en nauwelijks in de archieven te vinden!
HET ORGAAN
De Sociaüsüsefie Mllltm
DE REVEILLE
■HHU
■B
de praktijk
de praktijk
19
Niet voor God en niet voor het vaderland
Door Ron Blom en Theunis Stelling*
In 1996 begonnen wij met een onderzoek
naar soldatenorganisaties tijdens de Eerste
Wereldoorlog, hetgeen in maart van 2004
resulteerde in het proefschrift Niet voor God
en niet voor het vaderland. Linkse soldaten,
matrozen en hun organisaties tijdens de
mobilisatie van '14-'18. Eigenlijk waren we
geïnteresseerd in deze materie omdat we
beiden bestuurslid waren geweest van de
Vereniging van Dienstplichtige Militairen
(WDM), de roemruchte soldatenbond die
tussen 1966 en 1996 de gemoederen in het
leger danig bezighield en het imago ervan
veranderde. Denk aan het lange haar dat
door toedoen van de bond voor militairen
mogelijk werd. Maar wat toentertijd altijd
opviel, was dat bestuurders en betweters
altijd beweerden dat de WDM zo'n beetje de
eerste soldatenorganisatie ter wereld was.
En natuurlijk twijfelden wij daar ten zeerste
Het was ons stellige idee dat er ook
eerder in ieder geval iets geweest moest
zijn en dat idee werd gevoed door de
gebeurtenissen in de Harskamp eind okto
ber 1918, waar soldaten barakken en een
kantine platbrandden. Zat daar bijvoor
beeld geen organisatie achter? En toen
was het besluit gevallen om daarnaar te
gaan kijken. We kunnen nu na al die jaren
wel stellen dat we toen niet wisten waar
we aan begonnen. Want welke archieven
moesten geraadpleegd worden? Welke
bronnen waren er? En waar waren deze te
vinden?
Natuurlijk waren we er snel achter dat er
inderdaad al eerder soldatenorganisaties
waren. In oktober 1918 kwamen we in de
kranten een Bond van Nederlandsche
Dienstplichtigen en een serie soldatenra-
den tegen. Maar, men zal het wel kunnen
raden, deze organisaties hadden geen
archieven nagelaten. Slechts voor de mari
ne bleek de situatie wat gunstiger. Van de
Bond voor Minder Marinepersoneel ble
ken nog wel jaarverslagen en blaadjes te
zijn gearchiveerd. Maar dat was een
beroepsbond en voor de dienstplichtigen
was er maar bitter weinig.
Ontevreden
Met organisaties alleen waren we
natuurlijk niet klaar. We moesten ook de
levens- en arbeidsomstandigheden waar
onder de dienstplichtige diende, kunnen
beschrijven. Immers, er waren acties, sol
daten muitten soms en dat alles moest
zijn redenen gehad hebben. Waarom sol
daten ontevreden waren, werd eveneens
een kernvraag van ons onderzoek. En men
zal het wel kunnen raden, ook daarover
waren er natuurlijk voor deze periode
geen archieven die we zeker zouden moe
ten raadplegen.
En zo begon een zoektocht langs de vele
archiefinstellingen die ons land rijk is.
Heel belangrijk bleek het Internationaal
arnawiisawden-
fdeeling Amsterdam.
Aan den Burgemeester
van Amsterdam.
Ondergeteekende aZf.
gehuwd
verzoekt in
aanmerking te komen voor 60 dagen vergoeding
wegens kostwinnerschap en de vijf-en-zeventig
cents toeslag per dag voor eigen levensonderhoud,
volgens beschikking van de Ministerieele circulaire
d.d. 27 December 1918, afd. Dienstplicht 109 j,
voor gedemobiliseerden.
Brengt verder ter Uwer kennis, dat hijj
vergoeding per dag genoot én_
1918 door de demobilisatie den militairen dienst
heeft verlaten;
mijn gezin bestaat uit
-ife-öfccsttvHttiei ben vudi
Hoogachtend^
-
Amsterdam,*^/. Januari 1919.
JL
personen.
•VIA
Een van de twee regels doorhalen.
ky-.:ï''.'--■iB.i'imt
archievenblad
Aanvraagformulier voor steun. Dit verzoek werd vanwege
fraude afgewezen. Gemeentearchief Amsterdam, Archief
Algemeen Steuncomité Amsterdam, 855, inv.nr. 556.
Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG),
waar we een scala van linkse grote en klei
ne kranten (ook van dienstplichtigenorga
nisaties) vonden. Verder bleek het archief
van de Sociaal-Democratische Arbeiders
partij (SDAP) een map over mobilisatie
clubs te bevatten. Tezamen met de partij
krant van de SDAP Het Volk was het in
ieder geval mogelijk om de geschiedenis
van de sociaal-democratische soldatenor
ganisaties in kaart te brengen. Uiteraard
kwam daarnaast het Nationaal Archief in
beeld. Helaas bleken de geheime archie
ven van de ministeries van Oorlog en
Marine en dat van de Centrale Inlich
tingendienst (Cl) in de meidagen van
februari 2005
1940 vernietigd te zijn, de geheime verba
len van Justitie en de archieven van het
veldleger en de generale staf bleken intact
te zijn. Ook andere legerarchieven boden
informatie.
Bij het Instituut voor Maritieme Historie
bevond zich het tien meter grote, toen
nog ongeïnventariseerde, archief van de
Vereniging Belangenbehartiging Militai
ren/schepelingen bij de Zeemacht. Dit
bevatte waardevol materiaal van de onder
sterke sociaal-democratische invloed staan
de Bond voor Minder Marinepersoneel.
We hebben ruim gebruik kunnen maken
van de reconstructie van de CI-rapportage
door het Instituut voor Nederlandse
Geschiedenis, dat zich daarbij baseerde op
de rapporten die in de archieven van
andere overheidsorganen zijn bewaard.
Aansluitend zijn wij weer nieuwe stukken
van de Cl op het spoor gekomen, vooral
in de diverse politiearchieven.
Naast de landelijke archieven bezochten
we provinciale en lokale instellingen.
Wanneer we het vermoeden hadden dat er
ergens een soldatenclub had bestaan, dan
hoopten we dat de politie die ook zou heb
ben opgemerkt en de handel en wandel
ervan nagetrokken had. In een aantal
gemeentes, en dan vooral Rotterdam en
Leiden, was dat het geval geweest. In de
plaatselijke archiefbewaarplaatsen vonden
we nauwkeurige verslagen van wat er op
verenigingsavonden plaatsvond. Deze
archieven waren voor ons een openbaring.
We kunnen wel stellen dat we in enkele
gevallen absoluut de eersten waren die
bepaalde stukken raadpleegden. Sommige
daarvan waren na een periode van 75 jaar
pas net openbaar geworden. We herinne
ren ons de surveillancerapporten van de
politie in Vlissingen die in dichtgeplakte
enveloppen onder een dikke laag stof ver
borgen zaten. Soms gebeurde het dat
archiefmedewerkers de wet maar slecht
kenden en dat inzage van politiestukken
werd geweigerd vanwege die openbaar
heid. De tegenwerping dat voor stukken
uit de periode 1914-1919 in alle gevallen
de termijn van 75 jaar allang verstreken
was, hielp weinig. Slechts door een ver
zoekschrift aan een lokale politiechef kon
den we het 'recht' op inzage verwerven.
Steuncomités
Zoektochten door lokale archiefin
stellingen leverden zoals gezegd nogal
eens verrassingen op. Dat de politie linkse
vergaderingen in de gaten hield, konden
we echter nog wel vermoeden. In de lite
ratuur was daar namelijk al eens op gewe
zen. Wat we in ieder geval niet wisten, was
dat plaatselijke steuncomités archieven
hadden nagelaten. Vrij direct na het uit
breken van de oorlog in augustus 1914 was
op initiatief van koningin Wilhelmina het
Koninklijk Nationaal Steuncomité in het
leven geroepen. Oorlog en mobilisatie
brachten velen in ernstige problemen.
Ondernemers kampten met een tekort
aan arbeidskrachten omdat hun onderge
schikten in dienst moesten. Vele bedrij
ven moesten de poorten sluiten. Dat had
weer tot gevolg dat arbeiders die niet
gemobiliseerd werden, werkloos raakten.
Al diegenen die onder deze omstandighe
den de eindjes niet meer aan elkaar kon
den knopen, konden bij de lokale comités
aankloppen voor ondersteuning.
De steuncomités, die onder anderen door
vertegenwoordigers van mensen uit de
vakcentrales werden bestuurd, waren in
wezen geen overheidsinstellingen en er
waren dan ook geen vaste geldstromen
van een of ander overheidsorgaan rich
ting steuninstellingen. Ze konden slechts
werken door donaties, waarvan de meeste
van particulieren afkomstig waren.
Voor ons boden de archieven enig inzicht
in de steun die de gezinnen achter de
gemobiliseerde soldaat ontvingen. Na de
mobilisatie bleven de instellingen nog
enige tijd bestaan en namen vertegen
woordigers van soldatenorganisaties in
sommige plaatsen zitting in deze comités.
De nadruk ligt echter op enig, want juist
omdat het geen overheidsinstellingen
waren, bestonden er ook geen richtlijnen
voor archivering met als gevolg dat de
inhoud van de archieven kwalitatief en
kwantitatief nogal varieert. In sommige
plaatsen is zelfs helemaal niets bewaard
gebleven. Elders zijn de stukken slecht
geordend. Inventarissen zijn er zelden.
Ook het archief van de landelijke organi
satie, aanwezig in het Nationaal Archief, is
verre van compleet.
Voor onderzoekers van de sociale geschie
denis van de mobilisatieperiode in
Nederland zouden deze archieven wel
eens van grote waarde kunnen zijn. Het
verdient misschien daarom wel aanbeve
ling om te inventariseren waar archieven
van steuncomités bewaard zijn gebleven
en de inhoud ervan globaal te beschrij
ven. In ieder geval zou dat ook voor ons
onderzoek belangrijk zijn geweest. Want
het was ondoenlijk om alle archiefinstel
lingen af te lopen en na te gaan of er iets
interessants te vinden was. Het zou zo
maar kunnen dat we bijvoorbeeld een aar
dig overzicht van verstrekte uitkeringen
hebben gemist. Op grond hiervan zouden
we nadere conclusies hebben kunnen
trekken.
Slagveld
Wanneer de lezer van ons boek de lijst
van geraadpleegde archieven naloopt, dan
zal hem of haar opvallen dat we heel veel
hebben kunnen gebruiken. Natuurlijk
vonden we in het ene archief meer dan in
het andere, maar elke verzameling van
stukken leverde toch wel een stukje voor
onze puzzel op. Een van onze promotoren
omschreef het onderwerp van ons proef
schrift als een slagveld en daarmee sloeg
hij de spijker op zijn kop. Want het was
vechten om gegevens en die strijd hebben
we na acht jaar onderzoek zelfs lang niet
in alle gevallen kunnen winnen. Lacunes
zijn er gebleven. Voor historici na ons ligt
er nog een schone taak om bepaalde vra
gen nader te onderzoeken. Tot besluit wil
len we hier een aantal onderzoeksterrei
nen noemen:
Militair en criminaliteit. Tijdens de
mobilisatie stegen de criminaliteitscij
fers in het leger en op de vloot buiten
proportioneel. Maar welke militairen
bedreven nu de meeste misdrijven? Was
dat de jonge rekruut of was het de kost
winner met een gezin achter zich?
Speelde de sociale achtergrond hierbij
een rol? Het beantwoorden van deze
vragen is een tijdrovend werk maar de
archieven die hiervoor geraadpleegd
moeten worden zijn er, namelijk de
straf- en controlelijsten, de archieven
van de krijgsraden in Arnhem, Den
Bosch en Den Haag.
Vervaging van normen en waarden
op seksueel gebied. Het aantal geval
len van geslachtsziekten in vooral het
landleger steeg indertijd enorm.
Buitenechtelijk geslachtsverkeer en
prostitutie waren hiervan de oorzaken.
februari 2005
Van De
zREENJGING VAN LANDSTORMPLICHTIGEtV
Jgijar* IN NEDERLAND [SgafgSSs
Algemeen Adres: Hoefkade 537. Den Haag
ORGAAN VAN DEN BOND VAN SOCIAALDEMOCRATISCHE MOBILISATIECLUBS
ORGAAN VAN DEN BOND VAN NEDERLANDSCHE DIENSTPLICHTIGEN
PPf rfit I
inrlrrl fin tlif
Sociaal-democratische lectuur voor de soldaat.
Ook homoseksualiteit kwam regelmati
ger voor. Had deze ontwikkeling conse
quenties voor het gezinsleven na de
mobilisatie? Nam het aantal echtschei
dingen toe? Lokale politiearchieven en
de uitspraken van de burgerlijke recht
bank inzake echtscheidingen kunnen
behulpzaam zijn bij de beantwoording.
Ons onderzoek betrof vooral de
linkse soldatenorganisaties. Maar er
waren er meer. Ook neutraal en religieus
gezinde soldaten kenden hun vere
nigingen. In ons boek noemen we er een
aantal, zonder deze uitgebreid te analy
seren. We weten bijvoorbeeld dat er een
explosieve groei was van het aantal
militaire tehuizen met de bijbehorende
verenigingen. Kerkelijke archieven,
maar ook lokale kranten, moeten meer
inzicht kunnen verschaffen in activitei
ten, toe- of afname van ledentallen en
de rol die de clubs op lokaal niveau
speelden.
De lijst zou nog veel langer kunnen
zijn. We laten het aan de lezer over om er
onderwerpen aan toe te voegen. Het lezen
van ons boek zou hem of haar daarbij
kunnen helpen.
Ron Blom is werkzaam bij de sectie Verwerving van
het Gemeentearchief Amsterdam en Theunis Stelling
werkt als docent aan een ROC.
Ron Blom en Theunis Stelling, Niet voor God
en niet voor liet vaderland. Linkse soldaten, matrozen
en hun organisaties tijdens de mobilisatie van '14-'18.
Aspekt, Soesterberg, 2004, 1117 blz., 45,00. Het
boek is verkrijgbaar in de boekhandel. B
archievenblad