestie uit 1467 riep bij mij een recente geruchtmakende moord in gedachten. Omstreeks 1466 werd de Zierikzeese poorter Betsman Hugo Booms- zoon door Adriaan Heinenzoon Pier Heinenzoonszoon en enkele medestan ders doodgeslagen. De hoofddader werd verbannen maar bleef vrij rondlopen en keerde zelf in 1467 naar zijn woning in Dreischor terug. Daar werd Adriaan door Ole, de broer van de vermoorde Betsman, en enige medestanders vermoord. Ole sneed zijn keel af en legde zijn wapens en vier zilveren stuivers op het lijk. (NB Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, sneed zijn slachtoffer de keel af, prikte twee dolken in zijn lichaam en liet een boodschap achter...) Rituelen zijn van alle tijden. Overigens deed Ole in dit geval nog meer. Hij onteerde het lijk van zijn tegenstander op grove wijze door tevens de neus af te snijden. Volgens een latere aanklacht had Ole bij het lijk van Adriaan naast 'zyn keel, zyn nuese' zelfs 'zyn hande ende voeten' afgesne den 'zoedat hy geen mensch en geleeck als hy gevonden worde' (blz. 159). De verleiding is groot te blijven citeren uit de vele inte ressante casussen die in dit volle en rijke boek worden beschreven. Hoewel het altijd gevaarlijk is bij historische studies parallellen te constateren of lijnen vanuit het verleden naar het heden door te trek ken, heeft het boek van Glaudemans mijns inziens zeker actualiteitswaarde omdat de beheersing van geweld in de samenleving, rituelen bij moord en vor men van wraak aan de orde komen. Zaken waar we helaas in de eenentwin tigste eeuw ook - weer - mee geconfron teerd worden. Veten waren in de veertiende en vijftien de eeuw het meest duidelijk zichtbaar in perioden van politieke crises. In hevige mate toonde zich dan de zwakte van het centrale gezag. Maar: 'Het gebruik van geweld werd in de zestiende eeuw steeds nadrukkelijker als een staatsmonopolie beschouwd. In Holland en Zeeland accep teerden de centrale autoriteiten vanaf het begin van de zestiende eeuw niet langer het oude recht van legitieme wraakneming op de dader van een doodslag.' (blz. 311). Wraak en veten verdwenen dus langzaam in onze streken vanaf de zestiende eeuw. Corien Glaudemans, oorspronkelijk af komstig uit het onderwijs en tegenwoor dig werkzaam bij het Haags Gemeente archief, na een periode als gemeentear chivaris van onder andere Brielle, heeft voor 'Om die wrake wille' langdurig onderzoek verricht in een groot aantal archieven. Een uitgebreide bronnen- en literatuurlijst, indices op zaken, topogra fische namen en persoonsnamen en een vijftal bijlagen zijn achterin dit belang wekkende boek opgenomen. Peter Sijnke archievenblad maart 2005 Signalementen door Peter Sijnke en Harry Strijkers. Jozef Hoekx en Valentijn Paquay Stadsarchief 's-Hertogenbosch, 2004 ISBN 90-74028-07-1, 1017 blz., 34,95 Een megaklus is geklaard. In twee kloeke delen, samen goed voor 1017 bladzijden en 548 jaar Bossche geschiedenis, heeft het Stadsarchief 's-Hertogenbosch een indruk wekkende inventaris uitgegeven, als deel 6 in de serie publicaties van het Stadsarchief 's- Hertogenbosch. Aan deze inventaris is meer dan een kwart eeuw gewerkt. Met dit omvangrijke werk is het oude administratie ve archief, het belangrijkste archief van de stad 's-Hertogenbosch, toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. De inventaris ver vangt onder meer twee voorgangers die nog uit de negentiende eeuw dateren. Het is heel bijzonder voor Nederland dat een inventaris van een dergelijke omvang in deze tijd het licht ziet. Een archiefinventaris maakt men, door zijn omvangrijkheid én zijn nauwkeu righeid, normaal eens in de honderd jaar. Het archief van de stad 's-Hertogenbosch is het oudste en meest omvangrijke archief dat in de depots van het stadsarchief wordt bewaard. Het bevat in hoofdzaak de perka menten en papieren neerslag van het hande len van het stadsbestuur en de stedelijke secretarie vanaf de eerste eeuw na de verle ning van stadsrechten aan de stad tot aan de periode van het Franse Keizerrijk. Qua ouder dom, omvang en inhoud is het ongetwijfeld het belangrijkste archief van 's-Hertogen bosch. Met originele stukken vanaf de der tiende eeuw en historische gegevens van voor 1200 is dat gewoon een feit. Het archief materiaal beslaat ongeveer 400 meter papie ren documentatie en ruim elfhonderd perka menten oorkonden. Deze nieuwe inventaris (ook wel terecht 'infotaris' genoemd) is ver vaardigd door mr. Jozef Hoekx en zijn opvol ger drs. Valentijn Paquay en vervangt de oude werken van R. van Zuylen en J. Sassen uit 1860 en 1862-1865. Hoekx en Paquay hebben, achtereenvolgens, in de afgelopen 20-25 jaar de indeling en ordening gemaakt van deze bijna 10.000 nummers tellende inventaris die een juridische nauwgezetheid toont. Ook de rijke collectie charters is in H E R T O C F N B O S C H deze inventaris op genomen. De uit gebreide inleiding van maar liefst 137 bladzijden en de concordansen met oudere uitgaven in de bijlage op cd- rom, bieden in elk geval aan de onderzoekers van de stad en haar burgers vele nieuwe mogelijkheden om de geschiedenis van 's-Hertogenbosch in detail te bestuderen. Deze onderzoekers kunnen in hun handen wrijven. In navolging van de inventaris van dr. R. van Maanen van de stad Leiden was het misschien hier ook mogelijk geweest om op dit omvangrijk archivistisch werkstuk te promoveren. De moeilijkheid was dan misschien wel: wie van de twee archiva rissen? De toegankelijkheid van het verleden van 's-Hertogenbosch is gewaarborgd. De hui dige overgang van papieren naar digitale archivering betekent een revolutie. De ambte naar is nu zelf degene die archiveert. De toe komst zal moeten uitwijzen of dat, in het algemeen, een vooruitgang is voor het behoud van het cultureel erfgoed op zeer lange termijn, ook in 's-Hertogenbosch. (HS) Ronald Sluijter Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2004 ISBN 90-6550-754-x, 344 blz., 32,00 Ronald Sluijter maakt in dit boek een analyse van de Leidse universiteit als bedrijf. Niet de buitenkant van het academisch leven staat hierin centraal, maar de organi satie. Het bestuur van de Leidse universiteit werd in de onderzochte periode gevormd door een college van zeven personen: drie door de Staten van Holland aangestelde curato ren en de vier burgemeesters van de stad Leiden. De belangrijkste taken van dit Curatorium waren het beheer van de aan de universiteit toegewezen goederen en finan ciën, het aannemen van professoren en ove rig personeel en het vaststellen van het sala ris. Het onderzoek richt zich op de wijze waarop het Curatorium zich van deze taken kweet in de periode van 1575 tot 1812 en het belang hiervan voor het internationale aanzien van de universiteit in met name de zeventiende eeuw en de neergang in de tweede helft van de achttiende eeuw. Hierbij wordt, naast de praktische gang van zaken, aandacht geschonken aan de mate van onafhankelijkheid van het Curatorium ten opzichte van de Staten van Holland, de samenwerking binnen het college tussen curatoren en burgemeesters en de verhou ding van het college tegenover de senaat, de Tot cirxt, vcrmeerdcringc ende heerlyckinarcking der universïteyt' vergadering van professoren. Aan de hand van de conclusies kan, voor zover moge lijk in verband met de schaarse litera tuur over dit on derwerp, een ver gelijking worden gemaakt met ande re universiteiten. Sluijter toont bovendien aan dat de universiteit in financieel opzicht meermalen op de rand van de afgrond balanceerde. Ook voor genealogen is dit boek een bron van informatie door de opge nomen lijsten van docenten, beroepenen, bestuur en personeel. Naast uitgebreid lite ratuuronderzoek heeft de auteur uitvoerig archiefonderzoek gedaan, onder meer in het Nationaal Archief en diverse streek- en stadsarchieven in de omgeving. (HS) maart 2005 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 15